User's Guide

Table Of Contents
Netwerktermen en -informatie
137
16
De printer configureren voor een netwerk 16
IP-adressen, subnetmaskers en gateways 16
Om de printer in een netwerkomgeving met TCP/IP te gebruiken, moet u het IP-adres en het subnetmasker
configureren. Het IP-adres dat u aan de afdrukserver toewijst, moet zich in hetzelfde logische netwerk
bevinden als uw hostcomputers. Als dit niet het geval is, moet u het subnetmasker en het gateway-adres op
de juiste manier configureren.
IP-adres 16
Een IP-adres is een reeks getallen waarmee elk apparaat in een netwerk kan worden geïdentificeerd. Een
IP-adres bestaat uit vier getallen met punten ertussen. Elk getal is tussen 0 en 254.
In een klein netwerk bijvoorbeeld zult u normaal gesproken het laatste cijfer veranderen:
192.168.1.1
192.168.1.2
192.168.1.3
Het IP-adres toewijzen aan uw afdrukserver: 16
Als u een DHCP-/BOOTP-/RARP-server in uw netwerk hebt, krijgt de afdrukserver automatisch een IP-adres
van die server.
Opmerking
Bij kleinere netwerken kan de DHCP-server tevens de router zijn.
Als u geen DHCP-/BOOTP-/RARP-server hebt, zal het APIPA-protocol automatisch een IP-adres toewijzen
in het bereik van 169.254.0.1 tot en met 169.254.254.254. Het subnetmasker wordt automatisch ingesteld op
255.255.0.0 en het gateway-adres op 0.0.0.0.
Het APIPA-protocol wordt standaard ingeschakeld. Als u het APIPA-protocol wilt uitschakelen, gebruikt u
BRAdmin Light of Beheer via een webbrowser (via de webbrowser).