User manual

7
XENYX 1222FX
2.1.4 Pan, Mute-schakelaar en kanaal-fader
Afb. 2.4: De kanaal-fader en andere bedieningselementen
PA N
Met de PAN-regelaar wordt de positie van het kanaalsignaal
binnen het stereoveld vastgelegd. Dit onderdeel biedt een
constant-power-karakteristiek, d.w.z. het signaal heeft
onafhankelijk van de stand in het stereopanorama altijd een gelijk
volume.
MUTE
Met de MUTE-schakelaar schakelt u het kanaal naar stilte. Dit
betekent dat het kanaalsignaal van de Main Mix wordt uitgesloten.
De signaalroutes over de Aux Send-routes MON en FX blijven
echter actief.
MUTE-LED
De MUTE-LED geeft aan dat het desbetreffende kanaal naar
stilte is geschakeld.
CLIP-LED
De CLIP-LED licht op wanneer het kanaal te hoog wordt
aangestuurd. In deze gevallen verlaagt u de sterke
frequentieverhogingen met behulp van het EQ-kanaal om
vervormingen te vermijden. Zo kunt u bijv. de midden en hogen
tonen iets verlagen om de bass te benadrukken. Indien u onder
geen enkele voorwaarde de EQ-instelling wenst te veranderen
dan kunt u ook de TRIM-regelaar een beetje dichtdraaien (tegen
de wijzers in).
Als u op de insert-bus een effectapparaat (bijv. een
dynamische processor) heeft aangesloten, dan dient u ook het
uitgangsniveau van dit apparaat te controleren. Deze dient niet
hoger te zijn dan het ingangsniveau van het apparaat (0 dB).
De kanaal-fader bepaalt het geluidsniveau van het kanaal-
signaal aan de Main Mix.
+ Let op: omdat de Aux-route voor de
effectprocessor post-fader is geschakeld moet de
kanaalfader openstaan, zodat de effectprocessor
een signaal via dit kanaal kan ontvangen!
2.2 Stereokanalen
2.2.1 Kanaalingangen
Afb. 2.5: De stereo-kanaalingangen
Ieder stereokanaal beschikt over twee Line niveau-ingangen
voor de aansluitingen van het linker en het rechter kanaal. De
kanalen 9/10 en 11/12 kunnen ook op mono worden gezet, indien
u uitsluitend gebruik maakt van de met L gekenmerkte bus.
Daarnaast beschikken de kanalen 5/6 en 7/8 ook nog over een
symmetrische XLR-ingang voor een microfoon waarop indien
noodzakelijk ook de +48 V fantoomvoeding kan worden
aangesloten.
Alle stereokanalen zijn uitgerust met een TRIM-regelaar om het
geluidsniveau te kunnen aanpassen. Waar zich
microfooningangen op de kanalen bevinden, beschikt de TRIM-
regelaar over twee schalen: zoals bij de monokanalen, wordt
met 0 tot +40 dB de voorversterking van het microfoonsignaal
weergegeven en wordt met +20 tot -20 dB de aanpassing van
het eventuele ingangsniveau aan de Line-ingangen aangegeven.
Op beide bussen kunnen symmetrisch of asymmetrisch
geschakelde stekkers worden aangesloten.
2.2.2 Equalizer stereokanalen
De equalizer van de stereokanalen is natuurlijk in stereo
uitgevoerd. De filterkarakteristieken en scheidingsfrequenties zijn
gelijk aan die van de monokanalen. Een stereo-equalizer is vooral
dan tegenover twee mono-equalizers te prefereren, wanneer
het frequentiekarakteristiek van een stereosignaal gecorrigeerd
moet worden, aangezien bij mono-equalizers vaak instellings-
verschillen tussen het linker en het rechter kanaal kunnen
optreden.
2.2.3 Aux Send-routes stereokanalen
In principe werken de Aux-routes van de stereokanalen op
dezelfde wijze als die van de monokanalen. Aangezien Aux-
routes altijd mono zijn, wordt het signaal eerst op een stereokanaal
tot een monosom gemixed, voordat het naar de Aux-bus
(verzamelrail) wordt gestuurd.
2.2.4 Balance, Mute-schakelaar en kanaal-fader
BAL
De BAL(ANCE)-regelaar komt qua functie overeen met de PAN-
regelaar in de monokanalen. De balance-regelaar bepaalt het
relatieve aandeel tussen het linker en het rechter ingangssignaal,
voordat beide signalen op de linker c.q. de rechter Main Mix-bus
worden gezet.
De MUTE-schakelaar, de MUTE-LED, de CLIP-LED en de kanaal-
fader werken op dezelfde wijze als bij de monokanalen.
2. BEDIENINGSELEMENTEN EN AANSLUITINGEN