Operation Manual

D-102
Gebruiken van de patroonsequencer
U kunt d.m.v. de patroonsequencer begeleidingspatronen
creëren die klinken terwijl u de automatische
begeleidingsfunctie gebruikt van het Digitale Keyboard
waarna u ze kunt opslaan als gebruikersritmes.
Elk van de ritmes van het Digitale Keyboard bevat zes
verschillende begeleidingspatronen die INTRO, NORMAL,
NORMAL FILL-IN, VARIATION, VARIATION FILL-IN en
ENDING heten. Elk begeleidingspatroon kan bestaan uit acht
instrumentele onderdelen (drums, percussie, bas, en de
akkoorden 1 - 5).
De algehele configuratie van een enkel ritme wordt hieronder
getoond.
De patroonsequencer is een functie die het bewerken en
creëren mogelijk maken van de verschillende
begeleidingspatronen onderdeel voor onderdeel die een enkel
ritme vormen. U kunt elk onderdeel van alle
begeleidingspatronen opnemen vanaf het begin om een totaal
nieuw origineel ritme te creëren. U kunt een bestaand ritme
gedeeltelijk bewerken (door bijvoorbeeld slechts een van de
onderdelen van een begeleidingspatroon te bewerken) of
eenvoudig de mixerinstellingen wijzigen als u dat wilt.
U kunt d.m.v. de patroonsequencer toetsenborddata
(nootdata), PITCH BEND regelaar (S-1) bewerkingen en S-2
(MODULATION) toetsbewerkingen opnemen.
In het algemeen worden patroonbewerkingen uitgevoerd op
basis van een instrumentgedeelte. De patroonsequencer
bevat speciale geheugengebieden die “opnamegebieden”
worden genoemd, voor elk instrumentgedeelte tijdens het
bewerken van ritmes. Deze gebieden worden gebruikt bij het
opnemen van toetsenbordnoten.
Wanneer de patroonsequencer gebruikt wordt voor het
bewerken, kan het zijn dat er eerder opgenomen ritmedata
over zijn bij bepaalde instrumentgedeelten, hetgeen het
onmogelijk maakt om opnamegebieden te gebruiken. De
status van een instrumentgedeelte met eerder bestaande
ritmedata is “Fix Data” (data corrigeren).
U kunt het patroonsequencerscherm gebruiken om de
controleren of het op dat moment geselecteerde
instrumentdeel in het opnamegebied is of dat het “Fix Data” is.
U kunt het patroonsequencerscherm verkrijgen door op de
C-4 (PATTERN SEQUENCER) toets te drukken. Hierdoor
wordt het patroonsequencer bewerkingsscherm getoond voor
het momenteel geselecteerde ritme (voorkeuzeritme of eerder
opgeslagen gebruikersritme). Het oorspronkelijke scherm
toont het drumgedeelte van het NORMAL
begeleidingspatroon van het ritme datv wordt bewerkt. Merk
“Fix Data” op in de linker onderhoek. Dit is de huidige status
van het momenteel getoonde instrumentgedeelte.
R-15R-15
R-16R-16R-14R-14
C-7C-7C-4C-4 R-13R-13
R-17R-17
L-17L-17
L-16L-16
L-15L-15
L-14L-14
L-13L-13
L-9L-9
C-17C-17C-10C-10
Aangaande de patroonsequencer
Ritmes, begeleidinggspatronen en
instrumentgedeeltes
Ritme
INTRO NORMAL NORMAL FILL-IN
Drums Drums Drums
Slagwerk Slagwerk Slagwerk
Bas Bas Bas
Akkoord 1 tot en
met Akkoord 5
Akkoord 1 tot en met
Akkoord 5
Akkoord 1 tot en
met Akkoord 5
VARIATION VARIATION FILL-IN ENDING
Drums Drums Drums
Slagwerk Slagwerk Slagwerk
Bas Bas Bas
Akkoord 1 tot en
met Akkoord 5
Akkoord 1 tot en met
Akkoord 5
Akkoord 1 tot en
met Akkoord 5
Opneembare data
Gebieden voor bewerken en opnemen van
instrumentonderdelen