Operation Manual

140
NAAISTEKEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Patroongegevens invoeren
Volg het patroon op het raster en programmeer het
patroon in de naaimachine.
a
Bevestig monogramvoet “N”.
Zie “Persvoet verwisselen” (pagina 44) voor
meer informatie.
b
Druk op (naaistekentoets) op het
bedieningspaneel en selecteer .
X Het patroontypekeuzescherm wordt weerge-
geven.
c
Kijk op de rasterset en geef de coördinaten van
het eerste punt op.
Geef de coördinaten op met behulp van
en druk op .
d
Geef op of u enkelvoudig of drievoudig wilt
stikken tussen de punten.
is enkelvoudig stikken; is
drievoudig stikken.
e
Geef de coördinaten van het tweede punt op
en druk vervolgens op .
f
Herhaal stap d t/m e om elk punt te
specificeren.
Druk op als u zich vergist bij het
invoeren van een punt. Het vorige punt
wordt gewist.
U kunt de ingevoerde inhoud corrigeren door
te drukken op . U kunt punten
tussenvoegen, verwijderen en verplaatsen.
g
Druk op nadat alle punten zijn
ingevoerd.
X Het naaischerm verschijnt.