Operation Manual

13
4.12 BATTERIJ-INDICATIE:
Zowel de baby-unit, de ouder-unit en de oplader zijn uitgerust met een
batterij-indicatie lampje.
Baby-unit:
zodra de adapter aan de baby-unit wordt aangesloten en batterijen
zijn geplaatst, licht het batterij-indicatie lampje
op
als de baby-unit door batterijen gevoed wordt en deze batterijen zijn
vol, is het batterijlampje gedoofd
als de batterijen in de baby-unit leeg raken, gaat het batterij-indicatie
lampje knipperen en klinken er elke 10 seconden 4 korte toontjes als
waarschuwing; afhankelijk van het gebruik zal de baby-unit nu na
een tot enkele uren uitschakelen; sluit de adapter aan om de batte-
rijen op te laden en om de baby-unit weer te kunnen gebruiken
Ouder-unit:
als de batterijen in de ouder-unit leeg raken, gaat het batterij-
indicatie lampje
knipperen en klinken er elke 10 seconden 4 korte
toontjes als waarschuwing; afhankelijk van het gebruik zal de ouder
unit nu na een tot enkele uren uitschakelen; plaats de ouder-unit op
de oplader om de batterijen op te laden en om de ouder-unit weer te
kunnen gebruiken
Oplader:
zodra de ouder-unit op de oplader wordt gezet, licht het lampje
CHARGE op de oplader op als indicatie dat de batterijen geladen
worden; ook als de batterijen vol zijn en de ouder-unit staat op de
lader, blijft dit lampje opgelicht