Installation Owner manual

14
NL
10.2 Bedieningselementen
De inbraakalarminstallatie is in staat, maximaal vier
bedieningselementen te gebruiken die in één BUS
aangesloten zijn.
De bedieningselementen kunnen als ring of stervormig
met de alarmcentrale verbonden worden. Sluit het
bedieningselement als volgt aan.
Naar het volgende bedieningselement/centrale
Aansluitklem: 0V
Naar het volgende bedieningselement/centrale
Aansluitklem: 12V
Naar het volgende bedieningselement/centrale
Aansluitklem: CLK (clock)
Naar het volgende bedieningselement/centrale
Aansluitklem: DATA (data)
De maximale lengte van de databus mag niet meer dan
200m bedragen. Gebruik voor de bedrading van de
bedieningselementen een snoer met een
leidingdoorsnede van min. 0,22mm
2
.
Bovendien kunnen de volgende elementen op de
bedieningselementen aangesloten worden:
ET: Een toets voor het handmatig beëindigen van de
uitgangsvertragingstijd. Het contact is als normally
open (NO) geschakeld en moet voor het activeren
gesloten worden.
Ext. tamper: Een aanvullende ingang op het
bedieningselement waarop een extern
sabotagecontact (NC) aangesloten kan worden. Het
contact moet voor het activeren van een
sabotagealarm geopend worden.
PANIC I/P : Dze ingang heeft geen functie.
1
2
3
4
5
6
7
OPMERKING: De aansluitleidingen moeten van boven
in de klembruggen worden gestoken.
Codering van de bedieningselementen
Bedieningselement 1: Geleiderbrug niet ingestoken
Bedieningselement 2-4: Geleiderbrug overeenkomstig op
de PIN met het nummer 2, 3 of 4
ingestoken.
Achtergrondverlichting
Achtergrondverlichting aan:Geleiderbrug ingestoken.
codering
bedieningselementen
achtergrondverlichting
volume zoemer
sabotagecontact
zoemer
1
2
3
4
7
6
5