Operation Manual

Gebruiken van de melodiesequencer
D-78
6.
Verplaats d.m.v. de R-17 (u, i) toets de
cursor en verander dan d.m.v. de draairegelaar
of R-14 (–, +) toetsen de waarde bij de
cursorstand en druk vervolgens op de R-16
(ENTER) toets.
Als u reeds een bereik gespecificeerd heeft d.m.v. het
locatiescherm (pagina D-80), dan kunt u dat bereik
kopiëren naar dit scherm door de L-13 (REPEAT) toets
ingedrukt te houden.
7.
Druk op de L-17 (START/STOP) toets na het
opname startpunt en eindpunt te hebben
gespecificeerd.
Hierdoor wordt toets-voor-toets weergave gestart.
U kunt snelle voorwaartse en achterwaartse
bewerkingen tijdens toets-voor-toets weergave d.m.v.
de bewerkingen beschreven in stap 6 onder “Starten
van heropname vanaf een bepaalde plaats tijdens de
weergave (Handmatige toets-voor-toets weergave)”
(pagina D-76).
U kunt toets-voor-toets weergave starten vanaf een
maat voor het huidige startpunt voor de opname door
op de L-13 (REPEAT) toets te drukken waardoor de
? indicator in de display verschijnt.
8.
Wanneer de weergave het door u
gespecificeerde heropnamepunt bereikt, begin
dan iets te spelen op het toetsenbord.
Toets-voor-toets opname zal automatisch starten
wanneer de weergave het gespecificeerde opname
startpunt bereikt. De C-6 (RECORD) toets gaat
branden wanneer de opname start.
De opname stopt en de toets-voor-toets opname wordt
automatisch uitgeschakeld wanneer het door u
gespecificeerde opname eindpunt wordt bereikt. Op dit
moment stopt de C-6 (RECORD) toets met branden.
Als u met opnemen wilt stoppen voordat het door u
gespecificeerde opname eindpunt bereikt wordt, druk dan
op de
L-17
(START/STOP)
toets. Enige eerder
opgenomen data op het spoor dat na dit punt waar u
toets-voor-toets opname stopte, blijft op het spoor aanwzig
Wanneer “EOT” (End of Track - Einde van Spoor)
geselecteerd is voor het opnamestartpunt, dan is het
startpunt voor toets-voor-toets opname het einde van
het spoor.
Wanneer “OFF” (uit) geselecteerd wordt voor het
opname eindpunt, zal de toets-voor-toets opname niet
automatisch stoppen omdat geen eindpunt is
gespecificeerd. Druk nogmaals op de L-17 (START/
STOP) toets om in dit geval de toets-voor-toets
opname te stoppen.
De voorloopdata van elke melodie bevat
“voorloopinstellingen”, wat instellingen zijn die van kracht
waren bij het Digitale Keyboard wanneer de opname
uitgevoerd wordt. U kunt d.m.v. een “paneelopname”
bewerking de voorloopinstellingen van een melodie
herschrijven met de huidige basisinstellingen van het Digitale
Keyboard.
de volgende items zijn voorloopinstellingen die herschreven
kunnen worden m.b.v de paneelopnamebewerkingen.
Ritmeselectie
Tempo instelling
Toonschaal instelling
De onderstaande mixerinstellingen
Alle deelparameters van A04 - A07 en B01 - B16
(Exclusief deel aan/uit).
Deelparameters van A09 - A16: Deel aan/uit, rwuweg
stemmen, fijnstemmen, toonschaal activeren, DSP lijn
DSP parameters: volume, pan, nagalm zenden
Effect instellingen
Begeleidingsvolume
UPPER 1 deeltoon, UPPER 2 deeltoon en LOWER
deeltoon selecties
1.
Druk op de C-5 (SONG SEQUENCER) toets om
de melodiesequencermodus in te schakelen.
2.
Selecteer d.m.v. de draairegelaar of de R-14
(–, +) toetsen een melodiegebiednummer.
3.
Configureer de paneelinstellingen zodat ze de
instellingen reflecteren die u als de
voorloopinstellingen wilt schrijven.
U kunt de volgende instellingen configureren:
mixerinstellingen, tempo, systeemspoorritme,
spoortoonselectie, enz.
Gebruik om het systeemspoor UPPER 1, UPPER 2 of
LOWER deeltoon of mixerinstellingen te veranderen,
de mixer om de instellingen van Delen A05 (UPPER 1),
A06 (UPPER 2) en A07 (LOWER) te veranderen.
4.
Houd de R-13 (FUNCTION) toets ingedrukt
terwijl u op de C-17 (MENU) toets drukt nadat
alle paneelinstellingen zijn zoals u wilt.
Hierdoor wordt het melodiesequencermenu getoond.
Opname startpunt Opname eindpunt
Gebruiken van paneelopname
voor het herschrijven van
melodievoorloopinstellingen
Uitvoeren van een paneelopnamebewerking