Operation Manual

Gebruiken van de melodiesequencer
D-71
Starten van de opname
Maatslaginstelling
Ritmeselectie
Tempo instelling
Toonschaal instelling
De onderstaande mixerinstellingen
Alle deelparameters van A04 - A07 en B01 - B16
(Exclusief deel aan/uit).
Deelparameters van A09 - A16: Deel aan/uit, rwuweg
stemmen, fijnstemmen, toonschaal activeren, DSP lijn
DSP parameters: volume, pan, nagalm zenden
Effect instellingen
Begeleidingsvolume
Tijdens het opnemen
Toetsenbordspel
Toonhoogteregelbewerkingen
Pedaalbewerkingen
De onderstaande toetsbewerkingen
S-2
(MODULATION)
,
D-1
(ROTARY SLOW/FAST)
,
D-2
(PERCUSSION SECOND)
,
D-3
(PERCUSSION THIRD)
D-4 (16') - D-12 (1') schuifregelaar bewerkingen
Starten van de opname
Tonen voor de UPPER 1, UPPER 2 en LOWER gedeelten
Laag en splitsing aan/uit
Splitspuntinstelling
Octaafverschuiving voor de UPPER 1, UPPER 2 en
LOWER gedeelten
De functie item instellingen hieronder (pagina D-131)
Arpeggiator aanhouden, arpeggiator snelheid,
arpeggiator deel
Automatische harmonisatie of arpeggiator aan/uit en type
Synchrostandby (Normaal, Variatie, Intropatroon)
Muziekvoorkeuze (alleen bij gebruik van EASY REC.)
Tijdens het opnemen
Ritmeselectie
Tempo instelling
Alle items onder “Starten van de opname” hierboven,
behalve voor de functiemenu iteminstellingen en de
splitspuntinstelling
Akkoordweergave d.m.v het akkoordtoetsenbord
De ritmebewerkingen hieronder
L-13 (INTRO), L-14 (NORMAL/FILL-IN), L-15
(VARIATION/FILL-IN) en L-16 (SYNCHRO/ENDING) toets
bediening
Instellingen opgeroepen van het registratiegeheugen
Instellingen opgeroepen d.m.v. van één-toets voorkeuze
Door de manier waarop melodiedelen worden
geconfigureerd worden instellingen die geconfigureerd
werden door een opgeroepen registratie, op andere
genummerde delen uitgeoefend dan ze toegewezen waren
op het moment dat de basisinstelling opgeslagen was,
zoals hieronder getoond.
Zie “Melodieën, sporen en gedeelten” (pagina D-70) voor
details aangaande de configuratie van melodiedelen.
Op het moment dat u een registratie basisinstelling of een
één-toets voorkeuze oproept tijdens de opname, wordt de
instelinformatie die geregistreerd staat in de registratie
basisinstelling of één-toets voorkeuze opgenomen naar het
systeemspoor. De registratie basisinstelling of de één-toets
voorkeuze zelf wordt niet opgenomen.
Starten van de opname
Deeltoonselectie voor de spoor
Tijdens het opnemen
Deeltoonselectie voor de spoor
De onderstaande mixerinstellingen
Alle deelparameters B01 - B16 (Behalve deel aan/uit)
Voordat u wilt starten met het opnemen met de
melodiesequencer, dient u de toon en het ritme te selecteren
en ook andere instellingen te configureren zoals het tempo,
mixerinstellingen, enz. dit worden de “paneelinstellingen
genoemd omdat ze geconfigureerd zijn m.b.v. het
controlepaneel van het Digitale Keyboard. Wanneer u met
opnemen begint worden paneelinstellingen opgeslagen in het
voorloopdeel van de melodie. Instelingen in het voorloopdeel
van een melodie worden “voorloopinstellingen” genoemd.
De “Starten van de opname” instellingen onder
“Systeemspoor en Spoor 01 - 16 Gemeenschappelijke
opname Inhoud” (pagina D-71), “Systeemspooropname
inhoud” (pagina D-71) en “Spoor 01 - 16 Opname inhoud
(pagina D-71) worden opgeslagen als voorloopinstellingen.
Alleen voorloopinstellingen kunnen worden veranderd
nadat de melodieopname voltooid is. Zie “Gebruiken van
paneelopname voor het herschrijven van
melodievoorloopinstellingen” (pagina D-78) voor details.
Systeemspoor en Spoor 01 - 16
Gemeenschappelijke opname Inhoud
Systeemspooropname inhoud
Onderdelen wanneer een
registratie basisinstelling
opgeslagen wordt
Onderdelen wanneer
registratie opgeroepen
wordt voor melodie
opname
UPPER1 gedeelte (A01) UPPER 1 gedeelte (A05)
UPPER 2 gedeelte (A02) UPPER 2 gedeelte (A06)
LOWER gedeelte (A03) LOWER gedeelte (A07)
Automatische harmonisatie
toongedeelte (A04)
Automatische harmonisatie
toongedeelte (A04)
Spoor 01 - 16 Opname inhoud
Paneelinstellingen en voorloopinstellingen