Operation Manual

Klik op Controleraster afdrukken (Print Check Pattern). Klik in het
bevestigingsbericht op OK. Het dialoogvenster Rastercontrole (Pattern Check) wordt
weergegeven.
linkerbitmap (goed)
De spuitopeningen van de printkop zijn niet verstopt.
rechterbitmap (slecht)
De spuitopeningen van de printkop zijn mogelijk verstopt.
Afsluiten (Exit)
Hiermee sluit u het dialoogvenster Rastercontrole (Pattern Check) en keert u
terug naar het tabblad Onderhoud (Maintenance).
Reiniging (Cleaning)
Hiermee voert u een reiniging van de printkop uit.
Bij het reinigen van de printkop worden de spuitopeningen vrijgemaakt.
Voer een reiniging uit wanneer de afdruk vaag is of als een bepaalde kleur niet
wordt afgedrukt, ook al zijn alle inktniveaus hoog genoeg.
Initiële controle-items (Initial Check Items)
Controleer of het apparaat is ingeschakeld en open de klep van het apparaat.
Controleer voor elke inkt de volgende items. Voer daarna zo nodig Controle
spuitopening (Nozzle Check) of Reiniging (Cleaning) uit.
Controleer de resterende hoeveelheid inkt in de tank.
Zorg dat u de inkttank goed aandrukt totdat u een klik hoort.
Als oranje tape is bevestigd op de inkttank, verwijdert u deze helemaal.
Als er tape achterblijft, kan deze de inktuitvoer blokkeren.
Controleer of de inkttanks op de juiste posities zijn geplaatst.
Reiniging onderste plaat (Bottom Plate Cleaning)
Hiermee voert u een reiniging van de onderste plaat van het apparaat uit.
Voer Reiniging onderste plaat (Bottom Plate Cleaning) uit voordat u dubbelzijdig afdrukt
om vegen op de achterzijde van een vel papier te voorkomen.
Voer Reiniging onderste plaat (Bottom Plate Cleaning) ook uit als er inktvegen op een
afdruk voorkomen die niet worden veroorzaakt door de afdrukgegevens.
160