User Guide

Hoofdstuk 3: Algemene instructies 3-2
2. Beeld
Vanaf deze functie kunt u de helderheid, het contrast, de
scherpte, de verzadiging, de positie (alleen VGA) en de
scherpstelling (alleen VGA) instellen.
Helderheid: Het aanpassingsbereik ligt tussen 0 en 100.
is een sneltoets om deze functie te activeren.
Contrast: het aanpassingsbereik ligt tussen 0 en 100.
Scherpte: het aanpassingsbereik ligt tussen 0 en 100.
Saturation (Verzadiging): het aanpassingsbereik ligt tussen 0
en 100.
Positie: past de horizontale positie (H-Position) en de
verticale positie (V-Position) van het beeld aan. Het
aanpassingsbereik ligt tussen 0 en 100.
Scherpstelling: vermindert de ruis van de horizontale en de
verticale lijnen van het beeld door (Fase) en (Klok)
afzonderlijk aan te passen. Het aanpassingsbereik ligt tussen
0 en 100.
Fase past de fase aan van het pixelkloksignaal. Wanneer een
fase verkeerd is ingesteld, zal het scherm horizontale storingen
vertonen.
Klok (pixelfrequentie) beheert het aantal pixels dat door één
horizontale haal wordt gescand. Als de frequentie niet juist is,
zal het scherm verticale strepen tonen en is het beeld niet in
verhouding.