Instructions

3
6. Testen van de beveiligingen
Behalve een functiecontrole van de veiligheidsschakelaar moet de effectiviteit van de beveiligingen
overeenkomstig de geldende opbouwbepalingen getest worden. Voor een foutstroom- beveiliging
bedragen de maximaal toelaatbare aardingsweerstanden:
7. Kortsluitvastheid
6000 A, in verbinding met een voorzekering 63 A /gl of een STOTZ- hoofdzekeringsautomaat S
700 – E 63.
8. Schoonmaken
Een vuile veiligheidsschakelaar kunt u, indien deze niet droog schoongemaakt kan worden, met
een in een zeepsop licht bevochtigd doek schoonmaken. Bij het schoonmaken moet de schakelaar
stroomloos zijn. In geen geval mogen bijtende reinigingsmiddelen of oplossingen gebruikt worden.
9. Onderhoud
Naast de regelmatige functiecontrole is er geen onderhoud nodig.
10. Storingen
Beschadigingen (bijv. door transport, opslag) mogen niet gerepareerd worden. Als de FI-
beveiliging bij de ingebruikneming direct geactiveerd wordt, moet het bijgeschakelde
bedrijfsstroomcircuit en de aangesloten verbruiksmiddelen op aardsluiting gecontroleerd worden.
Aanwezige verbindingen of isolatiefouten tussen de nulleider en de veiligheidsschakelaar aan de
kant van de belasting moeten verholpen worden.
Als de FI- beveiliging bij de eerste functiecontrole niet geactiveerd wordt, moet eerst gecontroleerd
worden of het te testen stroomcircuit juist aangesloten is.
Als de genoemde controles niet de oorzaak zijn of er is geen functiecontrole mogelijk dient de FI-
beveiliging vervangen te worden.
Bij het openen van het apparaat vervalt het recht op garantie.