Instructions

15
6. Gebruiksaanwijzing
6.1 Voorbereiding van de accu
Reinig de accupool van stof en corrosieresten. Volg bij onderhoudsvrije accus de tips van de accufabrikant heel nauwkeurig op.
Leg de stroomkabel zodanig neer dat u niet wordt gehinderd en dat niemand er per ongeluk aan
kan trekken.
Klem de acculader na het opladen los van de stroomvoorziening.
Berg de oplader op een voor kinderen en onbevoegde personen onbereikbare plaats op.
Gebruik het apparaat niet in de buurt van brandbaar materiaal of in een omgeving met gevaar
voor explosies.
Dek de oplader niet af, omdat er anders oververhitting en daardoor beschadiging kan optreden.
Zet de oplader tijdens de werking niet op een isolerende onderlaag (bijv. styropor) – gevaar van
hittestuwing!
Als u een voertuigaccu in ingebouwde staat wilt opladen, parkeer het voertuig dan eerst veilig, trek
de handrem aan en schakel de ontsteking uit. Koppel de accu los van de elektrische installatie van
uw voertuig. Lees dit na in het handboek van uw voertuig of informeer bij uw garage.
Pak de voedingseenheid uitsluitend vast aan de behuizing wanneer u deze uit het stopcontact trekt.
Stel de oplader in de nabijheid van vuur, hitte en langdurige temperatuurinwerking niet bloot aan
temperaturen boven +40°C!
Bewaar deze gebruiksaanwijzing goed en geef deze door aan andere gebruikers.
6.2 Aansluiten van de acculader
Let op: Controleer of de acculader niet in het stopcontact zit. Sluit in beginsel eerst de rode pluskabel (+)
van de oplader op de pluspool van de accu aan. Daarna sluit u de zwarte min- kabel (-) op de minpool van
de accu aan. Als u de accu in de ingebouwde staat oplaadt, moet u de zwarte minkabel (-) op de carrosserie
aansluiten, zover mogelijk uit de buurt van de accu, carburateur en brandstoeidingen. Houd deze volgorde
steeds aan.
6.3 Beveiliging tegen ompoling
Als de aansluiting per ongeluk foutief verloopt, is het apparaat beschermd. Bij foutief aangesloten pooltangen en een
ingestoken voedingseenheid zullen de controle-LED’s niet branden.
6.4 De accu opladen
Steek nu de voedingseenheid van de acculader in het stopcontact. Het laadproces wordt nu gestart en de controle-LED‘s
„CHARGING“ en „POWER“ branden. De lader stelt vast wanneer de accuspanning een waarde van 13,5 Volt heeft bereikt.
Hij beëindigt het laadproces en gaat over op druppellading (de groene „CHARGING“ - LED knippert). Bij een meetwaar-
de van 13 Volt wordt het laadproces weer op gang gebracht. Beëindig het laadproces door de voedingseenheid van de
acculader uit het stopcontact te trekken.
6.5 Verwijderen van de lader
Let op: Trek eerst de stekker uit het stopcontact en neem de volgende volgorde bij het losmaken van de
klemmen in acht. Zo voorkomt u vonkvorming. Omdat tijdens het opladen uiterst explosief knalgas ontstaat,
is dit zeer belangrijk voor uw veiligheid. Trek de acculader uit het stopcontact. Verwijder vervolgens de zwarte
klem (-). Verwijder daarna de rode klem van de pluspool van de accu.