Operation Manual

Patronen bewerken 173
4
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
d
Druk op (Achteruittoets) om terug te
keren naar het oorspronkelijke scherm.
Memo
z Wanneer de stroom wordt uitgeschakeld,
keert de indeling weer terug naar de
oorspronkelijke instelling.
U kunt ook de patroongrootte en afstand van
het midden controleren door te drukken op
nadat u bent begonnen met borduren.
Draadspanning aanpassen
Als het borduren mislukt, kan het moeilijk zijn de
draad te verwijderen zonder de stof te beschadigen.
Gebruik daarom voor het borduren een stukje van
dezelfde stof om de afstelling van de draadspanning
en dergelijke te controleren.
Als u de draadspanning wilt aanpassen, drukt u op de
(instellingstoets).
Druk op om de draadspanning zwakker te
maken.Druk op om de draadspanning strakker te
maken.
Correcte draadspanning
De draadspanning is correct wanneer de
bovendraad net zichtbaar is aan de achterkant
van de stof.
a Voorkant
b Achterkant
Bovendraad is te strak
De onderdraad zal zichtbaar zijn aan de voorkant
van de stof. Verlaag in dit geval de spanning van
de bovendraad.
a Voorkant
b Achterkant
Bovendraad is te los.
Bovendraad is te slap. Verhoog in dit geval de
spanning van de bovendraad.
a Voorkant
b Achterkant
12
12
12