Operation Manual

Voor vertrek
5
18 Adria Vans
Altijd banden van hetzelfde type, fabrikaat en gelijke uitvoering (zomer- of winterbanden)
gebruiken. Reservewiel controleren (zie Tab. 24 in hoofdstuk 22.1).
Wielbouten of -moeren regelmatig op vastheid controleren.
Bij langere stilstand van het voertuig afvlakken van de banden vermijden.
Wielen door opkrikken van het voertuig ontlasten.
Voertuig om de 4 weken verplaatsen, zodat de positie van de banden verandert en de
banden steeds weer op een andere plek belast worden.
Bandenspanning verhogen tot 0,3 bar boven de voorgeschreven bandenspanning.
Langzaam en zo mogelijk in een stompe hoek over stoepranden rijden. Vermijd het oprijden
van steile en scherpe stoepranden.
Hard tegen een stoeprand rijden, een stoeprand onder een scherpe hoek nemen of over
objecten met scherpe kanten zoals b.v. stenen rijden, kan de banden beschadigen.
Langzaam over uitstekende putdeksels rijden.
Verborgen bandbeschadigingen worden door het corrigeren van de bandenspanning niet
verholpen.
Geen tweedehands banden gebruiken.
Banden slijten, ook wanneer er niet of weinig wordt gereden.
Wij raden aan om de banden van het voertuig, inclusief het reservewiel, na 6 jaar te ver-
vangen. Bij het bereiken van de minimale profieldiepte eventueel eerder.
5.6 Elektrische verlichting
Vóór vertrek controleren of alle verlichting binnen en buiten het voertuig werkt en defecte gloei-
lampen vervangen.
Maak u voor vertrek vertrouwd met het vervangen van gloeilampen (hoofdstuk 21.2).