Inhoudsopgave Inhoudsopgave 1 Voorwoord . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2 2 Veiligheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4 3 Beschrijving & uitvoering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12 4 Ingebruikneming . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13 5 Voor vertrek . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1 1 Voorwoord Voorwoord U wilt nieuwe horizonten verkennen? Wij helpen u daarbij! Hartelijk gefeliciteerd met uw nieuwe ADRIA-VAN. Wij hebben uw voertuig zo ontworpen en gebouwd, dat u veel plezier met uw “vakantiehuis op wielen” zult hebben. 1.1 Vóór de eerste reis • Neem even de tijd en lees deze gebruiksaanwijzing op één van de comfortabele zitplaatsen in uw voertuig door.
Voorwoord 1.3 1 Onderhoud en reparaties • Voor onderhouds- en reparatiewerkzaamheden, alsmede bij speciale vragen, gelieve u te wenden tot uw ADRIA-dealer. – De medewerkers van deze geautoriseerde werkplaats helpen u graag met raad en daad verder. – Alleen originele onderdelen garanderen de kwaliteit en een goed functioneren van uw voertuig.
2 Veiligheid 2 Veiligheid 2.1 Veiligheidsinstructies Deze paragraaf bevat veiligheidsinstructies, die bij het gebruik van het voertuig te allen tijde dienen te worden aangehouden. Aanwijzing! Wij wijzen er nadrukkelijk op dat wij niet aansprakelijk zijn voor schade en bedrijfsstoringen die voortkomen uit het niet in acht nemen van deze gebruiksaanwijzing. 2.1.
Veiligheid 2.2 Algemene veiligheidsinstructies • • • • • • • 2.3 Voor vertrek alle voorwerpen veilig opbergen. Alle kleppen, deuren, ramen en luiken goed sluiten. Vloeistoffen in morsvrije containers bewaren. Bij verblijf in het voertuig ventilatieroosters en -openingen altijd open houden en nooit afdekken, daar anders door verhoogde koolmonoxide gevaar voor verstikking dreigt. De gebruiksaanwijzingen van het voertuig en alle ingebouwde apparatuur (b.v.
2 2.3.1 Veiligheid Rijden met de Van • • • • • • • Rij voorzichtig en overeenkomstig uw rijervaring, neem de grotere afmetingen en het grotere gewicht van het voertuig in acht. Neem de tijd om aan het voertuig te wennen. Bochten altijd ruim nemen en langzaam rijden. Door de lengte van het voertuig en zijn gewicht gedraagt het voertuig zich in bochten anders dan een personenauto. Bij een afslag of kruising trekt een kampeerauto veel langzamer op dan een personenauto.
Veiligheid 2.5 2 Veiligheidsinstructies van de gasinstallatie Gevaar! Vergiftiging door gas Bij gaslucht of vermoeden van vrijkomend gas de volgende maatregelen nemen: Gevarenzone evacueren! Gasfleskraan afsluiten! Ontstekingsbronnen, open vuur en roken vermijden! Ruimte goed luchten! Campingbeheerder en eventueel brandweer in kennis stellen! Gevaar! Explosiegevaar Bij het tanken en op veerboten of in garages mag er geen gastoestel in gebruik zijn. Sluit alle snelsluitkranen en de kraan van de gasfles.
2 2.5.1 Veiligheid Gasstel Gevaar! Verstikkingsgevaar Bij het gebruik van het gasstel in regulier bedrijf bestaat acuut levensgevaar door zuurstofgebrek en het eventueel ontstaan van reukloos en giftig koolmonoxide (CO)! Bij het gebruiken van het gasstel altijd voor goede ventilatie zorgen. Altijd een raam, dakluik of deur open houden. Het gasstel nooit als verwarming gebruiken.
Veiligheid 2.5.3 2 Gasapparatuur algemeen Bij het gebruik van de gasinstallatie het volgende in acht nemen: Regelaars en rookgasleidingen om de 2 jaar laten keuren! De keuring moet op het keuringsbewijs volgens DVGW-werkblad G 607 bevestigd worden. De gebruiker moet opdracht geven om de keuring uit te voeren. De rookgaspijp moet zowel op de gasverwarming als op de schoorsteen dicht en vast zijn aangesloten. De pijp mag niet beschadigd zijn.
2 2.6.1 Veiligheid Veiligheidsinstructies noodstroomaggregaat (speciaal toebehoren) Bij het gebruik van noodstroomaggregaten het volgende in acht nemen: Spanningsschommelingen bij het gebruik van een noodstroomaggregaat te allen tijde vermijden om schade aan de elektrische installatie en aan de elektrische apparaten te voorkomen. Meer informatie vindt u in de afzonderlijke handleiding van de fabrikant. Aanwijzing! Wij raden aan om door uw dealer een spanningsbewaker te laten aanbrengen. 2.
Veiligheid 2.8 2 Veiligheidsinstructies dak Waarschuwing! Gevaar voor verwonding en beschadiging van het voertuigdak Het dak van de Van niet betreden. Sneeuw en ijs van het dak en de dakluiken verwijderen. Gebruik hiervoor een ladder die u tegen de rand van het dak zet. 2.9 Veiligheidsinstructies achterdragersystemen (speciaal toebehoren) Waarschuwing! Gevaar voor verwonding en beschadiging van het voertuig Bij de montage van een achterdrager de wettelijke voorschriften in acht nemen.
3 Beschrijving & uitvoering 3 Beschrijving & uitvoering 3.1 Over deze gebruiksaanwijzing In de grafieken ter verklaring van de uitvoering betekenen “zwarte pijlen” altijd het uitschakelen of sluiten van het betreffende onderdeel en “witte pijlen” het inschakelen of openen. 3.2 Opbouw De Vans zijn als volgt opgebouwd: • • • Buitenwand: staalplaat Isolering: X-Trem / polystyreen Binnenwand: triplex Om de verkeersveiligheid te verbeteren is aan de achterkant boven een 3e remlicht aangebracht. 3.
Ingebruikneming 4 Ingebruikneming 4.1 Voertuig aanmelden 4 Vóór de eerste rit moet het voertuig overeenkomstig de nationale voorschriften worden aangemeld en worden voorzien van een kentekenplaat. Voertuigen mogen alleen met een geldige verzekering aan het verkeer deelnemen. Het voertuig heeft een wettelijke EG-vergunning. 4.2 Eerste ingebruikneming Waarschuwing! Veiligheidsinstructies moeten worden opgevolgd Vóór ingebruikneming van het voertuig de veiligheidsvoorschriften (hoofdstuk 2.
5 Voor vertrek 5 Voor vertrek 5.1 Voertuig beladen Waarschuwing! Gevaar voor verwonding en ernstige beschadiging van het voertuig Door het klappen van een band kan het voertuig buiten controle raken. Toegestaan totaal gewicht van het voertuig niet overschrijden. De bandenspanning regelmatig controleren (hoofdstuk 22.1). Door een te lage bandenspanning kan een band klappen.
Voor vertrek 5 Aanwijzing! Het volledig beladen voertuig voor vertrek op een openbare weegschaal wegen. VOERTUIG VERKEERD BELADEN! • Bestuurbaarheid en remwerking nemen af. 10100095 Afb. 1 Voertuig verkeerd beladen VOERTUIG JUIST BELADEN! • Voorwerpen indien mogelijk tussen de assen opbergen. • Zware voorwerpen laag opbergen. • Lichte voorwerpen boven onderbrengen. 10100094 Afb. 2 Voertuig juist beladen Aanwijzing! Bij montage van achterdragers letten op: 5.
5 5.3 Voor vertrek Algemene check voor vertrek Waarschuwing! Gevaar en schade door niet bevestigde lading Na enkele kilometers te hebben gereden controleren of de bijlading in het voertuig niet is gaan schuiven. Voor vertrek de checklists (hoofdstuk 23) doornemen. 5.4 Bevestigingssysteem ISOFIX voor kinderzitjes Afhankelijk van het model zijn sommige voertuigen uitgerust met het ISOFIX bevestigingssysteem voor kinderzitjes. Kies het passende kinderzitje voor uw kind overeenkomstig de tabel (Tab. 2).
Voor vertrek 5 Voor kinderen van ...
5 Voor vertrek • • • Altijd banden van hetzelfde type, fabrikaat en gelijke uitvoering (zomer- of winterbanden) gebruiken. Reservewiel controleren (zie Tab. 24 in hoofdstuk 22.1). Wielbouten of -moeren regelmatig op vastheid controleren. Bij langere stilstand van het voertuig afvlakken van de banden vermijden. – Wielen door opkrikken van het voertuig ontlasten. – Voertuig om de 4 weken verplaatsen, zodat de positie van de banden verandert en de banden steeds weer op een andere plek belast worden.
Tijdens het rijden 6 6 Tijdens het rijden Gevaar! Letselgevaar door zijwaarts verschuifbare passagiersstoel (bij sommige modellen) Achterste zitbank naar basispositie bewegen en vergrendelen. Attentie! Gevaar voor verwonding en beschadiging van het voertuig Bij rangeermanoeuvres, doorgangen, bruggen, tunnels en overhangende takken de afmetingen van het voertuig in acht nemen. Afmetingen van het voertuig, zie voertuigpapieren. Aan- en opgebouwde onderdelen veranderen het gewicht en de afmetingen.
7 Na de rit 7 Na de rit 7.1 Eisen aan een staanplaats De staanplaats moet een vaste, egale ondergrond hebben. 7.2 Voertuig opstellen Voor de volgende werkzaamheden is een tweede persoon van groot nut. Voertuig in de juiste stand brengen: Voertuig door rangeren in rijrichting horizontaal in de juiste stand brengen. Voertuig dwars op de rijrichting horizontaal in de juiste stand brengen. – Indien er voldoende ruimte is, voertuig verplaatsen tot een horizontale plek gevonden is.
Wonen 8 Wonen 8.1 Schuifdeur 8 Aanwijzing! Het deurslot van de schuifdeuren is bij alle Vans aangesloten op de centrale vergrendeling. Waarschuwing! Gevaar voor verwonding Vergewis u er altijd van dat bij het openen en sluiten van de deur geen personen of dieren gewond kunnen raken en dat er geen voorwerpen beschadigd kunnen raken. Pak de deur bij het openen en sluiten uitsluitend vast aan de grepen.
8 8.1.2 Wonen Schuifdeur van binnen openen/sluiten 1 Deurhendel 2 Deurgreep 1 2 10100116 Afb. 5 Schuifdeur van binnen openen/sluiten Schuifdeur openen: De deurhendel (Afb. 5/1) naar achteren trekken, tot aan de grendelstand. Schuifdeur sluiten: De deur middels de deurgreep (Afb. 5/2) schuiven tot de deur vanzelf vastklikt. 8.1.3 Stopfunctie schuifdeur (speciale uitrusting) Sommige modellen beschikken als optie over een schuifdeur met stopfunctie. De deur blijft in halfgeopende stand vaststaan.
Wonen 8.1.4 8 Hordeur (speciale uitrusting) Sommige modellen zijn als optie met een hordeur uitgerust. Attentie! Beschadiging Open de hordeur (speciale uitrusting) volledig voordat u de schuifdeur sluit. 1 Open de hordeur volledig (100 %) voordat u de schuifdeur sluit. 2 De hordeur moet hoorbaar vastklikken. 3 Sluit de schuifdeur. Sluit de schuifdeur niet wanneer de hordeur niet volledig is geopend. 10100128 Afb.
8 8.2 Wonen Beluchting en ontluchting van het voertuig Gevaar! Vergiftiging door gas en koolmonoxide Kunstmatige ventilatie (in dakluiken, in de vloer) en paddenstoelventilators altijd open houden, nooit afdekken. Attentie! Mogelijkheid van schimmelvorming ’s Nachts kan zich condenswater onder de zitkussens vormen. Om de zitkussens (schuimstof) te drogen, zitkussens overeind zetten en goed laten luchten.
Wonen 8 Raam tot aan de gewenste openingswijdte naar buiten drukken. Raam met kartelschroef: bij gewenste openingsgraad de kartelschroef (of kartelschroeven) (Afb. 7/4) op de uitzetter met de klok mee vastdraaien. Raam sluiten: Raam met kartelschroef: raamblad met één hand vasthouden en kartelschroef (of kartelschroeven) (Afb. 7/4) tegen de klok in losdraaien, tot het raamblad makkelijk kan worden bewogen. Ramen met automatische uitzetters: het raam zo ver openen tot de vergrendeling vrijkomt.
8 8.3.3 Wonen Permanent ventileren Attentie! Scheurvorming op de ruit Voor permanent ventileren altijd alleen de hendels (Afb. 7/2) aan de onderkant van het raam in de positie ”permanent ventileren” zetten, daar anders de ruit doorbuigt. Dit kan tot scheurvorming in de acrylruit leiden. Erop letten dat alle onderste grendels altijd in dezelfde stand worden gezet, daar het raam anders kan kromtrekken. 2 34 Afb.
Wonen 8.4 8 Verduisteringsrolgordijnen en rolhorren voor ramen Attentie! Beschadiging van de rolhor Houd bij het ontgrendelen van de rolgordijnen de rolhor (Afb. 10/3) vast, daar de hor anders door de veerkracht naar boven schiet. Door het omhoog schieten kunnen de rolveer en de rolhor beschadigd worden. Verduisteringsrolgordijn bij fel zonlicht max. 75 % sluiten. De lucht moet kunnen circuleren.
8 8.5 Wonen Verduistering bestuurderscabine Attentie! Beschadiging van de verduistering Het weefsel van de verduistering is drukgevoelig en kan daardoor snel beschadigd worden. Om het voertuig tegen nieuwsgierige blikken te beschermen kunnen de ruiten van de bestuurderscabine worden verduisterd. De verduistering verduistert het volgende: • Voorruit • Zijramen 8.5.
Wonen 1 Afb. 12 1 Vouwgordijn (linkerhelft) 2 Vouwgordijn (rechterhelft) 8 2 Vouwgordijn voorruit Zet de binnenspiegel parallel aan de voorruit. Pak de beide helften van het rolgordijn (Afb. 12/1, 2) elk aan de greep (Afb. 11/2) vast. Schuif de beide helften van het vouwgordijn (Afb. 12/1, 2) tot aan het midden van de voorruit. Rolgordijn openen: Pak beide helften van het rolgordijn (Afb. 12/1, 2) aan de greep (Afb. 11/2) vast en schuif ze terug in de betreffende houder.
8 8.5.3 Wonen Vouwgordijn zijramen (speciale uitrusting) 8.5.3.1 Variant 1 1 Afb. 14 2 3 1 Gordijn 2 Greep 3 Magneetsluiting Vouwgordijn zijramen - variant 1 Het vouwgordijn (Afb. 14/1) bevindt zich links en rechts in het deurkozijn van de bestuurderscabine. Vouwgordijn sluiten: Schuif de greep (Afb. 14/2) in de richting van de pijl. Zo wordt het vouwgordijn ontgrendeld. Trek het vouwgordijn (Afb. 14/1) omhoog en bevestig het gordijn met behulp van de magneetsluiting (Afb.
Wonen 8.5.3.2 8 Variant 2 2 Afb. 15 1 1 2 1 Vouwgordijn 2 Greep 10100085 Vouwgordijn zijramen - variant 2 Het vouwgordijn (Afb. 15/1) bevindt zich links en rechts in het deurkozijn van de bestuurderscabine. Vouwgordijn sluiten: Vouwgordijn aan beide zijkanten krachtig aan de greep (Afb. 15/2) trekken. Greep (Afb. 15/2) in de richting van de pijl schuiven en op de tegenoverliggende kant vastzetten. Het openen van de gordijnen geschiedt in omgekeerde volgorde. 8.6 Dakopeningen 8.6.
8 8.6.2 Wonen Dakluik met bedieningsbeugel Het dakluik met bedieningsbeugel kan aan één kant worden opengezet. 3 2 6 5 4 1 Glaskoepel 2 Vergrendelingsknop 3 Beugel 4 Positie “gesloten” 5 Positie “luchten” 6 Positie “open” 1 Afb. 16 Dakluik met bedieningsbeugel openen/sluiten Dakluik openen: Om de glaskoepel (Afb. 16/1) te openen, de vergrendelingsknop (Afb. 16/2) indrukken en de beugel (Afb. 16/3) naar beneden trekken. Schuif de beugel (Afb. 16/3) in de gewenste positie.
Wonen 8 Dakluik sluiten: Handslinger (Afb. 17/1) zo ver draaien, tot er weerstand voelbaar is. De vergrendeling controleren door de glaskoepel op te tillen. Voordat u de handslinger inklapt, moet er een lichte voorspanning op de slinger staan. – Indien nodig de bevestigingsschroef losdraaien, slinger uit de vertanding nemen en opnieuw aanbrengen. Daarna slinger weer op de vertanding zetten en aanschroeven. Eventueel vergrendelingsgreep sluiten (Afb. 8). 8.6.
8 8.7 Wonen Controle- en schakelpaneel Afhankelijk van het model zijn in de voertuigen verschillende controle- en schakelpanelen ingebouwd: Via de controle- en schakelpanelen kunnen accuspanning en, afhankelijk van het model, water- en tankpeil worden opgevraagd. De controle- en schakelpanelen zijn in de binnenruimte aangebracht. 8.7.
Wonen 8 Accuspanning opvragen: Voor de weergave van de accuspanning moet de 12-V-voedingsspanning zijn ingeschakeld. De draaiknop (Afb. 19/10) draaien tot het gewenste accusymbool (Afb. 19/8) of (Afb. 19/ 9) brandt. Het opschrift van de scala „Volt” (links) brandt en de accuspanning van de geselecteerde accu wordt op de betreffende LED-scala (Afb. 19/11) of (Afb. 19/12) weergegeven. Aanwijzing! Wanneer er niet meer op een druktoets wordt gedrukt, verdwijnt de indicatie na ca. 20 s.
8 Wonen Druk op de draaiknop (Afb. 19/10) om de schakelstatus te wisselen. De rode LED (Afb. 19/5) gaat aan of uit. De 12-V-voorziening van de tankverwarming is ingeschakeld resp. uitgeschakeld. Aanwijzing! Wanneer u de 12-V-voedingsspanning uitschakelt, blijft de schakelstatus van de „Tankverwarming” onveranderd. De rode LED gaat uit bij het uitschakelen van de 12-V-voedingsspanning, maar de tankverwarming blijft ingeschakeld. Meer informatie vindt u in de afzonderlijke handleiding van de fabrikant. 8.
Wonen 8.9 8 Zitgroep / tafel De zitgroep kan bij enkele modellen worden uitgebreid met de draaibare bestuurders- en bijrijdersstoel. 8.9.1 Draaibare bestuurders- / bijrijdersstoel (speciale uitrusting) Gevaar! Gevaar voor ongevallen door verdraaien van de bestuurdersstoel tijdens het rijden. Voor vertrek altijd de bestuurdersstoel vergrendelen. 1 Stoel 2 Beugel (voor-/achteruit) 3 Ontgrendeling (draaien) 1 2 3 Afb. 21 Draaibare bestuurders- / bijrijdersstoel Bedien de ontgrendeling (Afb.
8 Wonen 8.9.2 Zitbank Gevaar! Gevaar voor verwonding Passagiers moeten tijdens het rijden een veiligheidsgordel dragen en in de rijrichting zitten. Voorafgaand aan de rit de verschuifbare passagiersstoel in de basispositie zetten. Aanwijzing! De kussens moeten altijd (ook bij stilstand) met alle bevestigingsmogelijkheden zijn vastgemaakt. De onderconstructies van de zitbanken zijn van massieve staalbuis waaraan de bevestigingspunten voor de veiligheidsgordels zijn bevestigd.
Wonen 8 Verschuifbare stoel zijwaarts plaatsen: Ontgrendel de bodemplaat met de aan de zijkant aangebrachte drukknop (Afb. 22/3). Schuif de stoel (Afb. 22/1) met de bodemplaat zijwaarts. Verschuifbare stoel in de basispositie zetten: Ontgrendel de bodemplaat met de aan de zijkant aangebrachte drukknop (Afb. 22/3). Schuif de stoel naar de basispositie. Vergrendel de bodemplaat met de drukknop. 8.9.3 Watertank in de zitbankkast In de zitbankkast bevindt zich bij enkele modellen de watertank (hoofdstuk 12.
8 Wonen 8.9.4.1 Hangtafel Aanwijzing! • Bij enkele modellen kan de tafel worden gebruikt als bed-onderbouw. • Bij enkele modellen kan de tafel bij geopende schuifdeur buiten op het keukenblok worden gebruikt als voortenttafel. • Bij enkele modellen kan de tafel worden uitgebreid met een extra tafelblad. Om het extra tafelblad te draaien, trekt u de vergrendeling aan de onderkant van de tafel omlaag. 3 1 Tafelblad 2 Tafelpoot 3 Inhangdrager 1 2 10100097 Afb.
Wonen 8 8.9.4.3 Kolomtafel 1 Tafelblad 2 Vergrendelhendel 1 2 10100126 Afb. 25 Kolomtafel Tafelblad verschuiven: Druk de vergrendelhendel (Afb. 25/2) aan de onderkant van het tafelblad (Afb. 25/1) omhoog (ontgrendeling). Schuif het tafelblad naar de gewenste positie. Druk de vergrendelhendel (Afb. 25/2) omlaag (vergrendeling). 8.10 Meubelsloten Attentie! Beschadiging van de grepen Trek niet te krachtig aan een greep, wanneer de betreffende deur, klep of schuiflade zich niet laat openen.
8 8.10.1 Wonen Meubelsloten - variant 1 Attentie! Gevaar voor beschadigingen door rondvliegende kast- of lade-inhoud! Kasten en laden voor elke rit zorgvuldig vergrendelen. 1 2 1 Sluiten 2 Openen 10100102 Afb. 26 Meubelslot - variant 1 Openen: Vergrendelingsknop indrukken (Afb. 26/1), de knop springt eruit. Het slot is ontgrendeld. Kastdeur, klep of schuiflade openen. Sluiten: Kastdeur, kastklep of schuiflade sluiten. Vergrendelingsknop tot de eerste aanslag indrukken (Afb. 26/2).
Wonen 8.10.3 8 Meubelsloten - variant 3 1 Vergrendelingsknop 1 Afb. 28 Meubelslot - variant 3 Openen: Vergrendelingsknop (Afb. 28/1) indrukken. Het slot is ontgrendeld. Kastdeur, klep of schuiflade openen. Sluiten: Kastdeur, kastklep of schuiflade sluiten. Greep loslaten. Het slot is vergrendeld.
8 8.11 Wonen TV-uitrusting (speciale uitrusting) Attentie! Schade aan het voertuig Voor vertrek de antenne altijd indraaien en vergrendelen. Satellietschotel voor vertrek indraaien, plat leggen en beveiligen. Antennemast vastzetten om verdraaien van de satellietschotel te vermijden. Attentie! Beschadiging van de kabels Bij alle bewegingen op voldoende bewegingsvrijheid van de kabels letten. Attentie! Beschadiging van het toestel Voor elk vertrek controleren of alle grendels vastgezet zijn.
Wonen 8.12 8 Wastafel, klapbaar Attentie! Schade aan spiegel en wastafel Wastafel altijd langzaam naar beneden laten. 1 2 1 Greepgat 2 Wastafel (ingeklapt) 10100060 Afb. 29 Wastafel, klapbaar - ingeklapt Wastafel uitklappen: Aan de spiegel in het greepgat (Afb. 29/1) vastpakken en voorzichtig aan wastafel (Afb. 29/2) met spiegel trekken. De wastafel (Afb. 29/2) met spiegel omlaagklappen. 1 2 1 Waterkraan 2 Wastafel 10100059 Afb.
9 Nachtrust 9 Nachtrust 9.1 Opklapbed achter in het voertuig 3 2 1 Opklapbed 2 Veiligheidsriem 3 Riemslot 4 Steunbalk 1 4 Afb. 31 Stapelbed - veiligheidsnet Opklapbed neerlaten: De veiligheidsriem (Afb. 31/2,3) openen. Het opklapbed (Afb. 31/1) op de steunbalk (Afb. 31/4) laten zakken. Opklapbed vastzetten: Opklapbed omhoogbrengen en met de veiligheidsriem (Afb. 31/2,3) vastmaken. 9.2 Hefbed achterin Gevaar! Gevaar voor ongevallen Hefbed voor vertrek naar boven schuiven en beveiligen.
Nachtrust 2 3 4 1 Hefbed 2 Plafondriemhouder 3 Veiligheidsriem 4 Veiligheidsnet 5 Rangeergreep 6 Inhaakogen voor de ladder 9 1 5 Afb. 32 6 6 Hefbed Hefbed neerlaten: De veiligheidsriem losmaken van het plafond. Druk het hefbed (Afb. 32/1) middels de rangeergreep (Afb. 32/5) met beide handen tot aan de aanslag omlaag. Hang de ladder in de inhaakogen (Afb. 32/6) van het hefbed. Bevestig het op het bed liggende veiligheidsnet (Afb. 32/4) middels de veiligheidsriem (Afb.
9 9.3 Nachtrust Zitgroep ombouwen tot eenpersoons bed in de rijrichting Aanwijzing! Bij modellen met draaibaar extra tafelblad mag dit niet uitgedraaid zijn. 1 2 3 4 1 Hoofdsteunkussen 2 Rugleuningkussen 3 Tafel 4 Zitkussen 5 Bestuurdersstoel 5 10100127 Afb. 33 Ombouw eenpersoonsbed Bestuurdersstoel draaien: Draai de bestuurdersstoel (Afb. 33/5) 180° tegen de rijrichting in (hoofdstuk 8.9.1). Kantel de bestuurdersstoel naar voren, zodat er een horizontaal zitvlak ontstaat.
Nachtrust 9.4 9 Extra bed dwars op de rijrichting opbouwen (speciale uitrusting) Gevaar! Gevaar voor verwonding Het extra bed mag tijdens het rijden niet zijn gemonteerd. Voorafgaand aan de rit het steunbord en het extra kussen veilig opbergen. 4 3 5 A 2 1 Bijrijdersstoel 2 Bestuurdersstoel 3 Tafel 4 Zitkussen 5 Rugleuningkussen 6 Steunbord 7 Extra kussen B A Oplegpunten meubelen B C A B Oplegpunten zitdragers A C Bevestiging op steunbord 6 7 1 10100129 Afb.
9 9.5 Nachtrust Zitplaatsen achter ombouwen tot eenpersoons bedden 4 3 6 1 5 4 Afb. 35 3 2 1 Bestuurdersstoel 2 Bijrijdersstoel 3 Zitkussen 4 Rugleuningkussen 5 Steunbord 6 Extra kussen 10100118 Twin 500 S - ombouw tweepersoons bed bestuurdersstoel en bijrijdersstoel draaien: Draai de bestuurdersstoel (Afb. 35/1) en de bijrijdersstoel (Afb. 35/2) 180° tegen de rijrichting in (hoofdstuk 8.9.1). Kantel de stoelen naar voren, zodat er een horizontaal zitvlak ontstaat.
Stroomvoorziening 10 10 Stroomvoorziening Attentie! Kortsluiting, corrosie en kabelbreuk De elektrische installatie voor uw eigen veiligheid minstens eenmaal per jaar door de Adria dealer laten inspecteren. 10.1 Stroomvoorziening 230 V Het voertuig kan op een externe stroomvoorziening met 230 V worden aangesloten. Deze moet beveiligd zijn met een aardlekschakelaar (verliesstroom) van 30 mA. 10.1.
10 10.2 Stroomvoorziening Zekering van het 230-V-stroomcircuit in het voertuig Het voertuig is bij externe stroomvoorziening van 230 V via installatieautomaten met 13 A beveiligd. In sommige voertuigen is naast de installatieautomaten een aardlekschakelaar (speciale uitrusting) geïnstalleerd. De aardlekschakelaar beveiligt personen tegen stroomschokken, voor het geval de isolatie van elektrische apparaten niet functioneert.
Stroomvoorziening 10.3 10 Stroomvoorziening - externe generator (speciaal toebehoren) Attentie! Schade aan de voertuigelektronica Er mogen geen spanningsschommelingen respectievelijk spanningspieken voorkomen. Generator pas op het voertuig aansluiten wanneer de generator loopt en de uitgangsspanning constant is. Generator pas uitschakelen wanneer de verbinding tussen voertuig en generator verbroken is. Meer informatie vindt u in de afzonderlijke handleiding van de fabrikant. 10.
10 Stroomvoorziening 1 23 4 Battery-Type Battery Lead-Gel to Panel 1 2 off + - *** 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 4 5 Caution ! Rear side gets hot. Do not touch ! 6 8 Afb.
Stroomvoorziening 10 Door de mogelijkheid om met de accukeuzeschakelaar om te schakelen, wordt de optimale lading van de beide accutypes (loodgel of loodzuur) gewaarborgd. • Loodgelaccu kiezen: accu-keuzeschakelaar op “Lead-Gel” zetten. • Loodzuuraccu kiezen: accu-keuzeschakelaar op “Lead-Acid” zetten. Voor het omschakelen een dun voorwerp gebruiken (b.v. de punt van een balpen). Meer informatie vindt u in de afzonderlijke handleiding van de fabrikant. 10.4.
10 Stroomvoorziening • Wanneer het waarschuwingslampje “Accu-Alarm” knippert, moet de accu onmiddellijk minstens 48 uur via de ingebouwde automatische lader of een aparte lader worden geladen. Daartoe moet het voertuig op de 230-V-voeding worden aangesloten. Wanneer de accuspanning onder 3 V gedaald is, moet de motor gedurende ca. 10 seconden worden gestart om de lader in te schakelen. Daarna de accu minstens 48 uur opladen. Aanwijzing! 10.4.
Stroomvoorziening Stroomsterkte Kleur Functie 10 Inbouwplaats 2A grijs zekering van de woonruimteaccu naast de woonruimteaccu 3A paars zekering van het Thetfordtoilet in de behuizing van de Thetford-cassette 20 A geel zekering van de koelkast naast of in het elektroblok 50 A rood zekering van het 12-Vstroomvoorzieningstoestel naast de woonruimteaccu Tab. 3 Zekeringen 1 Afb.
10 Schakelschema basisvoertuig Fiat 10100155 10.6.1 Stroomvoorziening Afb.
Gasvoorziening 11 11 Gasvoorziening 11.1 Algemene aanwijzingen betreffende de gasvoorziening Maak u vertrouwd met de veiligheidsvoorschriften in omgang met gas. Algemene veiligheidsinstructies betreffende het thema “gas” vindt u in het hoofdstuk “Veiligheidsinstructies voor de gasinstallatie” (hoofdstuk 2.5).
11 Gasvoorziening Aanwijzing! • De gehele gasinstallatie in het voertuig is geconstrueerd voor een bedrijfsdruk van 30 mbar, die door de ingebouwde drukregelaar constant wordt gehouden. • Om de 2 jaar en na uitgevoerde wijzigingen en reparaties moet de gasinstallatie opnieuw worden geïnspecteerd. Daarbij ook altijd een gasdichtheidscontrole laten uitvoeren. De bezitter van het voertuig is verantwoordelijk voor het laten uitvoeren van de inspectie.
Gasvoorziening 11.3.1 11 Propaangas Propaan is een kleur- en reukloos gas. Het kookpunt van propaan is -42 °C. Propaan is geschikt voor winterkamperen. Propaan is licht ontvlambaar, zwaarder dan lucht en werkt in hoge concentraties verdovend tot verstikkend. 11.3.2 Butaangas Er bestaan twee verschillende versies (isomeren) van butaan: isobutaan en n-butaan. Isobutaan en n-butaan zijn vloeibare gassen, die bij de destillatie van aardolie ontstaan.
11 11.5 Gasvoorziening Omgang met gasflessen Gevaar! Levensgevaar door verstikking! Klep voor glasflesruimte goed afsluiten. Afdichting regelmatig controleren! Attentie! Gevaar bij de omgang met gasflessen Veiligheidsinstructies op de gasfles lezen! Gasflessen alleen met aangesloten drukregelaar in gebruik nemen! In de omgeving van de gasflessen niet roken! Elke vorm van open vuur moet absoluut vermeden worden! Dit geldt met name bij het vervangen van de gasflessen.
Gasvoorziening 11.6 11 Gasdrukregelaar SecuMotion/MonoControl CS (speciale uitrusting) Gevaar! Gevaar voor explosie! Ontploffing door gas. Bij het verwisselen van gasflessen bevindt zich in een “lege” gasfles nog altijd een gasrestant. Daarom is roken en open licht respectievelijk vuur bij de omgang met gasflessen verboden! Attentie! Drukregelapparatuur en slangleidingen Drukregelapparatuur en gasslangen moeten uiterlijk 10 jaar na de productie vervangen worden. De eigenaar is hiervoor verantwoordelijk.
11 11.6.1 Gasvoorziening SecuMotion/MonoControl CS - ingebruikneming Aanwijzing! Bij langer niet-gebruik en gesloten gasflessen kan SecuMotion/MonoControl CS uitschakelen. 1 Afb. 41 2 3 4 5 1 Afsluiter bedrijfsfles 2 Terugstelknop (groen) 3 Hogedrukslang 4 GSW-terugstelknop (groen) 5 Gasdrukregelaar Truma-SecuMotion/MonoControl CS SecuMotion/MonoControl CS in gebruik nemen: Afsluitkraan (Afb. 41/1) van de volle gasfles openen. Terugstelknop (groene knop) (Afb.
Gasvoorziening 11.6.2 11 SecuMotion/MonoControl CS - gasflessen verwisselen Gebruik voor het op- en afschroeven van de hogedrukslang het meegeleverde gereedschap. De schroefhulp zorgt voor het vereiste aandraaimoment en voorkomt beschadiging van de schroefverbinding door verkeerd gereedschap. 1 2 1 Afsluitkraan 2 Hogedrukslang met aansluitstuk 3 Bevestigingsriem 3 Afb. 42 Gasfles vervangen Gasfles vervangen: Afsluitkraan (Afb. 42/1) van de lege gasfles sluiten.
11 11.6.3 Gasvoorziening SecuMotion/MonoControl CS - vervanging hogedrukslang Aanwijzing! Vernieuw bij elke nieuwe hogedrukslang tevens de afdichting. Bij zichtbare schade aan de hogedrukslang moet deze vervangen worden. Gebruik voor het op- en afschroeven van de hogedrukslang het meegeleverde gereedschap. De schroefhulp zorgt voor het vereiste aandraaimoment en voorkomt beschadiging van de schroefverbinding door verkeerd gereedschap. Hogedrukslang vervangen: Afsluitkraan (Afb.
Gasvoorziening 3 1 Afb. 44 11 1 Gesloten 2 Geopend 3 Gasleiding naar het gastoestel 2 Snelsluitkranen - standen Gasverbruikers gebruiken: Open de betreffende snelsluitkraan om het gewenste op gas werkende apparaat in bedrijf te nemen. – Snelsluitkraan gesloten (Afb. 44/1): pijlen op de snelsluitkraan staan haaks op de richting van de gasleiding naar het gastoestel (Afb. 44/3). – Snelsluitkraan geopend (Afb.
12 Water en afvalwater 12 Water en afvalwater 12.1 Watervoorziening Waarschuwing! Gevaar voor de gezondheid Bacterie- en algvorming in de watertank. Water inclusief boilerinhoud regelmatig verversen (bijv. 2 x per week). Watertank na elke reis of uiterlijk na 4 weken legen, grondig reinigen en open laten staan (ventilatie). Slangen na elke reis grondig reinigen. Gebruik een ontsmettingsmiddel voor de watertank.
Water en afvalwater 12.1.1 12 Watertank 4 5 2 1 Afb. 45 3 1 Watertank 2 Vuldop 3 Afsluitbaar deksel 4 Onderhoudsdeksel 5 Draaiknop waterregulatiesysteem (speciale uitrusting, positie afhankelijk van de uitvoering) 10100070 Watertank vullen - extern Watertank vullen (extern): Waterpomp op het controle- en schakelpaneel uitschakelen (hoofdstuk 8.7). Stop onder in de tank sluiten. – Enkele modellen zijn voorzien van een waterregulatiesysteem (speciale uitrusting) (Afb. 46/2).
12 Water en afvalwater Watertank volledig legen. Tank van binnen reinigen. Stop onder in de tank sluiten en eventueel onderhoudsdeksel sluiten. 12.1.2 Armatuur De toevoer van warm en koud water gebeurt via een eenhendelmengkraan. Afhankelijk van de inbouwwijze wordt de watertemperatuur door het op en neer bewegen of door het zwenken van links naar rechts geregeld. De schakelaar in de armatuur werkt alleen de watervoorziening op het controle- en schakelpaneel is ingeschakeld. 1 Afb.
Water en afvalwater 12.2 12 Afvalwater Het ontstane afvalwater uit de spoelbak in de keuken en de douche en de wastafel in de badkamer wordt centraal in de vuilwatertank verzameld. Aan de onderkant van het voertuig vindt u de afvoerpijp en de bedieningshendel voor de afvoerkraan. 2 1 Hendel kraan 2 Afvoerpijp 1 Afb. 48 Vuilwatertank legen Vuilwatertank legen: Zet het voertuig zo boven de afvoerplaats, dat het afvalwater uit de afvoerpijp (Afb. 48/2) in een riool kan lopen.
12 12.2.2 Water en afvalwater Vuilwatertankverwarming (speciale uitrusting) Bij sommige modellen is de vuilwatertank uitgerust met een elektrische verwarming. Attentie! Beschadiging van de tankverwarming Gebruik van de tankverwarming zonder water kan resulteren in beschadiging van de verwarming. De tankverwarming op het paneel deactiveren wanneer de tank geleegd is. Schakel de 12 V-voeding in. Schakel de tankverwarming in op het controle- en schakelpaneel.
Verwarmen & warm water 13 13 Verwarmen & warm water Gevaar! Brandgevaar Na uiterlijk 30 jaar moet de gebruiker van de verwarming de warmtewisselaar van de Truma-verwarming laten vervangen. Vervangen van de warmtewisselaar alleen via de fabrikant van de verwarming of een geautoriseerde gespecialiseerde werkplaats. Reserveonderdelen van verwarmingen moeten altijd door de fabrikant als reserveonderdeel toegestaan zijn. Gevaar! Explosiegevaar Gas nooit onverbrand laten uitstromen.
13 Verwarmen & warm water 13.1 Combi-verwarmingen 13.1.1 Gasheizung Truma Combi und Truma Combi E (speciale uitrusting) Aanwijzing! • De werkwijze van de Truma Combi en Truma Combi E is praktisch identiek. Bij de bediening van de Truma Combi E moet echter eerst de soort energie met behulp van de energiekeuzeschakelaar worden ingesteld. • Bij eerste inbedrijfstelling van nieuwe verwarmingen is een lichte rookontwikkeling waar te nemen. Dit is normaal.
Verwarmen & warm water 13.1.3 13 Bedieningspanelen 1 Draaiknop binnentemperatuur 2 Groen controlelampje “Bedrijf” 3 Zomerstand (warm water 40 °C of 60 °C zonder verwarmen) 3 4 6 4 5 Winterstand (Verwarmen zonder boiler of met geleegde waterinstallatie) 5 Winterstand (Verwarmen met boiler 60 °C) 6 Draaischakelaar “Uit” 7 Geel controlelampje “Boiler verwarmt” 8 Rood controlelampje “Storing” Combi 60° 1 3 4 5 7 8 2 40° 2 1 60° 10100119 Afb.
13 Verwarmen & warm water Druk op de draai-/drukknop om het menupunt te activeren of de ingestelde waarde over te nemen. Om het bedieningspaneel in of uit te schakelen, houdt u de Draai de draai-/drukknop langer dan 3 seconden ingedrukt. Met de terug-toets (Afb. 51/9) gaat u terug naar het vorige menu of de vorige weergave. De instellingen in de menu's vinden op dezelfde manier plaats als Hierboven is beschreven bij Truma Combi en Truma Combi E.
Verwarmen & warm water 13 13.1.5.2 Alleen verwarmen zonder boiler: Aanwijzing! • Bij een gevulde boiler wordt het water automatisch meeverwarmd. • De watertemperatuur is afhankelijk van het aangegeven verwarmingsvermogen en de verwarmingsduur voor het bereiken van de binnentemperatuur. Op het bedieningspaneel (Afb. 50) de gewenste bedrijfsfunctie instellen. Draaischakelaar op “Winterstand” (alleen verwarmen zonder boiler) (Afb. 50/4) zetten. Draaiknop (Afb.
13 13.1.7 Verwarmen & warm water Verwarming uitschakelen Draaischakelaar op “Uit” (Afb. 50/6) zetten. Na het uitschakelen kan de ventilator nog doorlopen. Zo wordt de restwarmte nog gebruikt. Het groene controlelampje knippert. Sluit de snelsluitkraan “Verwarming” 11.7 (Afb. 43/1) wanneer de verwarming langere tijd niet wordt gebruikt. Sluit tevens de afsluitkraan van de gasfles 11.6, wanneer er geen andere gasverbruiker in gebruik is. 13.1.
Verwarmen & warm water 13.1.9 13 FrostControl (veiligheids-/aftapventiel) Het veiligheids-/aftapventiel bevindt zich in de buurt van de verwarming. 2 1 3 1 Veiligheids-/aftapventiel 2 Draaischakelaar 3 Wateraansluiting 4 Aftapaansluiting 5 Drukknop 4 5 Afb. 53 FrostControl Truma Combi “FrostControl” (Afb. 53/1) is een stroomloos veiligheids-/aftapventiel. Bij vorstgevaar leegt dit ventiel automatisch de boiler via een aftapaansluiting (Afb. 53/4).
13 Verwarmen & warm water 13.1.10 Verwarmingsboiler vullen Attentie! Beschadiging van de verwarming Bij aansluiting op een centrale watervoorziening (land- respectievelijk stadsaansluiting) moet gebruik worden gemaakt van een drukregelaar. Deze voorkomt dat een hogere druk dan 2,8 bar in de boiler kan ontstaan. Aanwijzing! • Wanneer de temperatuur aan het aftapventiel lager dan 7 °C is, moet u eerst de verwarming inschakelen om de inbouwruimte en de FrostControl te verwarmen.
Verwarmen & warm water 13.2 13 Elektrische vloer-bijverwarming (speciale uitrusting) Al naar gelang het model en de speciale uitrusting is uw voertuig voorzien van een vloer-bijverwarming. Met de vloer-bijverwarming kunt u vloergedeeltes in het voertuig licht verwarmen. In combinatie met een Truma-warmeluchtverwarming wordt er gebruikgemaakt van elektrische verwarmingsfolie.
14 14 Koken Koken Gevaar! Vergiftigingsgevaar door zuurstoftekort en koolmonoxide (CO) Bij het inschakelen van een gasstel altijd een extra raam of luik openen. Kunstmatige ventilatieopeningen in de dakluiken en de toegangsdeur, alsmede de paddenstoelventilatoren nooit afdekken.
Koken 14 Wanneer het gasstel in gebruik is: Altijd een raam of dakluik openen (hoofdstuk 8.2). Het voertuig wordt zo van voldoende zuurstof voorzien en de kookdampen worden afgevoerd. Geen brandbare voorwerpen zoals bijv. theedoeken, servetten enz. in de buurt van het gasstel bewaren. Brandgevaar! Ontstekingsproces in het oog houden. Het zicht mag niet gehinderd worden. Pannen midden op de pitten zetten.
14 Koken Draairegelaar (Afb. 55/1) van de gewenste gaspit (Afb. 55/2) tegen de klok in op “grote vlam” draaien, indrukken en ingedrukt houden. Gas stroomt uit. Uitstromend gas met een daarvoor geschikt ontstekingsmiddel aansteken en de draairegelaar (Afb. 55/1) nog ca. 10 s ingedrukt houden, totdat het ontstekingsbeveiligingsventiel de gastoevoer open houdt. – Piëzo-gasontsteking (Afb. 55/4): Bij elke keer indrukken wordt een vonk geproduceerd om het gas te ontsteken. – Elektrische gasontsteking (Afb.
Koelkast & vriesvak 15 15 Koelkast & vriesvak Al naar gelang de voertuiguitvoering is een van de hierna beschreven koelkasten in uw voertuig ingebouwd. De koelkast en het vriesvak vormen een mechanische eenheid. Om een optimale werking te garanderen, moet het apparaat zo vlak mogelijk staan. Tot op zekere hoogte functioneert het apparaat ook bij een schuine stand. Voordat u de koelkast in gebruik neemt, het apparaat eerst reinigen (hoofdstuk 19.2.5).
15 Dometic 4-serie 1 3 2 15.1.2 Koelkast & vriesvak 4 0 5 7 6 1 Afb. 57 2 3 4 5 Bedieningselementen koelkast (Elektrolux) 1 12-V-tuimelschakelaar 2 230-V-tuimelschakelaar 3 Temperatuurkeuzeregelaar 230-V-bedrijf 4 Temperatuurkeuzeregelaar gasbedrijf 5 Ontstekingsschakelaar Meer informatie vindt u in de afzonderlijke handleiding van de fabrikant. 15.1.3 Dometic 8-serie met handmatige energiekeuze en automatische ontsteking MES 1 Afb.
Koelkast & vriesvak 15.1.4 15 Dometic 8-serie met handmatig energiekeuzesysteem en accu-ontsteking. 1 2 3 4 5 6 7 10100032 Afb. 59 15.1.5 Bedieningselementen koelkast (Dometic 8-serie) 1 Energiekeuzeschakelaar "Uit" 2 Energiekeuzeschakelaar "Werking op gas" 3 Energiekeuzeschakelaar "12 V" 4 Energiekeuzeschakelaar "230 V" 5 Temperatuurregelaar 6 Accu-ontsteker (werking op gas) 7 Vlammenindicator (werking op gas) Thetford serie N 3000 2 1 Afb.
15 Koelkast & vriesvak 15.2 Ingebruikneming 15.2.1 12 V-bedrijf De modus 12 V alleen bij lopende motor selecteren. Aanwijzing! Compressorkoelkasten die op 12 V werken, zijn voorzien van een onderspanningsbewaking. De onderspanningsbewaking schakelt de koelkast automatisch uit bij een accuspanning van minder dan 11 V. 15.2.2 230 V-bedrijf De modus 230 V alleen kiezen wanneer een externe 230-V-voeding aangesloten is. Informeer voor vertrek naar de spanningswaarden van het reisland. 15.2.
Koelkast & vriesvak 15.2.4 15 Winterstand Aanwijzing! Breng de winterafdekkingen ook aan wanneer het voertuig langere tijd buiten bedrijf wordt genomen of van buiten wordt gereinigd. In de winterstand het volgende controleren: Controleer regelmatig of de ventilatieopeningen niet door sneeuw, ijs, bladeren enz. geblokkeerd zijn. Bij een buitentemperatuur onder +8 °C de winterafdekkingen (speciaal toebehoren) op de ventilatieroosters monteren. Het koelkastaggregaat wordt zo tegen te koude lucht beschermd.
16 16 Toilet Toilet Attentie! Milieuverontreiniging Gebruik voor het toilet een milieuvriendelijke en biologisch afbreekbare toiletvloeistof. – Door de ventilatie worden uitsluitend geurtjes verwijderd, geen bacteriën of gassen. Deze bacteriën en gassen kunnen het rubber van de afdichting aanvreten. Attentie! Materiaalbreuk Niet op het toiletdeksel gaan zitten. – Het deksel is niet berekend op het gewicht van personen en kan breken.
Toilet 16.1 16 Thetford-cassettetoilet C-200 S en C-250 S Attentie! Gevaar voor beschadiging van de waterpomp bij winterstand In de winterstand mag de toiletspoeling niet gebruikt worden, voordat de ruimte goed is opgewarmd, daar anders de waterpomp van de wc-spoeling beschadigd kan worden. Geen antivriesmiddel gebruiken. 2 3 4 4 3 5 1 Afb.
16 16.2 Toilet Thetford-cassettetoilet C-200 CW/CWE (pomptoilet) Het Thetford-cassettetoilet C-200 CW/CWE heeft een afzonderlijke watertank. De vulsteun van de watertank bevindt zich aan de buitenkant van het voertuig of aan de achterkant van de watertank. 2 4 1 Hendel om de schuif te openen 2 Greep hendelspoeling 3 Schoonwatertank 4 Vulsteun watertank 3 1 10100121 Afb. 62 Thetford-cassette C-200 CW Watertank vullen: De vulsteun (Afb. 62/4) met de sleutel openen.
Toilet 16.3 16 Fecaliëntank Attentie! Gevaar voor het milieu Gebruik voor het toilet een milieuvriendelijke en biologisch afbreekbare toiletvloeistof. De fecaliëntank uitsluitend legen op campings met speciale zuiveringsinstallaties of daarvoor bestemde sanitaire stations (b.v. op speciale parkeerplaatsen voor kampeervoertuigen). 16.3.1 Thetford-cassettetoilet C-200 S 8 2 3 9 Afb.
16 16.3.2 Toilet Thetford-cassettetoilet C-260 S 2 3 4 Afb. 64 5 7 1 8 1 Fecaliëntank 2 Zwenkbare afvoeraansluiting 3 Automatisch ontluchtingsventiel 4 Uittrekbare handgreep/vergrendeling 5 Afdekplaat 6 Schuif 7 Ventilatieknop 8 Afneembaar mechanisme 6 Thetford-cassette C-260 S De fecaliëntank (Afb. 64/1) heeft een capaciteit van 18 l en moet uiterlijk geleegd worden wanneer de niveau-indicator (Afb. 61/4) oplicht. Laat de fecaliëntank niet te vol worden. 16.3.
Toilet 16 Fecaliëntank grondig met water reinigen. Reinig ook de schuif met water. Daarna toiletvloeistof in de fecaliëntank gieten. Het deksel van de afvoeraansluiting beschikt aan de binnenkant over een maatbeker. Daardoor worden de fecaliën snel afgebroken, onaangename geurtjes in de fecaliëntank vermeden en de binnenkant van de tank schoongehouden. Tank weer inbouwen. Serviceklep sluiten. Meer informatie vindt u in de afzonderlijke handleiding van de fabrikant. 16.
17 Winterkamperen 17 Winterkamperen 17.1 Reizen in de winter Winterkamperen wordt steeds populairder. Uw ADRIA-voertuig is verregaand winterbestendig en wanneer u de volgende aanwijzingen opvolgt, wordt de wintervakantie in uw eigen kampeervoertuig een fantastische ervaring. Aanwijzing! Voor vertrek speciale winterbanden laten aanbrengen en sneeuwkettingen meenemen. Bij aluminiumvelgen zijn sneeuwkettingen verboden.
Winterkamperen 17.2 17 Winterstand Gevaar! Verstikkingsgevaar Geen katalytische ovens of infraroodstralers in het voertuig gebruiken. Ze onttrekken zuurstof aan de woonruimte. Attentie! Gevaar voor beschadiging door bevriezen Bij vorstgevaar geen vloeistoffen in het onverwarmde voertuig bewaren. Wanneer het voertuig bij lage temperaturen voor langere tijd verlaten wordt en de verwarming uitgeschakeld is, kunnen de waterleidingen en -tanks bevriezen en daardoor beschadigd worden.
17 Winterkamperen Bij de winterstand dient u het volgende in acht te nemen: Beluchtings- en ontluchtingsopeningen mogen niet door sneeuw of sneeuwmuren worden bedekt. Ook onder het voertuig de sneeuw verwijderen, zodat de verwarming voldoende frisse lucht krijgt. Dak en luifel (speciaal toebehoren) of voortent (speciaal toebehoren) regelmatig van sneeuw en ijs ontdoen (hoofdstuk 2.8). Verwarmingspijp altijd vrij houden. Eventueel schoorsteenverlengstuk (speciaal toebehoren) aanbrengen.
Winterkamperen 17.
18 18 Stilstand Stilstand Aanwijzing! Bij inachtneming van de onderhouds- en verzorgingsaanwijzingen en de checklist voor stilstand kan het voertuig het hele jaar buiten blijven staan. 18.1 Checklist voor tijdelijke stilstand van het voertuig: Activiteit Opbouw Alle kunstmatige ventilatieopeningen en paddenstoelventilators open houden. Voertuig grondig wassen en met lakmiddel (was) behandelen. Lakschade herstellen. Uw ADRIA-dealer geeft u graag advies over geschikte producten.
Stilstand 18 Activiteit Waterinstallatie Complete waterinstallatie laten leeglopen, zorgvuldig reinigen en laten drogen. Alle waterkranen open laten staan, alle afvoerkranen en aftapventielen open laten staan. Kranen die op “warm” en “koud” gezet kunnen worden, in beide standen laten leeglopen en dan in een van beide standen open laten staan. In de watertank kunnen zich bacteriën en algen ontwikkelen, daarom de watertank aan het eind van de reis altijd laten leeglopen, grondig reinigen (hoofdstuk 12.
18 18.2 Stilstand Stilstand gedurende de winter Bij een stilstand gedurende de winter zijn naast de reeds genoemde maatregelen voor een tijdelijke stilstand volgende aanvullende maatregelen noodzakelijk: Activiteit Opbouw Bij sneeuwval dak van sneeuw ontdoen. Voertuig om de 4 weken warm stoken en goed luchten. Alle scharnieren, vergrendelingen en sloten smeren. Alle afdichtrubbers met talkpoeder of vaseline insmeren. Alle sluitcilinders met grafietpoeder behandelen.
Stilstand 18.3 18 Ingebruikneming na de stilstand Voor de ingebruikneming na stilstand moeten de volgende handelingen worden uitgevoerd: Activiteit Opbouw Dekzeil en eventueel houten latten voor ventilatie verwijderen. Na een langere stalling van het voertuig (ca. 10 maanden) remsysteem door de Adria dealer laten nakijken. Bandenspanning, ook van het reservewiel (speciale uitrusting), controleren. Eventuele afdekking van de schoorsteen verwijderen.
19 Reiniging & onderhoud 19 Reiniging & onderhoud 19.1 Reiniging en onderhoud - buiten Voor het onderhoud van het voertuig raden wij de volgende werkzaamheden aan: Waarschuwing! Gevaar voor verwonding en beschadiging van het voertuigdak Het dak van de Van niet betreden. Sneeuw en ijs van het dak en de dakluiken verwijderen. Gebruik hiervoor een ladder die u tegen de rand van het dak zet.
Reiniging & onderhoud 19 Polyester-onderdelen elk jaar met een tweecomponentenwas behandelen. Neem de aanwijzingen van de fabrikant in acht. Bij het reinigen en onderhouden van het voertuig de voorschriften ter bescherming van het milieu in acht nemen. 19.1.1 Reinigen van de acrylramen (zijramen, dakluiken) Aanwijzing! • Nooit met het voertuig door een wasstraat rijden, daar de acrylruiten door de roterende reinigingsborstels krassen oplopen.
19 19.1.2 Reiniging & onderhoud Reinigen van kunststof onderdelen Kunststof onderdelen alleen met warm water, een mild huishoudreinigingsmiddel en een zachte, schone spons of doek voorzichtig reinigen. Het schoonmaakwater mag hoogstens 2 % reinigingsmiddel bevatten. Geen schuurmiddel gebruiken. Schuurmiddel maakt krassen op kunststof oppervlakken. Hardnekkige vet- of oliehoudende vlekken met ethyl-, isopropyl- of isobutylalcohol verwijderen. Bij gebruik van organische oplosmiddelen (bijv.
Reiniging & onderhoud 19 Mogelijke beschadigingen van kunststof vormdelen zijn spanningsscheuren, die door verschillende invloeden kunnen ontstaan. Door andere chemicaliën kan de kunststof opzwellen en week worden. Daarom kunststof onderdelen alleen kortstondig (max. 2 minuten) op kamertemperatuur in contact met bovengenoemde oplosmiddelen brengen. De mechanische belasting (bijv. inklemmen, doorbuigen) van de kunststof delen tijdens de reiniging vermijden, om vervormen te voorkomen.
19 19.2.5 Reiniging & onderhoud Keuken reinigen 19.2.5.1 Werkbladen en gootsteen reinigen Werkbladen met water en een scheutje mild afwasmiddel of huishoudreinigingsmiddel afwassen en afdrogen. De roestvrijstalen gootsteen reinigen met een in de handel verkrijgbaar reinigingsmiddel. 19.2.5.2 Gasstel reinigen Attentie! Beschadiging van het gasstel Erop letten dat er geen water of zeep in de gasopeningen komt. Water kan het gasstel beschadigen. Geen schuurmiddel gebruiken.
Reiniging & onderhoud 19 Maak het koelkastaggregaat een keer per jaar vrij van stof. Gebruik daarvoor een kwastje of een zachte doek. Het aggregaat is via het bovenste ventilatierooster toegankelijk. 19.2.6 Sanitaire ruimte reinigen Attentie! Beschadiging van de oppervlakken Sanitaire ruimte en toilet niet reinigen met oplosmiddelen of reinigingsmiddelen die alcohol bevatten. Geen schuurmiddelen gebruiken. – Deze middelen kunnen scheurtjes veroorzaken of het kunststof bros maken.
20 Inspectie & onderhoud 20 Inspectie & onderhoud 20.1 Inspectiewerkzaamheden Aanwijzing! Een vrijetijdsvoertuig moet net als elk ander voertuig periodiek technisch worden gekeurd. Aanwijzing! Uitsluitend originele reserveonderdelen van de betreffende fabrikant gebruiken. Inspectie- en onderhoudswerkzaamheden moeten regelmatig worden uitgevoerd.
Inspectie & onderhoud 20.
20 20.
Verhelpen van storingen 21 21 Verhelpen van storingen Bij het opsporen en verhelpen van storingen de volgende informatie in acht nemen. Als storingen niet verholpen kunnen worden, gelieve contact op te nemen met de klantendienst van uw bevoegd ADRIA-servicepunt of de betreffende fabrikant (bijv. verwarming = firma Truma, toilet = firma Thetford, enz.).
21 Verhelpen van storingen Voor aanvang van de reparatie: Trek het vreemde voorwerp (schroeven of spijkers) dat in de band zit, er niet uit. Controleer voor de reparatie zorgvuldig de zijkant van de band. De bandenvulset mag niet worden gebruikt wanneer de band door het rijden met de platte band al beschadigd is. Controleer tevens de velg. Bij schade aan de velg van de band (vervorming van de velgrand die luchtverlies veroorzaakt) is reparatie niet mogelijk.
Verhelpen van storingen 1 Krik 2 Hydraulische rangeerkrik (speciaal toebehoren) 21 2 1 Afb. 65 10100125 Met krik opkrikken De krik en het boordgereedschap bevinden zich onder een stoel in de bestuurderscabine of in de garage. Krik (Afb. 65/1) of hydraulische rangeerkrik (speciaal toebehoren) (Afb. 65/2) uitsluitend onder de daarvoor bestemde plekken onder het chassis plaatsen. Meer informatie over de krik vindt u in de afzonderlijke handleiding van de fabrikant. 21.1.3.
21 Verhelpen van storingen 21.1.3.3 Het verwisselen van een band Waarschuwing! Gevaar voor verwonding door wegrollen van het voertuig Het verwisselen van een band alleen uitvoeren wanneer het voertuig veilig geparkeerd staat. Attentie! Onveilige wielbevestiging Altijd speciale wielbouten gebruiken. Bij lichtmetalen velgen kan het zijn dat er andere wielbouten (diameter, lengte) worden gebruikt dan bij stalen velgen. Erop letten dat de bouten niet verwisseld kunnen worden.
Verhelpen van storingen 21.1.4 21 Wielmoeren aandraaien 1 Afb. 66 Velg 2 Wielmoeren resp. wielbouten 1 4 3 2 1 2 5 Wielmoeren aandraaien Wielmoeren resp. wielbouten (Afb. 66/2) in de volgorde 1 - 2 - 3 - 4 - 5 aandraaien. Nogmaals controleren of alle wielmoeren respectievelijk wielbouten goed vastzitten. Bij lichtmetalen velgen zonder staalhuls een momentsleutel gebruiken. Aandraaimomenten voor velgen vindt u in de afzonderlijke handleiding van de chassisfabrikant. Na ca.
21 21.2.1 Verhelpen van storingen Buitenverlichting 1 2 4 Afb. 67 3 1 Lampen met steeksluiting 2 Lampen met bajonetsluiting 3 Cilindrische lampen 4 Halogeenlampen 4 Lamptypes buitenverlichting De betreffende lampen worden als volgt vervangen: 1 2 Lamptype Vervangen Lamp • Uitnemen: de lamp uittrekken. met steeksluiting • Plaatsen: de lamp met lichte druk in de fitting schuiven. Lamp • Uitnemen: de lamp omlaag drukken en tegen de klok in draaien.
Verhelpen van storingen 21 21.2.1.2 Lampen vervangen - zijkanten Verlichting - zijkanten Lamp Richtingaanwijzer zijkant W16WF of LED Voortentlamp G4 10W of LED Tab. 12 Lampen zijkanten 21.2.1.3 Lampen vervangen - achter Verlichting - zijkanten Lamp Richtingaanwijzers achter P21W Remlicht P21W Extra remlicht (3e remlicht) LED Achteruitrijlicht P21W Kentekenverlichting C5W Tab.
21 21.2.2 Verhelpen van storingen Binnenverlichting 1 3 2 1 Lampen met steeksluiting 2 Lampen met bajonetsluiting 3 Cilindrische lampen G9 4 LED-inzet G4 4 10100077 Afb. 68 Lamptypes binnenverlichting De betreffende lampen worden als volgt vervangen: 1 2 Lamptype Vervangen Lamp • Uitnemen: de lamp uittrekken. met steeksluiting • Plaatsen: de lamp met lichte druk in de fitting schuiven. Lamp • Uitnemen: de lamp omlaag drukken en tegen de klok in draaien.
Verhelpen van storingen Verlichting - binnen Lamp Plafondlamp woonruimte LED-12 V-G4 1,0 W Plafondlamp slaapruimte LED-12 V-G4 1,0 W Verlichting dakluik Halogeen 12 V-G4 10 W Leeslamp woonruimte LED-12 V-G4 0,5 W Leeslamp slaapruimte LED-12 V-G4 1,0 W Keukenlamp LED-12 V-G4 0,5 W Verlichting badkamer LED-12 V-G4 0,5 W Verlichting kledingkast C10W 12 V 10 W Verlichting opbergruimte Halogeen 12 V-G4 10 W Tab. 15 21.
21 21.4 Verhelpen van storingen Storingen gasinstallatie Storing Mogelijke oorzaak Maatregel Gaslucht, Gasinstallatie lek. • Gasinstallatie onmiddellijk uitschakelen. • Gasfleskranen sluiten. • Elke vorm van ontstekingsvonken en open licht vermijden. • Voertuig goed luchten (hoofdstuk 2.5). • Reparatie in werkplaats. Gasfles is leeg. • Gasfles vervangen (hoofdstuk 11.5 en 11.6). Gasflesafsluitkraan gesloten. • Gasflesafsluitkraan openen (hoofdstuk 11.6.1).
Verhelpen van storingen 21.5 Storingen koelkast/vriesvak Storing Mogelijke oorzaak Geen gasbedrijf Zie hoofdstuk 21.4 “Geen gas”. Geen 230-V-bedrijf Geen 12-V-bedrijf Koelfunctie niet voldoende Tab. 18 Adria Vans 21 Maatregelen Energiekeuzeschakelaar op de koelkast op verkeerde stand • Energiekeuzeschakelaar op de koelkast op “Gasbedrijf” of “Automatisch bedrijf” zetten (hoofdstuk 15.1.2). Lucht in de leiding. • Apparaat uitschakelen en opnieuw starten. 3-4 maal herhalen.
21 21.6 Verhelpen van storingen Storingen verwarming Truma Combi Aanwijzing! Wanneer bovengenoemde maatregelen niet tot het gewenste resultaat leiden, naar een geautoriseerde werkplaats gaan. Storing Mogelijke oorzaak Maatregelen LED’s branden niet. Geen voedingsspanning. • Accuspanning controleren (12V). • Alle elektrische steekverbindingen en zekeringen controleren. Groene LED brandt, maar verwarming functioneert niet.
Verhelpen van storingen 21.7 Storingen stroomvoorziening Storing Mogelijke oorzaak Maatregelen Aardlekschakelaar wordt geactiveerd Fout in de 230-V-bedrading van het voertuig. • Contact opnemen met de klantendienst. Fout in een elektrische verbruiker. • Alle elektrische verbruikers loskoppelen, tot de aardlekschakelaar niet meer wordt geactiveerd. • Defecte verbruikers laten repareren door een elektricien. • Installatieautomaat in het voertuig inschakelen.
21 Verhelpen van storingen Storing Mogelijke oorzaak Maatregelen Koelkast werkt niet in rijmodus Geen spanning op de koelkast. • Zekering en bedrading laten controleren. Elektroblok defect. • Contact opnemen met de klantendienst. Koelkast defect. • Koelkast laten controleren. 12-V-hoofdschakelaar voor woonruimteaccu uitgeschakeld. • 12-V-hoofdschakelaar voor woonruimteaccu inschakelen (hoofdstuk 8.7). Zekering of bedrading defect. • Zekering en bedrading laten controleren.
Verhelpen van storingen 21.8 21 Storingen controle- en schakelpaneel Storing Mogelijke oorzaak Maatregelen 12-V-voeding werkt niet 12-V-hoofdschakelaar uitgeschakeld. • 12-V-hoofdschakelaar inschakelen (hoofdstuk 8.7). Zekering defect. • Contact opnemen met de klantendienst. 12-V-voeding uitgeschakeld. • 12-V-voeding inschakelen. Systeem kan niet wor- Woonruimteaccu niet geladen ingeschakeld den respectievelijk te weinig geladen. • Woonruimteaccu laden. Zekering defect.
21 21.10 Verhelpen van storingen Storingen toilet Storing Mogelijke oorzaak Maatregelen Toilet heeft geen spoelwater Watertank leeg. • Watertank vullen. De pomp bromt, de verzamelbak wordt niet geleegd Klontvorming in de verzamelbak. • Verzamelbak met water vullen. Klonten ca. 2 minuten laten opwellen en meermaals achtereen kort doortrekken. Toilet werkt niet Zekering defect. • Zekering vervangen. Tab.
Technische gegevens 22 22 Technische gegevens Aanwijzing! 22.1 • Voor de technische gegevens is de informatie in het kentekenbewijs deel 1 bindend. • Wijzigingen in de originele uitrusting van het opgeleverde voertuig kan de verkeersveiligheid en het rijgedrag beïnvloeden. • Toebehoren die niet door ADRIA zijn vrijgegeven voor in-, aan- of ombouw, kunnen het voertuig beschadigen en het rijgedrag beïnvloeden.
22 22.2 Technische gegevens Bijlading/gewicht Attentie! Gevaar van te zware belading De rijeigenschappen van een overladen voertuig veranderen drastisch. U kunt tijdens het rijden de macht over het stuur verliezen. Bij te zware lading vervalt de verzekeringsdekking en aanspraak op garantie tegenover de fabrikant. Toegestaan totaal gewicht, zoals in de voertuigpapieren vermeld, niet overschrijden. Aanwijzing! 22.2.1 • Voertuig reglementair beladen (hoofdstuk 5.1).
Technische gegevens 22 22.2.1.3 Bijlading De bijlading bestaat uit: Bijkomende uitrusting Alle voorwerpen die naast de standaarduitrusting aangeboden worden. De gewichten van de bijkomende uitrusting vindt u beknopt in hoofdstuk 22.2.2, bijv.
22 22.2.2 Technische gegevens Gewicht van bijkomende uitrusting en toebehoren In de volgende lijst vindt u aanvullende uitrustingspakketten en toebehoren. De waarden gelden voor zover ze niet al tot de standaarduitvoering van het voertuig behoren. Alle gewichten zijn gemiddelden.
Technische gegevens Bijkomende uitrusting/toebehoren Gewicht (ca.
22 22.2.3 Technische gegevens Gewicht persoonlijke uitrusting plus toebehoren Persoonlijke uitrusting/toebehoren Gewicht (ca.) Totaal gewicht van de persoonlijke uitrusting: Tab.
Checklists 23 23 Checklists Aanwijzing! In deze lijsten zijn ook speciale uitrustingen en persoonlijke uitrustingen opgenomen die niet tot de standaarduitrusting van het voertuig behoren. 23.1 Checklist algemeen Checklist Van Van-keuring en milieukeuring uitgevoerd (hoofdstuk 2.4.1) Gaskeuring uitgevoerd (hoofdstuk 2.4.
23 Checklists Checklist Van Fecaliëntank geleegd en van nieuw ontsmettingsmiddel voorzien Additieven voor fecaliëntank aanwezig Gasflessen gevuld Gasflessen in de gaskast goed bevestigd (hoofdstuk 11.2), schroefdop en beschermdeksel voor alle flessen aanwezig Snelsluitventielen voor kookstel, oven enz. gesloten (hoofdstuk 11.
Checklists 23 Checklist Van Opstaptrede ingedraaid Alle buitendeuren en buitenluiken goed dicht en vergrendeld Autokinderstoelen goed bevestigd Koplamphoogte aangepast Achteruitkijkspiegel correct ingesteld Stoelen in bestuurderscabine in de juiste positie gedraaid en vastgezet Passagiersstoelen achter in de juiste positie gedraaid en vastgezet Verduistering bestuurderscabine volledig geopend en vastgezet Tab.
23 23.2 Checklists Checklist bestuurder en passagiers Checklist bestuurder en passagiers Identiteitskaart, kinderidentiteitskaart, paspoort, visum (geldigheid controleren!) Zorgverzekeringskaart, EU-zorgverzekeringskaart, zorgverzekringspapieren voor het buitenland Documenten i.v.m.
Checklists 23.
23 23.
Checklists 23.
23 23.6 Checklists Persoonlijke checklist Gelieve te kopiëren en in te vullen. Reisroute: Datum: Persoonlijke checklist Tab.
Trefwoordenlijst Trefwoordenlijst 0-9 12-V-laadsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . 12-V-werking koelkast . . . . . . . . . . . . . 230-V-stroomvoorziening . . . . . . . . . . . 230-V-werking koelkast . . . . . . . . . . . . 34 88 51 88 keuken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . persoonlijke checklist . . . . . . . . . . stilstand winter . . . . . . . . . . . . . . . tijdelijke stilstand . . . . . . . . . . . . . . winterkamperen . . . . . . . . . . . . . . . woon- en slaapgedeelte . . . . . . .
Trefwoordenlijst Greep meubel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41 schuifdeur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21 I In de juiste stand brengen . . . . . . . . . . . 20 In geval van brand . . . . . . . . . . . . . . . . . 10 Ingebruikneming na stilstand . . . . . . . . . . . . . . . . . . 103 Voertuig . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13 Inspectiewerkzaamheden . . . . . . . . . . 110 ISOFIX . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16 K Keuken reinigen . . . . . . . .
Trefwoordenlijst S Sanitaire ruimte reinigen . . . . . . . . . . Schakelpaneel zie Controle- en schakelpaneel . . . Schuifraam . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . SecuMotion/MonoControl CS . . . . . . . Sleutel reservesleutel . . . . . . . . . . . . . . . . . Snelsluitkranen . . . . . . . . . . . . . . . . . . Startaccu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Stilstand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . checklist . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . gedurende de winter . . . . .
Notities 146 Adria Vans
Notities Adria Vans 147
Angelestraße 56 - 88214 Ravensburg, Duitsland info@tef.de - www.tef.