Operation Manual

Gebruiken van de melodiesequencer
D-81
7.
Druk op de L-17 (START/STOP) toets om de
weergave te stoppen.
Door op de R-15 (EXIT) toets te drukken zonder op de R-16
(ENTER) toets te drukken in stap 4 hierboven wordt de
frase instelbewerking geannuleerd en het
localiseringsscherm afgesloten.
Het startpunt en het eindpunt die door de bovenstaande
bewerking gespecificeerd zijn op het localiseringsscherm
worden aangegeven als de oorspronkelijke defaultwaarden
wanneer u het scherm weergeeft om de volgende
gebeurtenis weer te geven.
“Wissen van alle gebeurtenissen binnen een specifiek
bereik van een spoor” (pagina D-93)
“Kopiëren van gebeurtenissen binnen een bepaald
bereik naar een gewenste locatie” (pagina D-94)
“Quantizeren van alle nootgebeurtenissen binnen een
specifiek bereik van een spoor” (pagina D-96)
“Wissen van alle toonhoogteregel gebeurtenissen binnen
een specifiek bereik van een spoor” (pagina D-97)
Hierdoor kunt u de weergave herhalen en de frase
controleren zodat u de bovenstaande bewerking uit kunt
voeren om deze te bewerken.
De volgende bewerkingen worden ondersteund tijdens
melodiebewerking.
Wissen van een specifieke melodie of alle melodieën
Kopiëren een melodie van het ene gebied naar het andere
Wissen van specifieke maten van een melodie
Invoegen van blanco maten in een melodie
Extraheren van de inhoud opgenomen op het
systeemspoor van spoor 04 - 07 of 09 - 16
Hernoemen van melodieën
1.
Druk op de C-5 (SONG SEQUENCER) toets om
de melodiesequencermodus in te schakelen.
2.
Houd de R-13 (FUNCTION) toets ingedrukt en
druk op de C-5 (EDIT) toets om het
bewerkingsscherm te tonen.
3.
Verplaats d.m.v. de R-17 (y) toets de 0 naar
“Song Edit” (melodie bewerken) en druk
vervolgens op de R-16 (ENTER) toets.
Hierdoor wordt het hieronder getoonde
melodiebewerkingsmenu weergegeven.
Bewerken van een melodie
Starten van een melodie editorbewerking