BMW Motorrad BMW maakt rijden geweldig Handleiding R 1200 RS
Voertuig-/dealergegevens Voertuiggegevens Dealergegevens Model Contactpersoon in de werkplaats Voertuigidentificatienummer Mevrouw/de heer Kleurnummer Telefoonnummer Afgiftedatum kentekenbewijs deel 1 Kenteken Dealeradres/telefoon (firmastempel)
Welkom bij BMW Wij zijn blij dat u voor een motorfiets van BMW Motorrad hebt gekozen en begroeten u in de kring van BMW-rijders/rijdsters. Maakt u zich vertrouwd met uw nieuwe motorfiets, zodat u zich zeker en veilig in het verkeer kunt bewegen. Over deze handleiding Lees deze handleiding voordat u uw nieuwe BMW start. Hierin vindt u alle belangrijke informatie m.b.t. de bediening van uw BMWen het gebruik van al zijn technische mogelijkheden.
Inhoud 1 Algemene aanwijzingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Overzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Afkortingen en symbolen . . . . . Uitrusting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Technische gegevens . . . . . . . . Actualiteit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5 6 6 7 7 7 2 Overzichten . . . . . . . . . . . . . . 9 Totaalaanzicht links . . . . . . . . . 11 Totaalaanzicht rechts . . . . . . . . 13 Onder de buddyseat . . . . . . . . 14 Combischakelaar links . . .
Schakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 96 Remmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 97 Motorfiets neerzetten . . . . . . . 98 Tanken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99 Motorfiets voor transport bevestigen . . . . . . . . . . . . . . . . 103 7 Techniek in detail . . . . Algemene aanwijzingen . . . Antiblokkeersysteem . . . . . . Automatische stabiliteitsregeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Dynamic Traction Control . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
12 Service . . . . . . . . . . . . . . . BMW Motorrad Service . . . BMW Motorrad Mobiliteitsdiensten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Onderhoudswerkzaamheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Onderhoudsschema . . . . . . . Standaard BMW onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Onderhoudsbevestigingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Onderhoudsbevestigingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 187 188 13 Bijlage . . . . . . . . . . . . . . . .
Algemene aanwijzingen Overzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6 Afkortingen en symbolen . . . . . . . . . . . . 6 1 5 Technische gegevens . . . . . . . . . . . . . . . 7 Actualiteit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7 Algemene aanwijzingen Uitrusting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1 Algemene aanwijzingen 6 z Overzicht De nadruk is gelegd op een snelle oriëntatie in deze handleiding. Het snelst vindt u bepaalde onderwerpen via de index aan het eind. Als u eerst een overzicht van de motorfiets wilt hebben, vindt u dat in hoofdstuk 2. In hoofdstuk 12 worden alle uitgevoerde onderhoudsen reparatiewerkzaamheden gedocumenteerd. Voor coulanceregelingen is het absoluut noodzakelijk dat kan worden aangetoond dat de vereiste onderhoudswerkzaamheden zijn uitgevoerd.
Automatische stabiliteitsregeling. DTC Dynamische tractiecontrole (speciale uitvoering alleen in combinatie met rijmodi Pro). DWA Diefstalbeveiligingsinstallatie. ESA Electronic Suspension Adjustment (Elektronische rijwielinstelling). EWS Elektronische wegrijbeveiliging. RDC Bandenspanningscontrole. SU Speciale uitrusting. BMW Motorrad-speciale uitvoeringen worden al bij de productie van de voertuigen ingebouwd. OA Optionele accessoires.
1 Algemene aanwijzingen 8 z en beschrijvingen niet kunnen worden aanvaard.
Overzichten Totaalaanzicht links . . . . . . . . . . . . . . . . . 11 Totaalaanzicht rechts . . . . . . . . . . . . . . . 13 2 9 Combischakelaar links . . . . . . . . . . . . . . 15 Combischakelaar rechts . . . . . . . . . . . . 17 Instrumentenpaneel . . . . . . . . . . . . . . . . . 18 Overzichten Onder de buddyseat . . . . . . . . . . . . . . . .
Overzichten 2 10 z
1 2 3 4 5 met dagrijlicht SU Dagrijlicht ( 57) Koppelingsvloeistofreservoir ( 127) Benzinevulopening ( 99) Buddyseatslot ( 85) zonder Dynamic ESA SU Instelling van de demping achter (onder aan de veerpoot) ( 87) 2 11 Overzichten Totaalaanzicht links z
Overzichten 2 12 z
zonder Dynamic ESA SU Afstelling veervoorspanning, achter ( 86) 2 Remvloeistofreservoir, voor ( 125) 3 Voertuigidentificatienummer (rechts op het balhoofd) Typeplaatje (links op het balhoofd) 4 Koelvloeistofniveauaanduiding ( 127) Koelvloeistofexpansiereservoir ( 127) 5 Bandenspanningstabel 6 Olievulopening ( 122) 7 Oliepeilindicatie ( 121) 8 De accu (achter de zijbekleding) ( 145) Plusaansluitpunt (achter de zijbekleding) ( 144) 9 Remvloeistofreservoir, achter ( 126) 10 Contactdoos ( 152) 1 2 13 Overzich
2 14 Onder de buddyseat 1 2 3 Overzichten 4 z Zekeringen ( 149) Handleiding Standaard gereedschapsset ( 118) Beladingstabel
1 Grootlicht en lichtsignaal ( 56) 2 met snelheidsregeling SU Rijsnelheidsregeling ( 77) 3 Alarmknipperlichten ( 59) 4 ABS ( 70) ASC ( 71) met dynamische tractiecontrol (DTC) SU DTC ( 71) 5 met Dynamic ESA SU Dynamic ESA ( 73) 6 met extra led-verstralers OA LED-verstraler ( 56) 7 Richtingaanwijzers ( 60) 8 Claxon 9 Multifunctioneel display ( 61) 10 met voorbereiding voor navigatiesysteem SU Multi-Controller ( 160) 2 15 Overzichten Combischakelaar links z
2 Overzichten 16 z 11 met dagrijlicht SU Dagrijlicht ( 57)
2 1 17 2 3 4 met handvatverwarming SU Handvatverwarming ( 79) Rijmodus ( 74) Noodstopschakelaar ( 55) Motor starten ( 92) Overzichten Combischakelaar rechts z
2 1 2 Overzichten 18 Instrumentenpaneel z 3 4 Snelheidsmeter Helderheidsaanpassing van het multifunctioneel display met dagrijlicht SU Sensor voor het omgevingslicht voor de automatische modus van het dagrijlicht met alarmsysteem (DWA) SU DWA-controlelampje met Keyless Ride SU Controlelampje voor de radiografische sleutel Waarschuwings- en controlelampen ( 20) Multifunctioneel display Er kan worden omgeschakeld tussen 3 verschillende displayweergaven: Full-weergave ( 22) Sport-weergave ( 24) Touring-
Aanduidingen Waarschuwings- en controlelampen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20 Rood toerentalgebied . . . . . . . . . . . . . . . 45 3 19 Multifunctioneel display (Sport-weergave). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24 Multifunctioneel display (Touringweergave). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25 Waarschuwingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26 Onderhoudsmelding . . . . . . . . . . . . . . . . 41 Brandstofreserve. .
Waarschuwings- en controlelampen 20 1 Aanduidingen 3 z Algemeen waarschuwingslampje (in combinatie met waarschuwingssymbolen op het display) ( 26) 2 Neutrale stand (vrijstand) 3 met extra led-verstralers OA Verstralers ( 56) 4 Grootlicht ( 56) 5 ASC-Waarschuwingslamp ( 71) met dynamische tractiecontrol (DTC) SU DTC-Waarschuwingslamp ( 71) 6 Richtingaanwijzer rechts 7 Waarschuwingslampje voor motorelektronica ( 33) 8 ABS-Waarschuwingslamp ( 70) 9 met dagrijlicht SU Dagrijlicht ( 57) 10 Brandstofreserve
3 21 Aanduidingen met snelheidsregeling SU Rijsnelheidsregeling ( 77) 12 Richtingaanwijzers links 11 z
Multifunctioneel display (Full-weergave) 22 1 2 3 Aanduidingen 3 z Klok ( 64) Toerenteller Boordcomputeraanduidingen ( 61) 4 met Dynamic ESA SU Dynamic ESA-afstelling ( 73) 5 Rood toerentalgebied ( 45) 6 Brandstofpeil 7 Waarschuwing buitentemperatuur ( 43) 8 Rijmodus ( 74) 9 Boordcomputeraanduidingen ( 61) 10 met dagrijlicht SU Dagrijlicht-automaat ( 57) 11 met handvatverwarming SU Standen handvatverwarming ( 79)
3 23 Aanduidingen 12 Versnellingsindicatie, in de neutraalstand wordt "N" weergegeven z
3 24 Multifunctioneel display (Sportweergave) Aanduidingen 1 2 3 z Klok ( 64) Toerentalbalken Rood toerentalgebied ( 45) 4 Motortoerental 5 Brandstofpeil 6 met dagrijlicht SU Dagrijlicht-automaat ( 57) 7 met handvatverwarming SU Standen handvatverwarming ( 79) 8 Waarschuwing buitentemperatuur ( 43) 9 Rijmodus ( 74) 10 Boordcomputeraanduidingen ( 61) 11 Versnellingsindicatie, in de neutraalstand wordt "N" weergegeven
1 2 3 4 5 6 7 8 9 Klok ( 64) Snelheidsmeter Brandstofpeil Waarschuwing buitentemperatuur ( 43) Rijmodus ( 74) Boordcomputeraanduidingen ( 61) met dagrijlicht SU Dagrijlicht-automaat ( 57) met handvatverwarming SU Standen handvatverwarming ( 79) Versnellingsindicatie, in de neutraalstand wordt "N" weergegeven 3 25 Aanduidingen Multifunctioneel display (Touringweergave) z
3 Waarschuwingen 26 Waarschuwingen worden door het betreffende waarschuwingslampje weergegeven. Weergave hoogste prioriteit bevindt zich rechts. Afhankelijk van de ernst van de waarschuwing gaat het algemene waarschuwingslampje rood of geel branden. Aanduidingen Als meerdere waarschuwingen aanwezig zijn, worden de drie waarschuwingen met de hoogste prioriteit weergegeven. Een overzicht van de mogelijke waarschuwingen vindt u op de volgende pagina's.
3 Waarschuwingsindicatieoverzicht Waarschuwings- en Waarschuwingssymbo- Betekenis controlelampen len in het display wordt weergegeven Waarschuwing buitentemperatuur ( 31) brandt geel wordt weergegeven EWS actief ( brandt geel wordt weergegeven Radiografische sleutel buiten het ontvangstgebied ( 31) brandt geel wordt weergegeven Batterij van de radiografische sleutel vervangen ( 32) knippert rood wordt weergegeven Koelvloeistoftemperatuur te hoog ( 32) wordt weergegeven De motor heeft de bedr
3 Waarschuwings- en controlelampen Aanduidingen 28 Waarschuwingssymbo- Betekenis len in het display wordt weergegeven Motoroliepeil te laag ( 34) knippert rood wordt weergegeven Bandenspanning buiten de toelaatbare tolerantie ( 34) brandt geel wordt weergegeven Sensor defect of systeemstoring ( 34) "" of " " wordt weergegeven. z "" of " " wordt weergegeven.
brandt geel Waarschuwingssymbo- Betekenis len in het display 3 29 wordt weergegeven Achterlicht defect ( wordt weergegeven Boordnetspanning laag ( brandt geel wordt weergegeven Boordnetspanning kritisch ( brandt rood wordt weergegeven Ontoereikende acculaadspanning ( 38) wordt weergegeven DWA-accu zwak ( brandt geel wordt weergegeven DWA-accu leeg ( brandt kort geel wordt weergegeven Onderhoud overschreden ( knippert 37) 37) 37) 38) Aanduidingen Waarschuwings- en controlelampen z
3 Aanduidingen 30 z Waarschuwings- en controlelampen Waarschuwingssymbo- Betekenis len in het display brandt ABS-storing ( brandt ABS uitgeschakeld ( knippert snel ASC/DTC-ingreep ( knippert langzaam ASC/DTC-zelfdiagnose niet beëindigd ( 40) brandt ASC/DTC uitgeschakeld ( brandt ASC/DTC-storing ( brandt geel brandt wordt weergegeven ESA-storing ( 39) 40) 40) 40) 40) 41) Benzinereserve bereikt ( 41)
Waarschuwing buitentemperatuur EWS actief brandt geel. 3 wordt weergegeven. 31 brandt geel. wordt weergegeven. Mogelijke oorzaak: De bij de motorfiets gemeten buitentemperatuur is lager dan: Circa. 3 °C WAARSCHUWING Gevaar van gladheid ook boven 3 °C, ondanks ontbrekende buitentemperatuurwaarschuwing. Gevaar voor ongevallen door gladheid. Bij lage buitentemperaturen moet op bruggen en schaduwrijke wegen rekening worden gehouden met gladheid. Vooruitziend rijden.
3 32 Batterij van de radiografische sleutel vervangen Aanduidingen knippert rood. met Keyless Ride SU brandt geel. z Koelvloeistoftemperatuur te hoog wordt weergegeven. Mogelijke oorzaak: De batterij van de radiografische sleutel heeft niet meer zijn volledige capaciteit. De werking van de radiografische sleutel is nu nog slechts voor een beperkte duur gewaarborgd. Batterij van de radiografische sleutel vervangen ( 54). wordt weergegeven. ATTENTIE Rijden met oververhitte motor.
Het motorsymbool wordt weer gedoofd. Motor in noodloopfunctie brandt geel. wordt weergegeven. WAARSCHUWING Ongebruikelijk rijgedrag in de noodloopfunctie van de motor. Gevaar voor ongevallen Rijstijl aanpassen. Sterk accelereren en inhaalmanoeuvres vermijden. Mogelijke oorzaak: De motorregeleenheid heeft een storing geregistreerd. In uitzonderingsgevallen slaat de motor af en kan niet meer worden gestart. De motor draait in de noodloopfunctie.
3 34 Storingen zo snel mogelijk door een specialist laten verhelpen, bij voorkeur een BMW Motorrad partner. Motoroliepeil te laag Aanduidingen wordt weergegeven. z Mogelijke oorzaak: De elektronische oliepeilsensor heeft een te laag oliepeil geconstateerd. Bij de volgende tankstop: Motoroliepeil controleren ( 121). Bij een te laag oliepeil: Motorolie bijvullen ( 122). Bij correct oliepeil: Neem contact op met een specialist, bij voorkeur een BMW Motorrad Partner.
wordt weergegeven. "" of " " wordt weergegeven. Mogelijke oorzaak: Er zijn wielen zonder RDC-sensoren gemonteerd. De set wielen laten voorzien van RDC-sensoren. Mogelijke oorzaak: Een of twee RDC-sensoren zijn uitgevallen of er is een systeemstoring aanwezig. De storing bij een specialist laten controleren, bij voorkeur een BMW Motorrad Partner. Overdrachtsstoring met bandenspanningscontrole (RDC) SU "" of " " wordt weergegeven.
3 brandt geel. 36 wordt weergegeven. Licht defect brandt geel. wordt weergegeven. Aanduidingen LET OP z Deze storingsmelding wordt gedurende korte tijd alleen aansluitend op de Pre-Ride-Check weergegeven. Mogelijke oorzaak: De batterij van de bandenspanningssensor heeft niet meer zijn volledige capaciteit. De werking van de bandenspanningscontrole is nu nog slechts voor een beperkte duur gewaarborgd. Neem contact op met een specialist, bij voorkeur een BMW Motorrad Partner.
Achterlicht defect brandt geel. wordt weergegeven. WAARSCHUWING De motorfiets wordt niet gezien in het verkeer door uitvallen van de verlichting van de motorfiets. Veiligheidsrisico Defecte lampen zo snel mogelijk vervangen; bij voorkeur altijd een set geschikte reservelampen meenemen. Mogelijke oorzaak: Achterlicht of richtingaanwijzer achter defect. Het achterlicht of de richtingaanwijzer achter moet worden vervangen. LED-achterlicht vervangen ( 144).
3 Aanduidingen 38 z wordt weergegeven. Het dynamovermogen voldoet niet meer, om alle verbruikers te voeden en de accu op te laden. Om de startcapaciteit te behouden en te kunnen blijven rijden worden de contactdozen en de extra verstralers uitgeschakeld. In extreme gevallen kunnen ook de buddyseat- en handvatverwarming worden uitgeschakeld. Mogelijke oorzaak: Er zijn te veel verbruikers ingeschakeld. In het bijzonder bij lage toerentallen en in de stationaire fase daalt de boordnetspanning.
met alarmsysteem (DWA) SU brandt geel. wordt weergegeven. LET OP Deze storingsmelding wordt gedurende korte tijd alleen aansluitend op de Pre-Ride-Check weergegeven. Mogelijke oorzaak: De DWA-accu heeft geen capaciteit meer. De werking van de DWA is bij een losgekoppelde motorfietsaccu niet meer gewaarborgd. Neem contact op met een specialist, bij voorkeur een BMW Motorrad Partner. Onderhoud overschreden wordt weergegeven. gaat na de Pre-Ride-Check korte tijd geel branden.
3 Aanduidingen 40 z Verder rijden mogelijk. Uitgebreide informatie over situaties in acht nemen die tot een ABS-storingsopslag kunnen leiden ( 107). Storingen zo snel mogelijk door een specialist laten verhelpen, bij voorkeur een BMW Motorrad partner. ABS uitgeschakeld brandt. Mogelijke oorzaak: Het ABS-systeem is door de berijder uitgeschakeld. ABS-functie inschakelen. ASC/DTC-ingreep knippert snel. De ASC/DTC heeft een instabiliteit van het achterwiel herkend en vermindert het koppel.
ESA-storing met Dynamic ESA SU brandt geel. wordt weergegeven. Mogelijke oorzaak: De ESA-regeleenheid heeft een storing opgemerkt. De motor is in deze toestand zeer hard afgeveerd en rijdt vooral op slechte wegoppervlakken oncomfortabel. Storingen zo snel mogelijk door een specialist laten verhelpen, bij voorkeur een BMW Motorrad partner. Benzinereserve bereikt Onderhoudsmelding brandt. 3 41 WAARSCHUWING Onregelmatig draaien, of uitschakeling van de motor vanwege brandstofgebrek.
3 Aanduidingen 42 z Als de onderhoudstermijn is overschreden, gaat naast de datum- resp. kilometerweergave ook het algemene waarschuwingslampje geel branden. De onderhoudsmelding wordt continu weergegeven. LET OP Als de onderhoudsmelding al meer dan één maand voor de onderhoudsdatum wordt weergegeven, dan moet de in het instrumentenpaneel opgeslagen datum worden ingesteld. Deze situatie kan zich voordoen wanneer de accu langdurig losgekoppeld is geweest.
Buitentemperatuur Als het voertuig stilstaat kan de warmte van de motor de meting van de omgevingstemperatuur beïnvloeden. Als de invloed van de warmte van de motor te groot wordt, wordt tijdelijk weergegeven. De symbolen betekenen: OK: oliepeil correct. CHECK: bij de volgende tankstop het oliepeil controleren. : geen meting mogelijk (niet aan genoemde voorwaarden voldaan). Als het oliepeil moet worden gecontroleerd, wordt het symbool 1 aangeduid, tot het oliepeil weer als correct wordt herkend.
3 44 Bandenspanning met bandenspanningscontrole (RDC) SU denspanning van het achterwiel. Meteen na het inschakelen van het contact wordt " " aangeduid. Aanduidingen RDC-sensor is niet actief z min 30 km/h (Pas na overschrijding van de minimumsnelheid stuurt de RDC-sensor een signaal naar de motorfiets.
Rood toerentalgebied 3 Het rode gebied verandert afhankelijk van de motortemperatuur. Motor warm Rood toerentalgebied 2 Motor koud Rood toerentalgebied 1 Bedrijfstemperatuur van de motor nog niet bereikt. >4000 min-1 Bedrijfstemperatuur van de motor bereikt.
Aanduidingen 3 46 z
Gebruik Contact . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48 Contact met Keyless Ride . . . . . . . . . . 50 4 47 Verlichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55 Dagrijlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57 Alarmknipperlichten . . . . . . . . . . . . . . . . . 59 Richtingaanwijzers . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60 Multifunctioneel display . . . . . . . . . . . . . 60 Alarmsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Contact 48 U ontvangt 2 contactsleutels. Neem bij verlies van een sleutel a.u.b. de opmerkingen over de elektronische wegrijblokkering (EWS) ( 49) in acht. Het contact- en stuurslot, het tankdopslot, alsmede het buddyseatslot worden met dezelfde sleutel bediend. Gebruik 4 z Voertuigsleutels Desgewenst kunnen ook de als optie leverbare koffers en de Topcase met dezelfde contactsleutel worden bediend. Hiervoor contact opnemen met een specialist, bij voorkeur een BMW Motorrad partner.
Contact uitschakelen met dagrijlicht SU Na uitschakeling van het contact gaat na korte tijd het dagrijlicht uit. met extra led-verstralers OA Na uitschakeling van het contact gaan na korte tijd de LEDverstralers uit. Sleutel in het contactslot steken en in stand 1 draaien. Stadslicht en alle circuits zijn ingeschakeld. met dagrijlicht SU Dagrijlicht is ingeschakeld. met extra led-verstralers OA LED-verstralers zijn ingeschakeld. Pre-Ride-Check wordt uitgevoerd. ( 93) De ABS zelfdiagnose wordt uitgevoerd.
4 Gebruik 50 z geen toestemming gegeven voor het starten van de motor. Op het multifunctioneel display wordt de waarschuwing met het sleutelsymbool weergegeven. Bewaar extra contactsleutels altijd apart van de gebruikte contactsleutel. Bij verlies van een sleutel van de motorfiets kunt u deze door uw BMW Motorrad dealer laten blokkeren. U moet daartoe alle andere contactsleutels die bij de motorfiets horen meebrengen.
Contact, verlichting en alle circuits uitgeschakeld. Om het stuurslot te ontgrendelen toets 1 kort indrukken. Bereik van radiografische Keyless Ride-sleutel met Keyless Ride SU Circa. 1 m 51 Voorwaarde: Radiografische sleutel is in ontvangstgebied. ATTENTIE Stuur naar verkeerde kant gedraaid bij het plaatsen op de zijstandaard. Onderdeelschade door omvallen. Op een horizontale ondergrond het stuur altijd tegen de linker aanslag draaien om het stuurslot te vergrendelen.
4 Gebruik 52 z met dagrijlicht SU Dagrijlicht is ingeschakeld. met extra led-verstralers OA LED-verstralers zijn ingeschakeld. Pre-Ride-Check wordt uitgevoerd. ( 93) De ABS zelfdiagnose wordt uitgevoerd. ( 94) De ASC/DTC-zelfdiagnose wordt uitgevoerd. ( 95) Variant 2: Stuurslot is vergrendeld, toets 1 ingedrukt houden. Het stuurslot wordt ontgrendeld. Stadslicht en alle circuits ingeschakeld. Pre-Ride-Check wordt uitgevoerd. ( 93) De ABS zelfdiagnose wordt uitgevoerd.
Verlies van de radiografische sleutel Neem bij verlies van een sleutel a.u.b. de opmerkingen over de elektronische wegrijblokkering EWS in acht. Als de radiografische sleutel tijdens het rijden wordt verloren, kan de motorfiets worden gestart met de noodsleutel. Pre-Ride-Check wordt uitgevoerd. Noodsleutel is herkend. De motor kan worden gestart. Noodsleutel kan worden verwijderd. Motor starten ( 92).
4 Gebruik 54 z Periode waarin de motor moet worden gestart. Daarna moet een nieuwe ontgrendeling plaatsvinden. 30 s Contact inschakelen. Pre-Ride-Check wordt uitgevoerd. Radiografische sleutel is herkend. De motor kan worden gestart. Radiografische sleutel kan worden verwijderd. Motor starten ( 92). Duo-buddyseat inbouwen ( 85).
De nieuwe batterij 3 met de pluspool naar boven aanbrengen. Accudeksel 2 inbouwen. De toets 1 indrukken en de sleutelbaard inklappen. De afstandsbediening is weer klaar voor gebruik. Noodstopschakelaar 4 55 1 Noodstopschakelaar A B Motor uitgeschakeld Bedrijfsstand Verlichting WAARSCHUWING Bedienen van de noodstopschakelaar tijdens het rijden. Gevaar voor vallen door blokkerend achterwiel. De noodstopschakelaar nooit tijdens het rijden bedienen.
4 Gebruik 56 z Het dimlicht wordt na het starten van de motor automatisch ingeschakeld. met dagrijlicht SU Overdag kan als alternatief voor het dimlicht het dagrijlicht worden ingeschakeld. Schakelaar 1 naar achteren trekken, om het lichtsignaal te bedienen. Parkeerlicht Contact uitschakelen ( 49). 49). Schakelaar 1 naar voren drukken, om het grootlicht in te schakelen.
Dagrijlicht met dagrijlicht SU Handmatig dagrijlicht Voorwaarde: automatisch dagrijlicht is uitgeschakeld. 4 Inschakelen van het dagrijlicht in het donker. Slechter zicht en verblinden van tegenliggers. Dagrijlicht niet in het donker gebruiken. 57 LET OP Het dagrijlicht kan in vergelijking met het dimlicht beter worden waargenomen door het tegemoetkomend verkeer. Daardoor verbetert de zichtbaarheid overdag. Motor starten ( 92). De toets 2 zo vaak kort indrukken, tot het SETUP-menu wordt weergegeven.
4 Gebruik 58 z Het symbool wordt op het display weergegeven. Het dimlicht, het voorste stadslicht en de extra koplampen worden uitgeschakeld. In het donker of in tunnels: De toets 1 opnieuw indrukken om het dagrijlicht uit en om het dimlicht en het voorste stadslicht in te schakelen. Daarbij worden de extra koplampen opnieuw ingeschakeld. tiveerd, maar moet dit handmatig weer worden ingeschakeld. Automatisch dagrijlicht LET OP De omschakeling tussen dagrijlicht en dimlicht, incl.
Handmatige bediening van het licht bij ingeschakelde automaat Als de toets van het dagrijlicht wordt ingedrukt, wordt de dagrijlichtautomaat uitgeschakeld en worden het dimlicht en het stadslicht voor ingeschakeld (bv. bij de inrit in tunnels, als de dagrijlichtautomaat vanwege het omgevingslicht vertraagd reageert). Als het dagrijlicht wordt uitgeschakeld, wordt de extra koplamp weer ingeschakeld. Als de toets voor het dagrijlicht opnieuw wordt ingedrukt, wordt de dagrijlichtautomaat weer geactiveerd, d.
4 60 Richtingaanwijzers Richtingaanwijzer bedienen 49). Gebruik Contact inschakelen ( LET OP De richtingaanwijzers worden na het bereiken van de vastgelegde rijtijd en afstand automatisch uitgeschakeld. De gedefinieerde rijtijd en afstand kunnen door een BMW Motorrad partner worden ingesteld. Multifunctioneel display Ondersteuning bij de menusturing z Toets 1 bedienen om de richtingaanwijzers links in te schakelen. Toets 1 bedienen om de richtingaanwijzers links in te schakelen.
Contact inschakelen ( De toets 1 zo vaak kort indrukken tot STYLE op de displayregel 2 wordt weergegeven. De toets 1 ingedrukt houden, om de Display weergave te wijzigen. De getallen hebben de volgende betekenis: 0: Full-aanzicht 1: Sport-aanzicht 2: Touring-aanzicht In het gebied 2 wordt de geselecteerde Display weergave weergegeven. 49). De toets 1 kort indrukken, om de weergave op de bovenste displayregel 2 te kiezen.
4 Gebruik 62 z aangeduid en door een toetsdruk worden geselecteerd: Buitentemperatuur (TEMP.) Motortemperatuur (ENG. T.) Actieradius (RANGE) Gemiddeld verbruik 1 (CONS 1) Gemiddeld verbruik 2 (CONS 2) Gemiddelde snelheid (SPEED) met boordcomputer Pro SU Stopwatch rijtijd (T. RIDE) Dagteller terugzetten Contact inschakelen ( 49). met bandenspanningscontrole (RDC) SU Bandenspanningswaarden (RDC) Datum (DATE) Oliepeilaanduiding (OIL LVL) Pro SU met boordcomputer Boordnetspanning (VOLTG.
De toets 1 telkens kort indrukken, om naar het volgende menupunt te gaan. Op de bovenste displayregel 2 wordt het menupunt weergegeven. Op de onderste displayregel 3 wordt de afgestelde waarde weergegeven. De toets 4 kort indrukken, om de afgestelde waarde te veranderen. U kunt de volgende menupunten selecteren: 4 63 Gebruik De toets 1 zo vaak kort indrukken tot op de bovenste displayregel 2 SETUP ENTER wordt weergegeven. De toets 1 ingedrukt houden om het SETUP-menu te starten.
4 Gebruik 64 z Clock Format: Instelling van het formaat van de tijdweergave Date Format: Instelling van het formaat van de datumweergave met dagrijlicht SU Auto. DRL: Dagrijlicht-automaat inschakelen (ON) of uitschakelen (OFF) met boordcomputer Pro SU BC: Omschakelen tussen BC Pro en BC Basic RESET!: Alle instellingen terugzetten. EXIT: SETUP-menu verlaten De klok alleen instellen als de motorfiets stilstaat. Kies in het SETUP-menu het menupunt CLOCK selecteren.
De knipperende waarde met de toets 1 verhogen of met de toets 2 verlagen. De toets 2 zo lang ingedrukt houden tot de minuten op de onderste displayregel 3 knipperen. De knipperende waarde met de toets 1 verhogen of met de toets 2 verlagen. De toets 2 zo lang ingedrukt houden totdat de minuten niet meer knipperen. De afstelling is beëindigd. Om de afstelling op een willekeurig punt te onderbreken, de toets 1 zo lang ingedrukt houden, totdat de uitgangswaarde weer wordt aangeduid.
4 Gebruik 66 z De toets 2 zo lang ingedrukt houden totdat het jaar niet meer knippert. De afstelling is beëindigd. Om de afstelling op een willekeurig punt te onderbreken, de toets 1 zo lang ingedrukt houden, totdat de uitgangswaarde weer wordt aangeduid. LET OP Bij starten voordat de afstelling is voltooid, wordt de afstelling onderbroken. In het SETUP-menu met de toets 1 het menupunt BC 2 selecteren.
op de onderste displayregel weergegeven. BOTH: De waarde wordt op beide displayregels weergegeven. OFF: De waarde wordt niet weergegeven. De toets 1 kort indrukken, om de afgestelde waarde te veranderen. U kunt de volgende menupunten selecteren, tussen haakjes staat de fabrieksinstelling vermeld. Enkele menupunten worden alleen weergegeven als de betreffende speciale uitvoering aanwezig is.
4 Gebruik 68 z Alarmsysteem Duurt van het alarm met alarmsysteem (DWA) SU Aanwijzingen bij activering van het alarm Het alarm kan worden geactiveerd door: Bewegingssensor Opstarten met een onbevoegde sleutel Loskoppeling van de DWA van de accu (DWA-accu neemt de stroomvoorziening over - alleen alarmtoon, richtingaanwijzers knipperen niet). Als de DWA-accu ontladen is, dan blijven alle functies behouden, alleen de activering van het alarm bij loskoppeling van de accu is niet meer mogelijk.
De volgende instellingen zijn mogelijk: ON: DWA is geactiveerd resp. wordt na het uitschakelen van het contact automatisch geactiveerd. OFF: DWA is gedeactiveerd. met Keyless Ride SU 69 DWA Activeren De toets 1 telkens kort indrukken, om het menupunt Auto. Alarm te selecteren. Op de bovenste displayregel 2 wordt Auto. Alarm weergegeven. Op de onderste displayregel 3 wordt de ingestelde waarde ON/OFF weergegeven. De toets 4 kort indrukken, om de afgestelde waarde te veranderen.
4 met Keyless Ride SU Contact inschakelen ( Gebruik 70 z gral ABS vindt u in het hoofdstuk "Techniek in detail". 49). houden, tot het ABS-waarschuwingslampje reageert. In dit geval wijzigt de ASC/DTCinstelling niet. brandt. Toets 1 binnen twee seconden loslaten. brandt verder. Toets 1 kort indrukken. Richtingaanwijzers knipperen eenmaal. Bevestigingstoon klinkt eenmaal (indien geprogrammeerd). DWA is uitgeschakeld.
blijft gedoofd resp. knippert verder. ABS is ingeschakeld. Als alternatief kan ook het contact weer worden uit- en ingeschakeld. ABS-storing Toets 1 ingedrukt houden, tot de aanduiding van het ABSwaarschuwingslampje verandert. LET OP De ABS-functie kan ook tijdens het rijden worden ingeschakeld. dooft. Als de zelfdiagnose nog niet afgesloten is, gaat het waarschuwingslampje knipperen. Toets 1 binnen twee seconden loslaten.
4 72 LET OP ASC/DTC inschakelen De ASC/DTC-functie kan ook tijdens het rijden worden uitgeschakeld. ASC/DTC is ingeschakeld. Als alternatief kan ook het contact weer worden uit- en ingeschakeld. Gebruik brandt. z Toets 1 binnen twee seconden loslaten. brandt verder. ASC/DTC is uitgeschakeld. blijft gedoofd resp. knippert verder. ASC/DTC-storing De toets 1 ingedrukt houden, tot de aanduiding van het ASC/ DTC-waarschuwingslampje verandert.
Instelmogelijkheden Rijwielgedeelte instellen Contact inschakelen ( 49). 4 73 De veervoorspanning wordt in het multifunctionele display in het bereik van 1 aangeduid, de demping in het bereik 2. Om de demping in te stellen: De toets 1 zo vaak kort indrukken, tot gewenste toestand rijmodus naast de selectiepijl staat. LET OP De demping kan tijdens het rijden worden ingesteld.
4 Gebruik 74 z Om de veervoorspanning in te stellen: Motor starten ( 92). De toets 1 telkens ingedrukt houden, tot de gewenste instelling wordt weergegeven. LET OP De veervoorspanning kan niet tijdens het rijden worden ingesteld. De volgende instellingen zijn mogelijk: Solo Solo met bagage Met passagier (en bagage) De instelprocedure afwachten alvorens verder te rijden. Wordt toets 1 langere tijd niet bediend, dan worden demping en veervoorspanning ingesteld zoals ze worden weergegeven.
instelling van de rijmodus. In positie 2 wordt de actuele instelling weergegeven. Met iedere toetsbediening verschijnt op positie 1 een van de mogelijke rijmodi. Toets 1 zo vaak indrukken, tot de gewenste rijmodus wordt weergegeven. U kunt kiezen tussen de volgende rijmodi: RAIN: voor ritten op natgeregend wegdek. ROAD: voor ritten op droog wegdek. met rijmodi Pro SU Daarnaast kunnen nog de volgende rijmodi worden geselecteerd: DYNAMIC: Voor dynamische ritten op droog wegdek. Rijmodus selecteren.
4 Gebruik 76 z De toets 1 zo vaak kort indrukken tot op de bovenste displayregel 2 SETUP ENTER wordt weergegeven. De toets 1 ingedrukt houden om het SETUP-menu te starten. De toets 1 zo vaak kort indrukken, tot bij 2 User Mode ENTER wordt weergegeven. De toets 3 ingedrukt houden om de User-modus te configureren. De toets 1 telkens kort indrukken, om naar het volgende menupunt te gaan.
De toets 4 ingedrukt houden om het User-menu te verlaten. Snelheid in geheugen opslaan Accelereren 4 77 Rijsnelheidsregeling Snelheidsregeling inschakelen Toets 1 kort naar voren drukken. Instelgebied van de snelheidsregeling Schakelaar 1 naar rechts schuiven. Bediening van de toets 2 is ontgrendeld. 20...210 km/h Controlelamp voor snelheidsregeling brandt. De actuele snelheid wordt aangehouden en in het geheugen opgeslagen. Toets 1 kort naar voren drukken.
4 Snelheid verlagen Gebruik Eerdere snelheid weer aannemen Remmen, koppeling of gashendel (gas tot voorbij de ruststand terugnemen) bedienen om de snelheidsregeling uit te schakelen. 78 z Snelheidsregeling deactiveren LET OP Toets 1 kort naar achteren drukken. De snelheid wordt bij iedere bediening met 2 km/h verlaagd. Toets 1 naar achteren gedrukt houden. De snelheid wordt traploos verlaagd. Als toets 1 niet meer wordt bediend, wordt de bereikte snelheid aangehouden en opgeslagen.
Snelheidsregeling uitschakelen Handvatverwarming bedienen 79 LET OP De handvatverwarming is alleen bij draaiende motor beschikbaar. LET OP Schakelaar 1 naar links schuiven. Systeem uitgeschakeld. Toets 2 is geblokkeerd. Handvatverwarming met handvatverwarming SU 4 Het door de handvatverwarming veroorzaakte hogere stroomverbruik kan bij ritten met lage toerentallen tot ontlading van de accu leiden. Bij een te lage accuspanning wordt ter behoud van de startcapaciteit de handvatverwarming uitgeschakeld.
4 Gebruik 80 z naar de eerste stand worden teruggeschakeld. Indien er geen wijzigingen meer worden uitgevoerd, wordt de gekozen verwarmingsstand ingesteld. Om de handvatverwarming uit te schakelen, de toets 1 indrukken tot het symbool van de handvatverwarming 2 niet meer op het display wordt weergegeven.
Instelling Spiegels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82 Kuipruit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82 5 81 Koppeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 84 Rem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 84 Berijders- en duo-buddyseat . . . . . . . . 85 Veervoorspanning. . . . . . . . . . . . . . . . . . . 86 Demping . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 87 Instelling Koplamp . . . . . . . . . . . . .
5 Spiegels Spiegelarm verstellen Spiegel verstellen Instelling 82 z Spiegelkop door verdraaien in de gewenste positie brengen. Spiegelarm in de gewenste stand draaien. Kuipruit Kuipruit instellen De motorfiets staat. WAARSCHUWING Instellen van de kuipruit tijdens het rijden. Kans op ongevallen De kuipruit alleen instellen als de motorfiets stilstaat. Kuipruit omhoog- of omlaagklappen. De kuipruit wordt door veerkracht in de bovenste of de onderste eindstanden vastgehouden.
De kuipruit kan in twee verschillende standen op de motorfiets worden bevestigd. Koplampafstelling en veervoorspanning De kuipruit op de betreffende boring 3 plaatsen, daarbij op bus 4 (van onderaf aangebracht) en rubber tule 5 letten. Alle vier bouten 6 aanbrengen. Om de kuipruit 1 te verplaatsen, alle bouten 2 uitbouwen en de kuipruit verwijderen. Kuipruit aan steun 2,5 Nm De lichtbundel blijft constant door de aanpassing van de veervoorspanning aan de beladingstoestand.
5 84 Koppeling Koppelingshendel instellen Instelling WAARSCHUWING z Instellen van de koppelingshendel tijdens het rijden. Gevaar voor ongevallen De koppelingshendel alleen instellen als de motorfiets stilstaat. LET OP De stelknop kan gemakkelijker worden verdraaid, wanneer daarbij de koppelingshendel naar voren wordt gedrukt.
Duo-buddyseat uitbouwen De motorfiets neerzetten en erop letten dat de ondergrond vlak en stevig is. De duo-buddyseat 2 verwijderen en met het zitgedeelte op een schone ondergrond leggen. Duo-buddyseat inbouwen Berijders-buddyseat uitbouwen 5 Duo-buddyseat uitbouwen ( 85). Berijders-buddyseat is ontgrendeld. De berijders-buddyseat achter verwijderen en met het zitgedeelte op een schone ondergrond leggen.
gewicht een overeenkomstig lagere veervoorspanning. 86 Veervoorspanning achterwiel instellen Instelling 5 z De motorfiets neerzetten en erop letten dat de ondergrond vlak en stevig is. De buddyseat tot de aanslag in de voorste bevestigingen 1 drukken en vervolgens achter plaatsen. WAARSCHUWING Instellen van de veervoorspanning tijdens het rijden. Gevaar voor ongevallen De veervoorspanning alleen instellen als de motorfiets stilstaat.
Stelknop tot de aanslag in de richting van de pijl LOW draaien, vervolgens 15 omwentelingen in de richting HIGH. (Sologebruik met belading) Stelknop tot de aanslag in de richting van de pijl HIGH draaien. (Duorit en lading) gere demping, een verlaging van de veervoorspanning een zachtere demping. Demping achterwiel instellen De motorfiets neerzetten en erop letten dat de ondergrond vlak en stevig is. Instellen van de demping van de linker voertuigzijde uitvoeren.
Instelling 5 88 z
Rijden Veiligheidsaanwijzingen . . . . . . . . . . . . . 90 Controlelijst in acht nemen. . . . . . . . . . 92 6 89 Inrijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 95 Schakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 96 Remmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 97 Motorfiets neerzetten . . . . . . . . . . . . . . . 98 Tanken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99 Motorfiets voor transport bevestigen . . . . . . . . . . . . . . . .
Veiligheidsaanwijzingen 90 Rijdersuitrusting Rijden 6 z Geen rit zonder de juiste kleding! Draag altijd Helm Pak Handschoenen Laarzen Dit geldt trouwens ook voor korte trajecten en in gelijk welk seizoen. Uw BMW Motorrad dealer kan u adviseren en heeft voor elk gebruiksdoel de correcte kleding. Belading WAARSCHUWING Stabiliteit tijdens het rijden beïnvloed door overbelading, of ongelijkmatig aangebrachte belading.
Topsnelheid GEVAAR De topsnelheid van de motorfiets is hoger dan de toegestane topsnelheid van de banden. Gevaar voor ongevallen door beschadiging van de banden bij te hoge snelheid. De voor de banden toegestane maximum snelheid in acht nemen. Sticker met de maximaal toelaatbare snelheid in het gezichtsveld aanbrengen. Kans op vergiftiging Katalysator Uitlaatgassen bevatten het kleuren geurloze maar giftige koolmonoxide.
6 Rijden 92 z Gevaar voor oververhitting ATTENTIE Langere tijd laten draaien van de motor bij stilstand. Oververhitting vanwege onvoldoende koeling. In extreme gevallen kan de motorfiets in brand vliegen. De motor niet onnodig stationair laten draaien. Na het starten direct wegrijden. Manipulaties ATTENTIE Wijzigingen van de motorfiets (bijv. motorregeleenheid, gaskleppen, koppeling). Beschadiging van de betroffen onderdelen, uitvallen veiligheidsrelevante functies.
LET OP Bij een uitgeklapte zijstandaard en een ingeschakelde versnelling kan de motor niet worden gestart. Als de motorfiets in de neutraalstand wordt gestart en vervolgens bij uitgeklapte zijstandaard een versnelling wordt ingeschakeld, slaat de motor af. Bij een koude start en lage temperaturen, de koppeling intrekken. Na het inschakelen van het contact voert het instrumentenpaneel een test uit van de tellerinstrumenten en de waarschuwingsen controlelampen, de Pre-RideCheck.
mene waarschuwingslamp wisselt van rood naar geel. automatisch plaats na het inschakelen van het contact. 94 Als de wijzer van de snelheidsmeter niet bewoog of een van de waarschuwings- en controlelampjes niet ging branden: Fase 1 Controle van de systeemcomponenten bij stilstand. knippert. Rijden 6 z WAARSCHUWING Defecte waarschuwingslampjes. Geen weergave van storingen. Opletten of alle waarschuwings- en controlelampen worden weergegeven.
De gereedheid van het BMW Motorrad ASC/DTC wordt door de zelfdiagnose gecontroleerd. De zelfdiagnose vindt automatisch plaats na het inschakelen van het contact. Fase 1 Controle van de systeemcomponenten bij stilstand. knippert langzaam. Fase 2 Controle van de voor diagnose geschikte systeemcomponenten tijdens het rijden. knippert langzaam. ASC/DTC-zelfdiagnose beëindigd Het ASC/DTC-waarschuwingslampje dooft. Opletten of alle waarschuwings- en controlelampen worden weergegeven.
6 96 Kilometrage tot de inrijdcontrole 500...1200 km Rijden Remblokken z Nieuwe remblokken moeten worden ingereden, voordat deze hun optimale remvertraging bereiken. De iets geringere remwerking kan worden gecompenseerd door de remhendel/het rempedaal krachtiger te bedienen. WAARSCHUWING Nieuwe remblokken. Verlenging van de remweg. Gevaar voor ongevallen. Vroeg remmen. Banden Nieuwe banden hebben een glad oppervlak.
bij het opschakelen met gesloten gasklep (deceleratie) resp. bij het. vertragen bij stationair draaien. Om een volgende schakeling met de schakelassistent Pro uit te kunnen voeren, moet het schakelpedaal na de schakelprocedure volledig ontlast worden. Remmen Hoe wordt de kortst mogelijk remweg bereikt? Bij een remactie wijzigt zich de dynamische lastverdeling tussen voor- en achterwiel. Hoe sterker wordt afgeremd, hoe zwaarder het voorwiel wordt belast.
6 98 Voor- en achterrem bedienen en motorremwerking gebruiken. Rijden Natte en verontreinigde remmen z Vocht en vuil op de remschijven en de remblokken leiden tot een vermindering van de remwerking. In de volgende situaties moet rekening worden gehouden met een vertraagde of slechtere remwerking: Bij het rijden in de regen en door plassen. Na een wasbeurt van het voertuig. Bij het rijden op wegen waarop zout is gestrooid. Na werkzaamheden aan de remmen door restanten olie of vet.
Slechte staat van de ondergrond onder de standaard. Beschadiging van onderdelen door omvallen. De standaard moet altijd op een vlakke en vaste ondergrond rusten. ATTENTIE Inklappen van de middenbok bij sterke bewegingen. Beschadiging van onderdelen door omvallen. Bij een uitgeklapte middenbok niet op de motorfiets plaatsnemen. De middenstandaard uitklappen en de motorfiets op de middenstandaard plaatsen. De motorfiets op hellingen in de richting "bergopwaarts" neerzetten en de 1e versnelling inschakelen.
6 Rijden 100 z onderkant van de vulbuis tanken. De benzinetank niet teveel vullen. LET OP ATTENTIE Brandstof tast kunststofoppervlakken aan. Oppervlakken worden mat of lelijk. Reinig kunststofdelen onmiddellijk na contact met brandstof. De motorfiets op de zijstandaard plaatsen en erop letten dat de ondergrond vlak en stevig is. Tankdopklep 2 openklappen. De tankdop met de contactsleutel 1 ontgrendelen en opklappen.
Circa. 18 l Reservehoeveelheid Circa. 4 l Tankdop krachtig aandrukken en sluiten. Sleutel verwijderen en klepje sluiten. Tanken met Keyless Ride SU Stuurslot is ontgrendeld. WAARSCHUWING Brandstof is licht ontvlambaar. Brand- en explosiegevaar. Niet roken en geen open vuur bij alle werkzaamheden aan de brandstoftank. WAARSCHUWING Weglekken van brandstof door uitzetting bij warmte en te ver gevulde brandstoftank. Kans op ongevallen De benzinetank niet teveel vullen.
Lip 1 van de tankdop opnieuw langzaam naar boven trekken. De tankdop ontgrendelt. De tankdop geheel openen. 6 102 kunnen herkennen en het brandstofwaarschuwingslampje uit te schakelen. Rijden LET OP z De in de technische gegevens aangegeven "Nuttige tankinhoud" is de hoeveelheid brandstof waarmee de tank kan worden gevuld wanneer de tank leeggereden is, dus wanneer de motor door brandstofgebrek is gestopt. Lip 1 van de tankdop langzaam naar boven trekken. De tankdop ontgrendelt.
De tankdop vergrendelt hoorbaar. De tankdop vergrendelt automatisch na afloop van de nalooptijd. De vastgeklikte tankdop vergrendelt direct bij het vastzetten van het stuurslot of het inschakelen van het contact. Alle onderdelen waar spanbanden langs worden geleid tegen krassen beschermen (bijvoorbeeld met tape of zachte doeken). 103 ATTENTIE Kantelen van de motorfiets bij het omhoog brengen. Onderdeelschade door omvallen.
6 Rijden 104 z Spanbanden achter aan beide zijden aan de voetsteunen voor de duopassagier bevestigen en spannen. Alle spanbanden gelijkmatig spannen, de motorfiets moet zo ver mogelijk inveren.
Techniek in detail Algemene aanwijzingen . . . . . . . . . . . . 106 Antiblokkeersysteem . . . . . . . . . . . . . . . 106 7 105 Dynamic Traction Control . . . . . . . . . . 110 Dynamic ESA . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 112 Rijmodus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 112 Bandenspanningscontrole . . . . . . . . . 113 Schakelassistent Pro . . . . . . . . . . . . . . . 115 Techniek in detail Automatische stabiliteitsregeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
7 Techniek in detail 106 z Algemene aanwijzingen Meer informatie over het onderwerp techniek onder: bmw-motorrad.com/technology Antiblokkeersysteem Deelintegraal-remsysteem Uw motorfiets is voorzien van een deelintegraal-remsysteem. Bij dit remsysteem worden met de remhendel de voor- en achterrem geactiveerd. Het rempedaal werkt alleen op de achterrem.
Hoe kan het ABS door de berijder worden opgemerkt? Als het ABS vanwege de hierboven beschreven omstandigheden de remkracht moet verminderen, dan is dit door trillingen aan de remhendel voelbaar. Bij het bedienen van de remhendel wordt via de Integralfunctie ook bij de achterwiel remdruk opgebouwd. Als het rempedaal pas daarna wordt bediend, is de reeds opgebouwde remdruk eerder als tegendruk merkbaar dan wanneer het rempedaal vóór of gelijk met de remhendel wordt bediend.
7 Techniek in detail 108 z Naast problemen aan het ABS kunnen ook ongebruikelijke rijsituaties tot een storingsmelding leiden: Warmdraaien op de middenbok met ingeschakelde neutraalstand of ingeschakelde versnelling Gedurende langere tijd rijden met een door de motorremwerking blokkerend achterwiel, bijv.
De ASC is een hulpsysteem voor de berijder en is voor gebruik op de openbare weg ontworpen. Vooral in het grensgebied van de rijfysica heeft de berijder duidelijk invloed op de regelmogelijkheden van de ASC (gewichtsverplaatsing in bochten, losse bagage). Het systeem is niet ontworpen voor speciale eisen zoals die gelden voor wedstrijdgebruik op het circuit. Voor deze gevallen kan de ASC worden uitgeschakeld. WAARSCHUWING Gevaarlijk bestuurder. Gevaar voor ongevallen ondanks ASC.
7 Techniek in detail 110 z Als het voorwiel bij een extreme acceleratie het contact met de weg verliest, vermindert de ASC het motorkoppel, tot het voorwiel weer de weg raakt. BMW Motorrad raadt in dit geval aan de gashendel iets terug te draaien, om zo snel mogelijk weer een stabiele rijtoestand te bereiken. Op een gladde ondergrond moet de gashendel nooit plotseling volledig worden teruggedraaid, zonder tegelijkertijd de koppeling te bedienen.
Bijzondere situaties Bij toenemende scheefstand wordt het acceleratievermogen overeenkomstig de natuurkundige wetten steeds verder ingeperkt. Daardoor is het mogelijk dat vanuit scherpe bochten vertraagd wordt geaccelereerd. Om een doordraaiend of wegglijdend achterwiel te herkennen worden onder andere de toerentallen van voor- en achterwiel vergeleken en rekening gehouden met de scheefstand.
7 112 kan tot een glijdend achterwiel en daarmee tot een instabiele rijtoestand leiden. Dit kan door de DTC niet gecontroleerd worden. Dynamic ESA Techniek in detail met Dynamic ESA SU z Instelmogelijkheden Met behulp van de elektronische schokdemper afstelling Dynamic ESA kunt u uw motorfiets op comfortabele wijze aanpassen aan de verschillende beladingssituaties en ondergronden.
met rijmodi Pro SU DYNAMIC-modus De DYNAMIC-modus is de meest sportieve modus. De ingreep van het ASC/DTCsysteem vindt nog weer later plaats, daardoor zijn ook op droog asfalt driftbewegingen mogelijk bij sterke acceleratie in de bocht. USER-modus In de USER-modus kunnen DTC en ENGINE individueel worden ingesteld. - ENGINE: Kiezen uit RAIN, ROAD en DYNAMIC - DTC: Kiezen uit RAIN, ROAD en DYNAMIC De gewijzigde USER-instellingen worden opgeslagen tot de volgende wijziging.
7 Techniek in detail 114 z Minimumsnelheid voor de overdracht van de RDC-meetwaarden: min 30 km/h Voordat voor het eerst de bandenspanning wordt ontvangen, wordt op het display voor elke band weergegeven. Nadat de motorfiets stilstaat worden de meetwaarden nog enige tijd door de sensoren doorgegeven. Overdrachtsduur van de meetwaarden na stilstaande motorfiets: min 15 min Als een RDC-regeleenheid is gemonteerd zonder dat de wielen zijn voorzien van sensoren, wordt een storingsmelding gegeven.
Voorbeeld Volgens handleiding moet de bandenspanning de volgende waarde bedragen: 2,5 bar Op het multifunctioneel display wordt de volgende waarde weergegeven: 2,3 bar Er ontbreekt dus: 0,2 bar De bandenspanningsmeter bij het tankstation toont: 2,4 bar Voorbeeld Om de correcte bandenspanning in te stellen, moet deze met de volgende waarde worden verhoogd: 2,6 bar Schakelassistent Pro met schakelassistent Pro SU Uw motorfiets is uitgerust met oorspronkelijk in de remsport ontwikkelde schakelassistent Pro.
7 Techniek in detail 116 z dure in deze stand vasthouden. Een verdere verhoging van de schakelkracht tijdens de schakelprocedure is niet nodig. Na de schakelprocedure moet het schakelpedaal volledig ontlast worden om een volgende schakeling met de schakelassistent Pro te kunnen uitvoeren. Voor schakelprocedures met de schakelassistent Pro moet de belasting (gashendelstand) voor en tijdens de schakelprocedure constant worden gehouden.
Onderhoud Algemene aanwijzingen . . . . . . . . . . . . 118 Boordgereedschap . . . . . . . . . . . . . . . . 118 8 117 Achterwielstandaard . . . . . . . . . . . . . . . 120 Motorolie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 121 Remsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 122 Koppeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 127 Koelvloeistof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 127 Velgen en banden . . . . . . . . . . . . . . . . . 128 Wielen . . . . . . . . . .
8 Onderhoud 118 z Algemene aanwijzingen In het hoofdstuk "Onderhoud" worden werkzaamheden voor het controleren en vervangen van slijtagedelen beschreven, die eenvoudig zijn uit te voeren. Indien bij de montage rekening moet worden gehouden met speciale aanhaalmomenten, dan zijn deze eveneens genoemd. Een overzicht van alle benodigde aanhaalmomenten vindt u in het hoofdstuk "Technische gegevens".
daard zonder gebruik van de middenbok of hulpstandaard. Beschadiging van onderdelen door omvallen. De motorfiets vóór het optillen met de BMW Motorrad voorwielsteun op de middenbok of een hulpstandaard zetten. 119 Bevestigingsbouten 1 losdraaien. De beide pennen 2 zo ver naar buiten schuiven tot de voorvork er tussen past. De gewenste hoogte van de voorwielstandaard met behulp van de fixeerpennen 3 instellen. Voorwielstandaard in het midden van het voorwiel plaatsen en naar de vooras schuiven.
Achterwielstandaard 8 Achterwielstandaard aanbrengen Onderhoud 120 z ATTENTIE Inklappen van de middenbok als de motorfiets te ver omhoog wordt gebracht. Beschadiging van onderdelen door omvallen. Erop letten dat de middenbok bij het optillen op de grond blijft. De voorwielstandaard gelijkmatig naar beneden drukken om de motorfiets op te tillen. De borgring 2 verwijderen, hiertoe ontgrendelingsknop 3 indrukken. De motorfiets neerzetten en erop letten dat de ondergrond vlak en stevig is.
hoger is het oliepeil in het carter. Verkeerde interpretatie van de olievulhoeveelheid Het oliepeil na een langere rit resp. bij warme motor controleren. Motorolie Motoroliepeil controleren ATTENTIE Het oliepeil is afhankelijk van de olietemperatuur. Hoe hoger de temperatuur, des te Vijf minuten wachten, zodat de olie zich in het carter kan verzamelen. 121 Het oliepeil bij de aanduiding 1 aflezen.
8 Onderhoud 122 z Bij een oliepeil onder de MINmarkering: Motorolie bijvullen ( 122). Bij een oliepeil boven de MAXmarkering: De storing bij een specialist laten controleren, bij voorkeur een BMW Motorrad Partner. Motorolie bijvullen De motorfiets neerzetten en erop letten dat de ondergrond vlak en stevig is. Om gemakkelijker kracht te kunnen zetten de omkeerbare schroevendraaierbit 1, met de torxzijde vooraan in de schroevendraaiergreep 2 (boordgereedschap) steken.
In gevaar brengen van de bedrijfszekerheid van het remsysteem. Alle werkzaamheden aan het remsysteem laten uitvoeren door vakkundig personeel. 8 De remmen bij een specialist laten controleren, bij voorkeur bij een BMW Motorrad Partner. Remblokdikte, voor, controleren De motorfiets neerzetten en erop letten dat de ondergrond vlak en stevig is. Remblokdikte, links en rechts, visueel controleren. Kijkrichting: tussen wiel en voorwielgeleiding door op de remblokken 1.
8 Onderhoud 124 z Om de bedrijfszekerheid van het remsysteem te waarborgen mogen de remblokken niet dunner worden dan de minimaal toelaatbare dikte. Remblokken door een specialist laten vervangen, bij voorkeur door een BMW Motorrad Partner. Achterzijde controleren De motorfiets neerzetten en erop letten dat de ondergrond vlak en stevig is. Remblokdikte visueel controleren. Kijkrichting: vanaf de achterzijde op de remblokken 1.
Remblokken door een specialist laten vervangen, bij voorkeur door een BMW Motorrad Partner. Remvloeistofpeil, voor, controleren zonder middenbok SU De motorfiets rechtop houden en erop letten dat de ondergrond vlak en stevig is. met middenbok SU De motorfiets op de middenbok plaatsen en erop letten dat de ondergrond vlak en stevig is. 125 Het stuur zo uitrichten zetten, dat het remvloeistofreservoir horizontaal staat.
8 Onderhoud 126 z Remvloeistofpeil, achter, controleren WAARSCHUWING Te weinig remvloeistof in het remvloeistofreservoir. Duidelijk verminderd remvermogen door lucht in het remsysteem. Het remvloeistofpeil regelmatig controleren. met middenbok SU De motorfiets op de middenstandaard plaatsen en erop letten dat de ondergrond vlak en stevig is. zonder middenbok SU De motorfiets rechtop houden en erop letten dat de ondergrond vlak en stevig is. Vloeistofpeil op remvloeistofreservoir, voor, 1 aflezen.
Werking koppeling controleren de ondergrond vlak en stevig is. Koelvloeistofpeil controleren De zijstandaard uitklappen en u aan de rechterzijde van de motorfiets opstellen. De motorfiets recht houden. met middenbok SU De motorfiets op de middenbok plaatsen en erop letten dat 8 127 Koelvloeistof bijvullen Koppelingshendel bedienen. Er moet een duidelijk drukpunt voelbaar zijn.
8 128 Velgen en banden Bandenspanning controleren De bandenspanning aan de hand van de volgende gegevens controleren. Bandenspanning voor Onderhoud WAARSCHUWING z Onjuiste bandenspanning. Slechtere rijeigenschappen van de motorfiets. Kortere levensduur van de banden. Zorg voor een correcte bandenspanning. WAARSCHUWING Zelfstandig openen van radiaal geplaatst ventielen bij hoge snelheid. Plotseling verlies van de bandenspanning. Ventieldopjes met rubber afdichting gebruiken en deze goed vastschroeven.
Uitgebreide informatie vindt u bij uw BMW Motorrad Partner of op Internet: bmw-motorrad.com Als de minimale profieldiepte is bereikt: Betreffende band(en) vervangen. Invloed van de wielmaten op het rijwielregelsysteem Wielen Bandenadvies Voor elke bandenmaat zijn bepaalde bandenmerken door BMW Motorrad getest, als verkeersveilig beoordeeld en goedgekeurd. Van andere banden kan BMW Motorrad de geschiktheid van het product niet beoordelen en daarom niet instaan voor de rijveiligheid.
8 Onderhoud 130 z Beschadiging van de RDC-sensoren. De specialist of de BMW Motorrad partner melden dat het wiel van een RDCsensor is voorzien. Bij motorfietsen met RDC bevindt zich op de velg op de plaats van de RDC-sensor een overeenkomstige sticker. Bij vervanging van de band ervoor zorgen dat de RDC -sensor niet wordt beschadigd. De BMW Motorrad dealer of de specialist op de RDC-sensor opmerkzaam maken.
8 Remblokken 1 door draaiende bewegingen van de remklauw 2 tegen de remschijf 3 iets uit elkaar drukken. Remklauwen naar achteren en naar buiten toe voorzichtig van de remschijven trekken. Motorfiets voor optillen, tot het voorwiel vrij draait, bij voorkeur met een BMW Motorrad voorwielstandaard. Voorwielstandaard aanbrengen ( 118). Asklembouten 1 losmaken. Bout 1 verwijderen. Asklembouten 2 losmaken. De steekas iets naar binnen drukken, om deze aan de rechterzijde beter te kunnen grijpen.
8 ATTENTIE Onderhoud 132 z Afstandsbus 1 uit de wielnaaf nemen. ATTENTIE Aantrekken van boutverbindingen met verkeerd aanhaalmoment. Beschadiging of loskomen van boutverbindingen. Aanhaalmomenten altijd laten controleren door een specialist, bij voorkeur een BMW Motorrad Partner. Voorwiel tegen de draairichting ingebouwd. Gevaar voor ongevallen De richtingspijlen op de banden of de velgen in acht nemen. Afstandsbus 1 aan de linkerzijde in de wielnaaf aanbrengen.
Asklembouten 2 met het voorgeschreven aanhaalmoment vastzetten. 8 133 Asklembouten 1 met het voorgeschreven aanhaalmoment vastzetten. Bout 1 aanbrengen en met het voorgeschreven aantrekkoppel vastzetten. De steekas daarbij aan de rechterzijde tegenhouden. Steekas in telescoopvork 50 Nm Klemschroef voor steekas in telescoopvork Aanhaalvolgorde: Bouten zesmaal stuk voor stuk aantrekken 19 Nm Onderhoud De handremhendel daarbij niet bedienen. Voorwielstandaard aanbrengen ( 118).
Vóór het begin van de rit controleren of de remmen zonder vertraging werken. 8 Onderhoud 134 z Klemschroef voor steekas in telescoopvork Aanhaalvolgorde: Bouten zesmaal stuk voor stuk aantrekken 19 Nm Voorwielstandaard verwijderen. Remklauwen links en rechts op de remschijven aanbrengen. Bevestigingsklem 3 links en bevestigingsbouten 2 links en rechts met het voorgeschreven aanhaalmoment vastzetten. Remklauw aan telescoopvork 38 Nm Bescherming op de velg verwijderen.
Opmerkingen over de invloed van de wielmaten op de rijwielregelsystemen ABS en ASC/DTC aan het begin van dit hoofdstuk in acht nemen. 8 135 De eerste versnelling inschakelen. Bouten 1 van het achterwiel verwijderen; hierbij het wiel ondersteunen. Achterwiel naar achteren wegrollen. Achterwiel inbouwen WAARSCHUWING Gebruik van een niet standaard wiel. Storingen bij regelingrepen van ABS en ASC/DTC. Aantrekken van boutverbindingen met verkeerd aanhaalmoment. Beschadiging of loskomen van boutverbindingen.
8 Onderhoud 136 z Uitlaatdemper Uitlaatdemper draaien VOORZICHTIG Heet uitlaatsysteem. Verbrandingsgevaar Het hete uitlaatsysteem niet aanraken. Uitlaatdemper laten afkoelen. De motorfiets op een geschikte hulpstandaard zetten en erop letten dat de ondergrond vlak en stevig is. BMW Motorrad raadt de BMW Motorrad achterwielstandaard aan. Achterwielstandaard aanbrengen ( 120). met middenbok SU De motorfiets op de middenbok plaatsen en erop letten dat de ondergrond vlak en stevig is. Bouten 1 verwijderen.
specialist, bij voorkeur een BMW Motorrad Partner. 8 Moer 1 van klem 2 aantrekken. Uitlaatdemper 3 rechtsom draaien, tot hij op de passagiersvoetsteunhouder rust. Bout 1 en ring 2 inbouwen. Uitlaatdemper aan achterframe 19 Nm Klem op uitlaatdemper en uitlaatbocht 22 Nm Afdekking 2 in houder 3 bevestigen en uitrichten. Bouten 1 aanbrengen. Lamp Lamp voor dim- en grootlicht vervangen LET OP Op de accessoiremarkt worden gloeilampen met verhoogde lichtopbrengst aangeboden.
8 138 onder ongunstige omstandigheden tot schade aan de koplamp leiden. Onderhoud LET OP z De hier beschreven stappen voor het vervangen van het dimlicht gelden ook voor het grootlicht. De motorfiets neerzetten en erop letten dat de ondergrond vlak en stevig is. Contact uitschakelen. LET OP De hier beschreven stappen voor het vervangen van het lampje van het grootlicht gelden ook voor het dimlicht. Het grootlicht bevindt zich in de linker, het dimlicht in de rechter koplamp.
Lamp voor stadslicht vervangen Om het glas te beschermen tegen vervuiling, de lamp alleen bij de lampvoet beetpakken. 8 139 Onderhoud De motorfiets neerzetten en erop letten dat de ondergrond vlak en stevig is. Contact uitschakelen. Sluit stekker 4 aan. z Lamp 1 aanbrengen. Daartoe eerst nok 2 aanbrengen, vervolgens het gloeilampje in de fitting drukken. Veerbeugel 3 links en rechts in de vergrendeling plaatsen. Om het lampje te vervangen de overeenkomstig afdekking 1 linksom draaien en verwijderen.
Defecte gloeilamp vervangen. 8 Soort verlichting stadslicht Onderhoud 140 z Vergrendeling 2 (eventueel met een schroevendraaier) omlaag drukken en de fitting 3 uit het koplamphuis trekken. W5W / 12 V / 5 W Om het glas te beschermen tegen vervuiling, de lamp met een schone en droge doek vastpakken. Fitting 3 in het lamphuis plaatsen, zodat de vergrendeling 2 vastklikt. Lamp 1 in de fitting aanbrengen. Lamp 1 uit de fitting trekken. Afdekking 1 aanbrengen en door rechtsom draaien inbouwen.
Lamp voor richtingaanwijzers voor en achter vervangen De motorfiets neerzetten en erop letten dat de ondergrond vlak en stevig is. Contact uitschakelen. Lamp 1 door linksom draaien uit het lamphuis verwijderen. 8 Defecte gloeilamp vervangen. 141 Soort verlichting voor richtingaanwijzers voorRY10W / 12 V / 10 W Lampglas bij de bevestiging uit het lamphuis trekken. Soort verlichting voor richtingaanwijzers achterzijde RY10W / 12 V / 10 W Bout 1 verwijderen.
Lamp voor kentekenplaatverlichting vervangen 8 Onderhoud 142 z Lampglas op de motorfiets in het lamphuis aanbrengen en sluiten. Berijders-buddyseat uitbouwen ( 85). De motorfiets op de middenstandaard plaatsen en erop letten dat de ondergrond vlak en stevig is. Bouten 2 losdraaien en het deksel van kentekenplaathouder 3 verwijderen. Bouten 1 verwijderen. Schroef 1 aanbrengen. Kentekenplaatverlichting 4 uit het lamphuis trekken.
8 Lamp 5 uit de fitting trekken. Lamp 5 in de fitting drukken. Defecte gloeilamp vervangen. Deksel van kentekenplaathouder 3 aanbrengen en bouten 2 inbouwen. Soort verlichting kentekenplaatverlichting W5W / 12 V / 5 W Om het glas te beschermen tegen vervuiling, de lamp met een schone en droge doek vastpakken. Kentekenplaatverlichting 4 in het lamphuis drukken. Bouten 1 aanbrengen. Berijders-buddyseat inbouwen ( 85).
LED-achterlicht vervangen 144 Het diode-achterlicht kan alleen compleet worden vervangen. Hiervoor contact opnemen met een specialist, bij voorkeur een BMW Motorrad Partner. Onderhoud 8 z LED-richtingaanwijzer vervangen met LED-richtingaanwijzers SU LED-richtingaanwijzers moeten in hun geheel worden vervangen. Hiervoor contact opnemen met een specialist, bij voorkeur een BMW Motorrad Partner.
Beschermkap 1 verwijderen. Met de rode hulpstartkabel het plusaansluitpunt 2 van de ontladen accu met pluspool van de hulpaccu verbinden. LET OP Wanneer de 12V-accu verkeerd wordt ingebouwd of wanneer de klemmen worden verwisseld (bijvoorbeeld bij starthulp), kan dit ertoe leiden dat de zekering voor de dynamoregelaar doorbrandt. De zwarte hulpstartkabel op de minpool van de hulpaccu en daarna op de minpool 3 van de ontladen accu aansluiten.
8 Onderhoud 146 z Voor het opladen van de accu beslist de oplaadaanwijzingen op de volgende pagina's in acht nemen. De accu niet ondersteboven houden. ATTENTIE Ontladen van de verbonden accu door de voertuigelektronica (bijvoorbeeld de klok). Diep ontladen van de accu, daardoor geen aanspraak meer op garantie. Als langer dan 4 weken niet wordt gereden: Een druppellader op de accu aansluiten. LET OP BMW Motorrad heeft een speciaal op de elektronica van uw motorfiets afgestemde druppellader ontwikkeld.
LET OP Als de accu niet via de contactdoos kan worden opgeladen, dan is het gebruikte laadapparaat mogelijk niet geschikt voor de elektronica van uw motorfiets. In dit geval de accu direct aan de polen van de losgekoppelde accu opladen. LET OP Als gedurende langere tijd niet wordt gereden, moet de accu regelmatig worden bijgeladen. Hiertoe het behandelingsvoorschrift voor de accu opvolgen. Vóór het weer in gebruik nemen de accu volledig opladen.
8 Onderhoud 148 z Klemplaat op positie 1 naar buiten trekken en naar boven uitnemen. De accu wat optillen en zo ver uit de houder nemen tot de pluspool toegankelijk wordt. Accupluskabel 1 losmaken en accu verwijderen. Accupluskabel 1 bevestigen. Accu in de houder schuiven. Accu inbouwen LET OP Wanneer de 12V-accu verkeerd wordt ingebouwd of wanneer de klemmen worden verwisseld (bijvoorbeeld bij starthulp), kan dit ertoe leiden dat de zekering voor de dynamoregelaar doorbrandt.
Zekeringen Zekeringen vervangen 8 Accumassakabel 1 bevestigen. Accu met rubber band 2 bevestigen. Schroef 1 aanbrengen. Klok instellen ( 64). Datum instellen ( 65). Contact uitschakelen. Berijders-buddyseat uitbouwen ( 85). Stekker 1 losmaken. ATTENTIE Accudeksel in de bevestiging 1 aanbrengen en in de bevestigingen 2 drukken. Overbrugging van defecte zekeringen. Kortsluiting- en brandgevaar. Defecte zekeringen vervangen door nieuwe zekeringen.
LET OP 150 Bij het regelmatig uitvallen van de zekeringen de elektrische installatie laten controleren door een specialist, bij voorkeur een BMW Motorrad dealer. Onderhoud 8 Stekker 1 aanbrengen. Berijders-buddyseat inbouwen ( 85).
Accessoires Algemene aanwijzingen . . . . . . . . . . . . 152 Contactdozen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 152 9 151 Topcase . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 155 Navigatiesysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . 158 Accessoires Koffer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
9 Accessoires 152 z Algemene aanwijzingen VOORZICHTIG Gebruik van producten van derden. Veiligheidsrisico BMW Motorrad kan niet voor ieder product dat door derden wordt geleverd beoordelen of het zonder veiligheidsrisico op BMW motorfietsen kan worden gemonteerd. Deze garantie wordt ook niet gegeven wanneer in bepaalde landen van overheidswege deze toestemming wel is verleend.
Koffer Koffers openen met tourkoffer OA 9 153 Sleutel 1 in stand OPEN draaien. Grijze ontgrendelingshendel 2 (OPEN) naar boven trekken en gelijktijdig het kofferdeksel openen. Koffers sluiten met tourkoffer OA Sleutel 1 in stand OPEN draaien. De sluitingen 2 van het kofferdeksel in de vergrendelingen 3 drukken. Erop letten dat geen voorwerpen worden ingeklemd. Grijze ontgrendelingshendel 4 (OPEN) naar boven trekken en gelijktijdig het kofferdeksel openen. Het deksel vergrendelt hoorbaar.
9 Koffer verwijderen met tourkoffer OA 154 gelijktijdig de koffer naar buiten trekken. Vervolgens de koffer uit de onderste houder lichten. Koffers aanbrengen Accessoires met tourkoffer OA z Sleutel 1 in stand draaien. RELEASE Sleutel 1 in stand draaien. Zwarte ontgrendelingshendel 1 (RELEASE) naar boven en RELEASE De koffer in kofferrek 1 hangen, vervolgens tot de aanslag op de bevestiging 2 kantelen.
Toelaatbaar totaalgewicht en maximumsnelheid volgens waarschuwingsplaatje in de koffer in acht nemen. Als u de combinatie van uw motorfiets en koffer niet op het waarschuwingsplaatje vindt, contact opnemen met uw BMW Motorrad partner.
Ontgrendelingshendel volledig omhoogtrekken. Het topcasedeksel springt open. 9 156 stand LOCK bevindt. In dit geval moet u controleren of de sleutel van het voertuig zich niet in de topcase bevindt. Topcase sluiten Accessoires met topcase OA De sleutel in het topcaseslot in stand 1 draaien. z Slotcilinder 1 naar voren drukken. Ontgrendelingshendel 2 springt open. Ontgrendelingshendel 1 volledig omhoogtrekken. Topcasedeksel sluiten en vasthouden. Erop letten dat de inhoud niet wordt ingeklemd.
Topcase aan de achterzijde optillen en van het bagagerek losmaken. 9 157 Topcase aanbrengen WAARSCHUWING De sleutel in het topcaseslot in stand 1 draaien. De handgreep komt naar buiten. Ondeskundig bevestigde topcase. Negatieve beïnvloeding van de rijveiligheid. De topcase mag niet wankelen en moet zonder speling bevestigd zijn. Handgreep tot de aanslag omhoogklappen. Draaghandgreep 1 omhoog dichtklappen. Topcase in het bagagerek vastklemmen.
Maximale belading en topsnelheid 158 Toelaatbaar totaalgewicht en maximumsnelheid volgens waarschuwingsplaatje in de topcase in acht nemen. Als u de combinatie van uw motorfiets en topcase niet op het waarschuwingsplaatje vindt, contact opnemen met uw BMW Motorrad partner. Voor de hier beschreven combinatie gelden de volgende waarden: Accessoires 9 Handgreep 1 naar beneden drukken tot hij vergrendelt.
met voorbereiding voor navigatiesysteem SU met navigatiesysteem OA ATTENTIE Contactsleutel 1 linksom draaien. Blokkeerbeveiliging 2 naar links trekken. Vergrendeling 3 indrukken. De Mount Cradle is gedeblokkeerd en de afdekking 4 kan in één draaiende beweging naar voren toe worden verwijderd. Navigatiesysteem 1 aan de onderzijde aanbrengen en in één draaiende beweging naar achteren zwenken. Het navigatiesysteem vergrendelt hoorbaar. Blokkeerbeveiliging 2 volledig naar rechts schuiven.
9 Accessoires 160 Blokkeerbeveiliging 2 volledig naar links trekken. Vergrendeling 3 is geblokkeerd. Vergrendeling 3 volledig naar links schuiven. Het navigatiesysteem 4 wordt ontgrendeld. Het navigatiesysteem 4 omlaagkantelen en verwijderen. Blokkeerbeveiliging 2 naar rechts schuiven. Sleutel 3 rechtsom draaien. Afdekking 1 is vergrendeld. Navigatiesysteem bedienen met voorbereiding voor navigatiesysteem SU lijk. Wendt u zich in dat geval tot uw BMW Motorrad partner.
Het draaien van de Multi-Controller verhoogt of vermindert in de kompas- en Mediaplayer-pagina het volume van een via Bluetooth verbonden BMW Motorrad communicatiesysteem. In het speciale menu van BMW worden de menupunten geselecteerd door aan de Multi-Controller te draaien.
9 Accessoires 162 z Weergave uitschakelen: Display uitschakelen. Huis oproepen: Belt naar het in de Navigator opgeslagen telefoonnummer voor thuis (alleen weergegeven wanneer een telefoon verbonden is). Doorschakeling: Activeert de doorschakelfunctie (alleen weergegeven wanneer een route actief is). Overslaan: Slaat het volgende waypoint over (alleen weergegeven wanneer de route over waypoints beschikt). Mijn motorfiets Draaien: Verandert het aantal getoonde gegevens.
LET OP Niet voor alle waarschuwingen kan gedetailleerde Informatie worden weergegeven. Speciale functie met navigatiesysteem OA De integratie van de BMW Motorrad Navigator zorgt voor afwijkingen bij enkele beschrijvingen in de handleiding van de Navigator. Benzinereservewaarschuwing De instellingen voor de brandstofpeil-aanduiding zijn niet beschikbaar, omdat de brandstofreservewaarschuwing door de motorfiets naar de Navigator wordt gestuurd.
9 Accessoires 164 z Helderheid beeldscherm In ingebouwde toestand wordt de helderheid van het beeldscherm door de motorfiets ingesteld. Een handmatige invoer is niet nodig. De automatische instelling kan indien gewenst Navigator in de displayinstellingen worden uitgeschakeld.
Verzorging Onderhoudsmiddelen . . . . . . . . . . . . . . 166 Wassen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 166 10 165 Lakonderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 168 Motorfiets buiten gebruik stellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 168 Conservering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 168 Motorfiets in gebruik nemen . . . . . . . 168 Verzorging Reiniging kwetsbare motorfietsonderdelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
10 Verzorging 166 z Onderhoudsmiddelen Wassen BMW Motorrad adviseert reinigings- en onderhoudsmiddelen te gebruiken die bij uw BMW Motorrad Partner verkrijgbaar zijn. BMW CareProducts zijn op materialen in laboratoria en in de praktijk getest en maken een prima onderhoud en optimale bescherming van de op uw motorfiets toegepaste materialen mogelijk. BMW Motorrad adviseert om insecten en hardnekkige vervuilingen op gelakte onderdelen vóór het wassen met BMW Insectenverwijderaar te behandelen.
Kunststoffen ATTENTIE Gebruik ongeschikte reinigingsmiddelen. Beschadiging van kunststof oppervlakken. Geen reinigingsmiddelen met alcohol of oplosmiddelen, of schurende reinigingsmiddelen gebruiken. Geen insectensponzen of sponzen met een hard oppervlak gebruiken. Kuipdelen Kuipdelen met water en BMW kunststofreiniger schoonmaken. Kuipruiten en lampglazen van kunststof en metalen lijsten op het middelste kuipdeel Verwijder vuil en insecten met een zachte spons en veel water.
10 168 Beschadiging van afdichtrubbers. Gebruik geen siliconensprays of onderhoudsmiddelen die siliconen bevatten. Verzorging Lakonderhoud z Langdurige inwerking van schadelijke stoffen op de lak wordt voorkomen door het regelmatig wassen van uw voertuig, vooral in gebieden met hoge luchtverontreiniging of natuurlijke verontreiniging, zoals bijv. boomhars of stuifmeelpollen. Vooral agressieve stoffen (bv.
10 169 Verzorging Controlelijst in acht nemen ( 92).
Verzorging 10 170 z
Technische gegevens Storingstabel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 172 Gewichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 185 Boutverbindingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 173 Rijgegevens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 185 11 171 Brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 176 Motorolie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 177 Koppeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 177 Versnellingsbak . . . . . . . . . . .
11 Technische gegevens 172 z Storingstabel Motor slaat niet of pas na doorstarten aan. Oorzaak Verhelpen Zijstandaard uitgeklapt en versnelling ingeschakeld Zijstandaard inklappen. Versnelling ingeschakeld en koppeling niet bediend De versnellingsbak in neutraal schakelen of de koppeling bedienen. Benzinetank leeg Tanken ( Accu leeg Aangesloten accu opladen ( 99). 146).
Boutverbindingen Voorwiel Waarde Geldig 173 Remklauw aan telescoopvork M10 x 65 11 38 Nm M20 x 1,5 50 Nm Klemschroef voor steekas in telescoopvork M8 x 50 Bouten zesmaal stuk voor stuk aantrekken 19 Nm Achterwiel Waarde Achterwiel aan wielflens M10 x 1,25 x 40 Kruiselings aandraaien 60 Nm Geldig Technische gegevens Steekas in telescoopvork z
11 Technische gegevens 174 z Stuur Waarde Geldig Stuurbrug aan vorkbrug M8 x 35 19 Nm M8 x 30 19 Nm met voorbereiding voor navigatiesysteem SU
Plaats van de motornummers Motorblok rechtsonder, onder startmotor Motorconstructie Lucht-/vloeistofgekoelde tweecilinder-viertaktboxermotor met twee bovenliggende, door het omkeertandwiel aangedreven nokkenassen en een balansas Cilinderinhoud 1170 cm3 Cilinderboring 101 mm Slag 73 mm Compressieverhouding 12,5:1 Nominaal vermogen 92 kW, bij toerental: 7750 min-1 met vermogensreductie SU Koppel met vermogensreductie SU 79 kW, bij toerental: 7750 min-1 125 Nm, bij toerental: 6500 min-1 122 Nm,
11 Technische gegevens 176 z Brandstof Aanbevolen brandstofkwaliteit Super loodvrij (max. 10% ethanol, E10) 95 ROZ/RON 89 AKI Alternatieve brandstofkwaliteit Normaal loodvrij (beperkingen bij vermogen en verbruik. Als de motor bijvoorbeeld in landen met brandstof van lagere kwaliteit met 91 ROZ wordt gebruikt, moet de motorfiets bij uw BMW Motorrad Partner vooraf overeenkomstig worden geprogrammeerd.) 91 ROZ/RON 87 AKI Tankinhoud Circa. 18 l Reservehoeveelheid Circa.
Motorolie-vulvolume max 4 l, met filtervervanging Specificatie SAE 5W-40, API SL / JASO MA2, Additieven (bijv.
11 Technische gegevens 178 z Versnellingsbak Constructie versnellingsbak 6-versnellingsbak met klauwschakeling en schuine vertanding Overbrengingsverhoudingen 1,000 (60:60 tanden), houding 1,650 (33:20 tanden), ging 2,438 (39:16 tanden), 1,714 (36:21 tanden), 1,296 (35:27 tanden), 1,059 (36:34 tanden), 0,943 (33:35 tanden), 0,848 (28:33 tanden), 1,061 (35:33 tanden), van versnellingsbak Primaire overbrengingsverVersnellingsbakoverbren1e versnelling 2e versnelling 3e versnelling 4e versnelling 5e ver
Cardan - constructie Asaandrijving met haakse tandwieloverbrenging Achterwielophanging - constructie Enkelarms achterbrug van gegoten aluminium met BMW Motorrad-paralever Overbrengingsverhouding cardan 2,818 (31/11 tanden) Onderstel Voorwiel Voorwielophanging - constructie Upside-Down-telescoopvork Veerweg voor 140 mm, bij voorwiel Achterwiel Achterwielophanging - constructie Enkelarms achterbrug van gegoten aluminium met BMW Motorrad-paralever Achterwielvering - constructie Centrale veerpoot m
11 Technische gegevens 180 Remmen Voorwielrem - constructie Hydraulisch bediende dubbele schijfrem met vaste remklauwen met 4 zuigers en zwevende remschijven Remvoeringmateriaal voor Sintermetaal Diameter remschijf, voor 320 mm Achterwielrem - constructie Hydraulisch bediende schijfrem met zwevende remklauw met 2 zuigers en vaste remschijf Remvoeringmateriaal achter Sintermetaal Diameter remschijf, achter 276 mm Wielen en banden Aanbevolen bandenparen Een overzicht van de op dit moment goedg
Type voorwiel Aluminium gietwiel Velgmaat voorwiel 3,5" x 17" Bandcodering, voor 120/70 - ZR 17 Draagvermogenkengetal voorbanden Min 49 Toegestane onbalans voorwiel max 5 g Achterwiel Constructie achterwiel Aluminium gietwiel Velgmaat achterwiel 5,5" x 17" Bandenopschrift, achter 180/55 - ZR 17 Draagvermogenkengetal achterbanden Min 67 Toegestane onbalans achterwiel max 45 g Bandenspanningen Bandenspanning voor 2,5 bar, bij koude band Bandenspanning achter 2,9 bar, bij koude band 11
11 Technische gegevens 182 z Elektrisch systeem Elektrische belastbaarheid van contactdozen max 5 A, alle contactdozen tezamen Zekeringenhouder 1 10 A, Stekkerplaats 1: instrumentenpaneel, alarmsysteem (DWA), contactslot, Hoofdrelais, diagnosecontactdoos 7,5 A, Stekkerplaats 2: combischakelaar links, bandenspanningscontrole (RDC), giermomentsensor Zekeringenhouder 50 A, Zekering 1: spanningsregelaar Accu Accu AGM (Absorptive Glass Mat) accu Nominale accuspanning 12 V Accucapaciteit 12 Ah Bou
Soort verlichting voor grootlicht H7 / 12 V / 55 W Gloeilamp voor dimlicht H7 / 12 V / 55 W Soort verlichting stadslicht W5W / 12 V / 5 W Soort verlichting achter-/remlicht LED Soort verlichting voor richtingaanwijzers voorzijde RY10W / 12 V / 10 W Soort verlichting voor richtingaanwijzers achterzijde RY10W / 12 V / 10 W Frame Frameconstructie Stalen buisframe met meedragende aandrijfeenheid, stalen gehoekt buisframe Plaats van het typeplaatje Frame linksvoor aan balhoofd Locatie van het fra
11 Technische gegevens 184 z Alarmsysteem Activeringstijd bij ingebruikneming Circa. 30 s Alarmtijd Circa.
Ledig gewicht 236 kg, DIN ledig gewicht, rijklaar 90 % volgetankt, zonder SU Maximaal toelaatbaar totaalgewicht 450 kg Toelaatbare belading 214 kg Rijgegevens Wegrijvermogen op hellingen (Bij toegestaan totaalgewicht) 20 % Topsnelheid >200 km/h 11 185 Technische gegevens Gewichten z
Technische gegevens 11 186 z
Service BMW Motorrad Service . . . . . . . . . . . . 188 BMW Motorrad Mobiliteitsdiensten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 188 12 187 Onderhoudsschema . . . . . . . . . . . . . . . 191 Standaard BMW onderhoud . . . . . . . 192 Onderhoudsbevestigingen . . . . . . . . . 193 Onderhoudsbevestigingen . . . . . . . . . 198 Service Onderhoudswerkzaamheden . . . . . .
12 Service 188 z BMW Motorrad Service Via ons wijdverbreide dealernetwerk staat BMW Motorrad u en uw motorfiets wereldwijd in 100 landen bij. De BMW Motorrad dealers beschikken over de technische informatie en de technische knowhow om alle onderhouds- en herstelwerkzaamheden aan uw BMW betrouwbaar te kunnen uitvoeren. De dichtstbijzijnde BMW Motorrad dealer vindt u op onze website onder: bmw-motorrad.com WAARSCHUWING Ondeskundig uitgevoerde onderhouds- en reparatiewerkzaamheden.
Uitvoering van de inrijcontrole 500...1200 km BMW Service De BMW servicebeurt wordt eenmaal per jaar uitgevoerd, de inhoud van de servicebeurt kan, afhankelijk van de leeftijd van de motorfiets en het aantal afgelegde kilometers variëren. Uw BMW Motorrad partner bevestigt het uitgevoerde onderhoud en vult de termijn voor het volgende onderhoud in. Bij motorfietsen die jaarlijks veel kilometers rijden kan het noodzakelijk zijn de onderhoudsbeurt al vóór de ingevulde termijn te laten uitvoeren.
Service 12 190 z
1 2 3 4 5 6 7 8 9 a b c BMW Inrijcontrole Standaard BMW onderhoud ( 192) Olieverversing in motor met filter Olieverversing in haakse tandwieloverbrenging Klepspeling controleren Alle bougies vervangen Luchtfilterelement vervangen Voorvorkolie verversen Remvloeistof in het gehele systeem verversen jaarlijks of elke 10000 km (wat zich het eerst voordoet) elke 2 jaar of elke 20000 km (wat zich het eerst voordoet) eerste maal na een jaar, dan iedere twee jaar 12 191 Service Onderhoudsschema z
12 Service 192 z Standaard BMW onderhoud Het standaard BMW onderhoud omvat de volgende onderhoudswerkzaamheden: Voertuigtest met BMW Motorrad diagnosesysteem uitvoeren. Visuele controle van het hydraulisch koppelingssysteem. Visuele controle van remleidingen, remslangen en aansluitingen. Remblokken en remschijven voor/achter op slijtage controleren. Remvloeistofpeil voor/achter controleren. Balhoofdlager controleren. Koelvloeistofpeil controleren. Zijstandaard op gangbaarheid controleren.
Onderhoudsbevestigingen uitgevoerd op BMW-inrijcontrole uitgevoerd 193 op Bij km Volgende servicebeurt uiterlijk op of, indien eerder bereikt, Bij km Stempel, handtekening 12 Stempel, handtekening Service BMW afleveringscontrole z
12 Service 194 z BMW Service BMW Service BMW Service uitgevoerd uitgevoerd uitgevoerd op op op Bij km Bij km Bij km Volgende servicebeurt uiterlijk Volgende servicebeurt uiterlijk Volgende servicebeurt uiterlijk op of, indien eerder bereikt, op of, indien eerder bereikt, op of, indien eerder bereikt, Bij km Bij km Bij km Stempel, handtekening Stempel, handtekening Stempel, handtekening
BMW Service BMW Service uitgevoerd uitgevoerd uitgevoerd op op op Bij km Bij km Bij km Volgende servicebeurt uiterlijk Volgende servicebeurt uiterlijk Volgende servicebeurt uiterlijk op of, indien eerder bereikt, op of, indien eerder bereikt, op of, indien eerder bereikt, Bij km Bij km Bij km Stempel, handtekening Stempel, handtekening Stempel, handtekening 12 195 Service BMW Service z
12 Service 196 z BMW Service BMW Service BMW Service uitgevoerd uitgevoerd uitgevoerd op op op Bij km Bij km Bij km Volgende servicebeurt uiterlijk Volgende servicebeurt uiterlijk Volgende servicebeurt uiterlijk op of, indien eerder bereikt, op of, indien eerder bereikt, op of, indien eerder bereikt, Bij km Bij km Bij km Stempel, handtekening Stempel, handtekening Stempel, handtekening
BMW Service BMW Service uitgevoerd uitgevoerd uitgevoerd op op op Bij km Bij km Bij km Volgende servicebeurt uiterlijk Volgende servicebeurt uiterlijk Volgende servicebeurt uiterlijk op of, indien eerder bereikt, op of, indien eerder bereikt, op of, indien eerder bereikt, Bij km Bij km Bij km Stempel, handtekening Stempel, handtekening Stempel, handtekening 12 197 Service BMW Service z
12 198 Onderhoudsbevestigingen De tabel dient voor het aantonen van onderhouds- en reparatiewerkzaamheden en van de ingebouwde optionele accessoires en uitgevoerde speciale acties.
Bij km Datum 12 199 Service Uitgevoerde werkzaamheden z
Service 12 200 z
Bijlage Certificaat voor EWS . . . . . . . . . . . . . . . 202 Certificaat voor Keyless Ride . . . . . . . 204 13 201 Bijlage Certificaat voor bandenspanningscontrole . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
FCC Approval Ring aerial in the ignition switch To verify the authorization of the ignition key, the electronic immobilizer exchanges information with the ignition key via the ring aerial. This device complies with Part 15 of the FCC rules. Operation is subject to the following two conditions: (1) This device may not cause harmful interference, and (2) this device must accept any interference received, including interference that may cause undesired operation.
Approbation de la FCC Antenne annulaire présente dans le commutateur d'allumage Pour vérifier l'autorisation de la clé de contact, le système d'immobilisation électronique échange des informations avec la clé de contact via l'antenne annulaire. Le présent dispositif est conforme à la partie 15 des règles de la FCC.
Certifications BMW Keyless Ride ID Device USA, Canada Product name: BMW Keyless Ride ID Device FCC ID: YGOHUF5750 IC: 4008C-HUF5750 Canada: Operation is subject to the following two conditions: (1) This device may not cause harmful interference, and (2) this device must accept any interference received, including interference that may cause undesired operation. USA: This device complies with Part 15 of the FCC rules.
Declaration Of Conformity We declare under our responsibility that the product BMW Keyless Ride ID Device (Model: HUF5750) camplies with the appropriate essential requirements of the article 3 of the R&TIE and the other relevant provisions, when used for its intended purpose. Applied Standards: 1. Health and safety requirements contained in article 3 (1) a) • EN 60950-1:2006+A11:2009+A1:2010+A12:2011; Information technology equipment- Safety 2.
Certification Tire Pressure Control (TPC) FCC ID: MRXBC54MA4 IC: 2546A-BC54MA4 FCC ID: MRXBC5A4 IC: 2546A-BC5A4 This device complies with Part 15 of the FCC Rules and with Industry Canada license-exempt RSS standard(s). Operation is subject to the following two conditions: (1) This device may not cause harmful interference, and (2) This device must accept any interference received, including interference that may cause undesired operation.
Achterwielsteun aanbrengen, 120 Actualiteit, 7 Afkortingen en symbolen, 6 Afstandsbediening Accu vervangen, 54 Alarmsysteem Bedienen, 68 Waarschuwingsindicatie, 39 ASC Bedienen, 71 Bedieningselement, 15 Techniek in detail, 108 Zelfdiagnose, 95 B Bagage Aanwijzing bij de belading, 90 Banden Advies, 129 Bandenspanningen, 181 Bandenspanningstabel, 14 Inrijden, 96 Profieldiepte controleren, 128 Technische gegevens, 180 Topsnelheid, 91 Bandenspanningscontrole RDC Weergave, 44 Benzinereserve Waarschuwingsindicat
14 Trefwoordenregister 208 z Buitentemperatuur Waarschuwing buitentemperatuur, 31 Weergave, 43 C Cardan Technische gegevens, 179 Claxon, 15 Combischakelaar Overzicht links , 15 Overzicht rechts, 17 Contact inschakelen, 49 Uitschakelen, 49 Contactdoos Aanwijzingen voor het gebruik, 152 Plaats op de motorfiets, 13 Controlelampen, 18 Overzicht, 20 Controlelijst, 92 D Dagrijlicht Automatisch dagrijlicht, 58 Handmatig dagrijlicht, 57 Plaats op de motorfiets, 11 Dagteller terugzetten, 62 Demping Instelelemen
Koppeling Handhendel instellen, 84 Koppeling afstellen, 84 Technische gegevens, 177 Werking controleren, 127 L Lamp Lamp voor dimlicht vervangen, 137 Lamp voor grootlicht vervangen, 137 Lamp voor kentekenplaatverlichting vervangen, 142 Lamp voor richtingaanwijzers voor en achter vervangen, 141 Lamp voor stadslicht vervangen, 139 LED-achterlicht vervangen, 144 LED-dagrijlicht vervangen, 144 LED-verstraler vervangen, 144 Technische gegevens, 183 Waarschuwing voor lampstoring, 37 Luchtfilter Positie in de mot
14 Trefwoordenregister 210 z Vloeistofpeil controleren, 121 Vulopening, 13 Waarschuwing motoroliepeil, 34 Motortemperatuur Waarschuwing voor te hoge temperatuur, 32 Multifunctioneel display, 18 bedienen, 61 Bedieningselement, 15 Overzicht, 22, 24, 25 Weergave multifunctioneel display selecteren, 60 Weergave selecteren, 60 N Noodstopschakelaar, 17 bedienen, 55 O Onderhoud Algemene aanwijzingen, 118 Onderhoudsschema, 191 Onderhoudsbevestigingen, 193 Onderhoudsmelding, 41 Onderhoudstermijnen, 188 Onderste
S Schakelassistent, 96, 115 Schakelen Aanbeveling voor het opschakelen, 44 Service, 188 Waarschuwingsindicatie, 39 Sleutel, 48, 50 Snelheidsmeter, 18 Spiegels Instellen, 82 Startblokkering Noodsleutel, 52 Reservesleutel, 49 Waarschuwingsindicatie, 31 Starten, 92 Bedieningselement, 17 Starthulp, 144 Storingstabel, 172 Stuurslot Vergrendelen, 48 T Tanken, 99, 101 met Keyless Ride, 101, 102 Technische gegevens Accu, 182 Alarmsysteem, 184 Bougies, 182 Brandstof, 176 Cardan, 179 Elektrisch systeem, 182 Frame, 1
14 Trefwoordenregister 212 z Parkeerlicht, 56 Stadslicht, 55 Versnellingsbak Technische gegevens, 178 Voertuigidentificatienummer Plaats op de motorfiets, 13 Voorwielstandaard aanbrengen, 118 W Waarschuwingen ABS, 39 Acculaadspanning, 38 Alarmsysteem, 39 Brandstofreserve, 41 Koelvloeistoftemperatuur, 32 Lampstoring, 37 Motorbesturing, 33 Motorelektronica, 33 Motoroliepeil, 34 Motortemperatuur, 32 Service, 39 Startblokkering, 31 Te lage spanning, 37 Waarschuwing buitentemperatuur, 31 Weergave, 26 Waarsc
Trefwoordenregister 14 213 z
Afhankelijk van de uitvoering en de accessoires van uw motorfiets, maar ook bij speciale uitvoeringen voor bepaalde landen, kunnen afwijkingen t.a.v. afbeeldingen en teksten optreden. Hieruit kunnen geen aanspraken worden afgeleid. De opgegeven maten, gewichten en verbruiks- en prestatieopgaven kunnen binnen de gebruikelijke toleranties in geringe mate afwijken. Wijzigingen in constructie, uitrusting en accessoires voorbehouden. Vergissingen voorbehouden.
Belangrijke gegevens voor een tankstop: Brandstof Aanbevolen brandstofkwaliteit Super loodvrij (max. 10% ethanol, E10) 95 ROZ/RON 89 AKI Alternatieve brandstofkwaliteit Normaal loodvrij (beperkingen bij vermogen en verbruik. Als de motor bijvoorbeeld in landen met brandstof van lagere kwaliteit met 91 ROZ wordt gebruikt, moet de motorfiets bij uw BMW Motorrad Partner vooraf overeenkomstig worden geprogrammeerd.) 91 ROZ/RON 87 AKI Tankinhoud Circa. 18 l Reservehoeveelheid Circa.