Operation Manual

14
Bediening tijdens projectie
Wanneer de projector aan wordt gezet, wordt dezelfde signaalbron geselecteerd als wanneer de
projector de laatste keer werd uitgeschakeld.
Selecteren van een andere signaalbron
1.
Druk op de [INPUT] toets.
z Hiermee opent u het keuzescherm voor de signaalbron.
2.
Gebruik de [T] en [S] toetsen om de naam van de gewenste signaalbron te
selecteren en druk dan op [ENTER].
z De naam van de geselecteerde signaalbron verschijnt een paar seconden lang in de rechter
bovenhoek van het geprojecteerde beeld.
z De melding “No signal input.” zal verschijnen wanneer er geen ingangssignaal kan worden
geselecteerd.
Resolutie
Afhankelijk van het model projector, is de videoresolutie vastgesteld op XGA (1024 × 768 pixels) of
WXGA (1280 × 800 pixels). Wanneer het ingangssignaal dat ontvangen wordt van de computer niet
overeenkomt met de videoresolutie van de projector, kan het beeld grof lijken, kunnen tekst en andere
tekens moeilijk te lezen zijn of kan er een moiré-patroon verschijnen. Als dit gebeurt, kunt u het
volgende proberen.
z Verander de uitgangsresolutie van de computer zodat deze overeenkomt met de videoresolutie van
de projector.
Zie het “DLP chip” item van “Technische gegevens” (bladzijde 55) voor informatie over de
videoresolutie van uw projector. Raadpleeg de documentatie van uw computer voor details omtrent
het wijzigen van de instellingen daarvan.
z Zet de “Aspect Ratio” op “True” (alleen van toepassing op modellen die WXGA-videoresolutie
ondersteunen).
Met de “True” instelling zal de projector het ingangssignaal op de ware grootte weergeven (1 pixel
van het ingangssignaal correspondeert dan met 1 pixel in het door de projector weergegeven
beeld).
Zie “Veranderen van de beeldverhouding van het geprojecteerde beeld” (bladzijde 19) voor
informatie over het instellen van de beeldverhouding (de horizontale-verticale verhouding).
Selecteren van de signaalbron