Operation Manual

20
CD-functies5.4
Zet om de CD-functie te kiezen de schakelaar FUNCTION (11) op CD.
Een CD plaatsen:
Druk op het CD-station (5) om het apparaat te openen.
Plaats de CD met het etiket naar voren.
Sluit het CD-station (5).
De display toont het totale aantal tracks op de CD.
Druk eenmaal op de toets PLAY/PAUSE (9) om het afspelen te starten.
Tijdens het afspelen zijn de volgende functies beschikbaar:
Druk voor het selecteren van een track op de toets PREV (4) of de toets
NEXT (7) tot de gewenste track is ingesteld.
Houd voor het zoeken naar een speciek punt op de schijf de toets PREV (4)
of de toets NEXT (7) ingedrukt tot het gewenste punt is bereikt. Laat vervolgens
de toets los.
Druk eenmaal op de toets PLAY/PAUSE (9) om het afspelen te pauzeren.
Druk nogmaals op de toets om het afspelen te hervatten.
Druk op de toets STOP (8) om het afspelen te stoppen.
De functie REPEAT
Deze functie is beschikbaar in de PLAY-modus en de STOP-modus.
Druk eenmaal op de toets REPEAT (3) om de huidige track te herhalen.
De herhalingsindicator brandt.
Druk tweemaal op de toets om alle tracks op de CD te herhalen.
De herhalingsindicator brandt.
Druk nogmaals op de toets om de functie REPEAT af te sluiten.
De functie PROGRAM
Om gebruik te kunnen maken van de functie PROGRAM voor CD, moet het
afspelen zijn gestopt.
Druk op de toets PROGRAM (2) om een lijst met tracks (max. 20) in een
programma af te spelen.
Een CD programmeren:
Druk op de toets PREV (4) of de toets NEXT (7) om de gewenste track
te selecteren.
Druk op de toets PROGRAM (2) om de selectie te bevestigen. Herhaal
de bovenstaande stappen om meer tracks te selecteren en bevestig
iedere selectie met de toets PROGRAM (2).
Druk op de toets PLAY/PAUSE (9) om het programma te starten.