Operation Manual

Gebruiken van automatische begeleiding
D-27
Er zijn zes verschillende automatische begeleidingspatronen,
zoals hieronder getoond. U kunt overschakelen tussen
patronen tijdens de begeleidingsweergave en zelfs de
patronen wijzigen. Selecteer d.m.v. de toetsen L-13 - L-16 het
gewenste patroon.
Eén-toets voorkeuze geeft u toegang door indrukken van
slechts één toets tot de toon en tempo instellingen die goed
passen bij het op dat moment geselecteerde ritmepatroon van
de automatische begeleiding.
1.
Druk als een ritme aan het spelen is op de L-17
(START/STOP) toets om het te stoppen.
2.
Selecteer het ritme (exclusief gebruikersritmes)
die u wilt gebruiken.
3.
Houd de L-8 ([E] PIANO RHYTHMS) toets
ingedrukt en druk tegelijkertijd op de L-9 ([F]
USER RHYTHMS) toets.
Instellingen voor de volgende items worden op de juiste
manier geconfigureerd voor het ritme dat u selecteerde
in stap 2.
•De F indicator knippert op de display om aan te
geven dat het normale automatische
begeleidingspatroon standby staat.
4.
Speel iets op het keyboard.
Voer de procedure uit die begint met stap 7 onder
“Spelen van een automatische begeleiding” (pagina
D-24).
Eén-toets voorkeuzes worden niet ondersteund voor
gebruikersritmes (F:001 tot en met F:100).
U kunt één-toets voorkeuze instellingen oproepen zelfs als
een ritme reeds gespeeld worden terwijl u stap 3 van de
bovenstaande procedure uitvoert. In dit geval zal de
ritmeweergave blijven spelen zonder dat de synchro
standbymodus wordt ingeschakeld.
Wijzigen van automatische
begeleidingspatronen
*1 Druk aan het begin van een melodie. De
begeleidingsweergave gaat door met het normale patroon
nadat het intropatroon voltooid is. Door te drukken op de
L-15 (VARIATION/FILL-IN) toets voordat u op deze toets
drukt, wordt het variatiepatroon voortgezet nadat het
intropatroon voltooid is.
*2 Om een invulpatroon in te voegen, druk terwijl een
normaal patroon aan het spelen is.
*3 Om een invul variatiepatroon in te voegen, druk terwijl een
variatiepatroon aan het spelen is.
*4 Druk aan het einde van een melodie. Hierdoor wordt het
eindpatroon weergegeven waarna de weergave van de
automatische begeleiding stopt.
L-13L-13 L-14L-14 L-15L-15 L-16L-16
Intropatroon*
1
Normaal Variatie Eindpatroon*
4
Normaal
invulpatroon*
2
Variatie
invulpatroon*
3
Gebruiken van één-toets
voorkeuzes
Uitvoeren van een één-toets voorkeuze
Tonen voor de UPPER 1, UPPER 2 en LOWER
gedeelten
Octaafverschuiving voor de UPPER 1, UPPER 2 en
LOWER gedeelten
Laag en splitsing aan/uit
Begeleiding aan/uit
Nagalm aan/uit en type
Zwevingtype
Automatische harmonisatie of Arpeggiator aan/uit en
type
Tempo