Operating Instructions and Installation Instructions

12
2. VOOR DE
INSTALLATEUR
2.1 Installatievoorschriften
Het toestel mag alleen in een ruimte
geplaatst worden indien deze voldoet
aan de nationale en plaatselijke geldende
voorschriften. Deze ruimte dient vorstvrij
of tegen vorst beveiligd te zijn.
Het toestel mag niet in vochtige of natte
ruimten worden geïnstalleerd.
De isolatieklasse van het toestel is: IP X1
2.1.1 Installatie algemeen
De installatie dient te geschieden door
een erkend installateur overeenkomstig
de algemeen en plaatselijk geldende
voorschriften van elektriciteit – en
waterleidingbedrijven.
2.1.2 Wateraansluitingen
De maximaal toegestane bedrijfsdruk van
het toestel bedraagt 8 bar (= 800 kPa).
Koudwaterzijdig moet het toestel van
een afsluitkraan en een goedgekeurde
inlaatcombinatie voorzien zijn. De
inlaatcombinatie dient, overeenkomstig
de voorschriften, zo dicht mogelijk bij
het toestel gemonteerd te worden. Men
dient de inlaatcombinatie regelmatig
te laten werken met als doel een
blokkade te vermijden ten gevolge van
kalkaanslag. De afvoerleiding van de
inlaatcombinatie dient zodanig geplaatst
te worden dat deze steeds naar beneden
afhelt. Tussen de inlaatcombinatie en
het toestel mag nooit een afsluiter of
terugslagklep geplaatst worden.
Tijdens opwarmen van het toestel
zal expansiewater (als gevolg van
temperatuurverhoging) via de overstort
van de inlaatcombinatie de afvoer
in druppelen. Dit is een normaal
verschijnsel. Het druppelen mag nooit
verhinderd en/of geblokkeerd worden.
De afvoer dient ten alle tijde vrij te blijven
t.o.v. omgeving.
Het toestel dient voorzien te worden van
een temperatuur- en drukbeveiliging(
T&P-ventiel). Deze is meegeleverd met
het toestel. De overstort van het T&P
ventiel dient aangesloten te worden op
de afvoer.
Bij een waterleidingdruk van meer dan
8 bar (= 800 kPa) moet tevens een
goedgekeurd reduceertoestel geplaatst
worden.. Bij het vervangen van oud
toestel door een nieuw, moet ook de
inlaatcombinatie worden vernieuwd.
2.1.3 Elektrische aansluiting
De elektrische installatie mag
alleen geschieden door een erkend
installateur en overeenkomstig de
algemeen geldende voorschriften
van het energiebedrijf. Dit toestel
dient te worden voorzien van een
al-polige hoofdschakelaar met een
contactscheiding van ten minste 3 mm
indien gebruik wordt gemaakt van een
vaste aansluiting.
Dit toestel heeft in de fabriek een
volledige aardings-, hoogspanning- en
functionele test ondergaan.
Als gevolg van transport en/of gebruik
van het toestel kunnen geschroefde
draadaansluiting lostrillen.
Om die reden schrijven wij voor om
te controleren of alle geschroefde
draadaansluitingen vast zitten, alvorens
het toestel in bedrijf te stellen.
Ook bij inspectie- en
onderhoudswerkzaamheden schrijven
wij voor om alle draadaansluitingen te
controleren.
Waarschuwing:
Het toestel moet geaard zijn.