Instructieboekje
Het online-instructieboekje Kies een van de volgende manieren om uw instructieboekje online te raadplegen... Uw instructieboekje is te vinden op de website van Citroën, in de rubriek "MyCITROËN". Op deze persoonlijke pagina vindt u informatie over onze producten en diensten en kunt u rechtstreeks contact opnemen met het merk. Als u de gebruiksaanwijzing online raadpleegt, hebt u tevens toegang tot de meest recente informatie.
Dit instructieboekje is ontwikkeld om u in de gelegenheid te stellen onder alle omstandigheden optimaal en in alle veiligheid gebruik te maken van de mogelijkheden van uw Berlingo. Neem de tijd om het aandachtig door te lezen zodat u vertrouwd raakt met uw nieuwe auto. In dit instructieboekje worden alle beschikbare uitrustingen van het gamma van de Berlingo behandeld.
2 Inhoud 1. OVERZICHT 4-14 Exterieur 5 Interieur 6 auto met linkse besturing 6 auto met rechtse besturing 7 Cockpit 8 auto met linkse besturing 8 auto met rechtse besturing 10 Technische gegevens 12 onderhoud Het gedeelte "Wegwijzer" (visuele index) biedt u de mogelijkheid om de schakelaars, functies en desbetreffende paginanummers terug te vinden op de schematische afbeeldingen van de auto. Cockpit auto met linkse besturing auto met rechtse besturing 13 14 2.
118-123 Trekken van een aanhanger 118 Trekhaak met afneembare zwanenhals 120 Overige accessoires 122 7. ONDERHOUD 124-141 Motorkap openen Benzinemotor Dieselmotor Niveaus Controles Brandstof Brandstoftoevoer uitgeschakeld Handopvoerpomp diesel BlueHDi en AdBlue® 125 126 127 128 130 132 8. SNEL WEER OP WEG 142-163 10.
4 PRESENTATIE Neem voor alle werkzaamheden aan uw auto contact op met een gekwalificeerde werkplaats die beschikt over de juiste technische informatie, vakkennis en apparatuur. Het CITROËN-netwerk is in staat u dit te bieden. De vermelde uitrustingen zijn, afhankelijk van de uitvoeringen van de nieuwe auto's standaard, optioneel of niet leverbaar en kunnen per land verschillen of niet in alle landen leverbaar zijn.
Lokalisatie Accessoires Dakdragers 164-167 168 122-123 86 Achterlichten, richtingaanwijzers 55-56, 154-155 Derde remlicht 155 Lampen achter 150, 154-155 vervangen Laadruimte, openen 18, 27 Achterdeuren, achterklep 23-24, 26 Dakklep Noodbediening Ruitenwisserbladen Spiegels Zijknipperlicht Active City Brake 144-148 Slepen, takelen Trekhaak Aanhangergewichten Parkeerhulp Achteruitrijcamera 161 118-120 169 92-93 94 18-19 19 18 52 53 18, 27 18, 27 160 87-88 153 99-102 Koplampen, mistlampen, richting
Lokalisatie 6 Interieur Voorstoelen, verstelling, hoofdsteun Multifunctionele cabine Indelingen stoelen, bank Veiligheidsgordels Motorkapontgrendeling Handrem Plafonnier achter Lampen plafonnier vervangen 74-75 76-77 Binnenspiegel Plafonnier vóór Lampen plafonnier vervangen 88 81 153 78 103-104 Frontairbags, zij-airbags Uitschakelen passagiersairbag Accu, laden, starten 108, 111 Kinderzitjes 109-117 105-108 142 125 91 81 153 Zekeringen trekhaakaansluiting, trekhaak, carrosserieopbouw, 158
Lokalisatie Interieur Motorkapontgrendeling Voorstoelen, verstelling, hoofdsteun Multifunctionele cabine Indelingen stoelen, bank Veiligheidsgordels Plafonnier achter Lampen plafonnier vervangen 153 109-117 Frontairbags, zij-airbags Uitschakelen passagiersairbag Accu, laden, starten 105-108 108, 111 142 125 74-75 76-77 Handrem 91 78 103-104 81 Zekeringen trekhaakaansluiting, trekhaak, carrosserieopbouw, 158 plancher cabine 153 84-86 Laadruimte - 12V-aansluiting, - sjorogen, - bekleding, - l
Lokalisatie 8 Cockpit Instrumentenpanelen, 28-29 klokken, tellers Verklikkerlampjes 32-39 Meters 40, 43-44 Klok instellen via instrumentenpaneel 29 Dimmer dashboardverlichting 44 Opschakelindicator 46 Ruitenwissers 58-59 Automatische ruitenwissers 58 Ruitensproeier 59, 129 Boordcomputer 60 Verlichting Automatische verlichting Mistlampen 56 56, 57 Elektronisch gestuurde 6-versnellingsbak Snelheidsregelaar Snelheidsbegrenzer 61-63 64-66 Contactslot ASR - ESP Parkeerhulp Elektrisch verstelbare buiten
9 Lokalisatie Plafonniers 88 Touchscreen Autoradio Achteruitrijcamera 171-231 233-250 94 Displays, menu's 28, 175, 236 Datum en tijd instellen 30-31 Uitschakelen frontairbag passagierszijde 108, 111 "Grip control" Verwarming, ventilatie: - verwarming 67-68, 71 - airconditioning 67-68, 71 Automatische airconditioning 69-70, 71 Ontdooien/ontwasemen 72-73 97-98 Schakelaars - elektrisch bedienbare ruiten - alarmknipperlichten - vergrendeling laadruimte - centrale vergrendeling 89 91 27 27 Handgesch
Lokalisatie 10 Cockpit Plafonniers Binnenspiegel Touchscreen Autoradio Achteruitrijcamera 88 171-231 233-250 94 "Grip control" Displays, menu's 28, 175, 236 Datum en tijd instellen 30-31 79-80 Voorzieningen cabine - opbergvakjes, - dashboardkastje, - flessenhouder, - opbergvak portier, - tassenhouder, - console, - dakconsole, - zonneklep, - opbergvakken onder de stoelen.
Instrumentenpanelen, klokken, tellers 28-29 Verklikkerlampjes 32-39 Meters 40, 43-44 Klok instellen via instrumentenpaneel 29 Dimmer dashboardverlichting 44 Opschakelindicator 46 Ruitenwissers 58-59 Automatische ruitenwissers 58 Ruitensproeier 59, 129 Boordcomputer 60 55-57 56 56, 57 Uitschakelen frontairbag passagierszijde 108, 111 Contactslot Elektronisch gestuurde 6-versnellingsbak Snelheidsregelaar Snelheidsbegrenzer 47-48 61-63 64-66 ASR - ESP Parkeerhulp Elektrisch verstelbare buitenspiegels
Lokalisatie 12 Technische gegevens - onderhoud Verklikkerlampjes Sneeuwkettingen 32-39 149 Identificatie, serienummer, kleurcode lak, bandenspanning 128-129 Niveaus - oliepeilstok, - remvloeistof, - koelvloeistof. - stuurbekrachtigingsvloeistof, - brandstofadditief.
Presentatie 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. Schakelaar verlichting/ richtingaanwijzers. Instrumentenpaneel met display. Schakelaar ruitenwissers/ ruitensproeiers/boordcomputer. Contact. Bediening autoradio. Frontairbag bestuurderszijde/claxon. Hendel stuurwielverstelling. Bediening snelheidsregelaar/begrenzer. Bedieningspaneel: parkeerhulp, koplampverstelling, ESC, Stop & Start. Hendel motorkapontgrendeling. Schakelaars elektrisch verstelbare buitenspiegels.
Presentatie 14 Cockpit 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. Schakelaar verlichting/ richtingaanwijzers. Instrumentenpaneel met display. Schakelaar ruitenwissers/ ruitensproeiers/boordcomputer. Contact. Bediening autoradio. Frontairbag bestuurderszijde/claxon. Hendel stuurwielverstelling. Bediening snelheidsregelaar/begrenzer. Bedieningspaneel: parkeerhulp, koplampverstelling, ESC, Stop & Start, inbraakalarm. Hendel motorkapontgrendeling.
15 Auto & Milieu Samen met u draagt CITROËN zorg voor de bescherming van het milieu. Raadpleeg de site www.citroen.com.
Auto & Milieu 16 Eco-rijden Door in de dagelijkse praktijk een aantal aanwijzingen op te volgen kunt u het brandstofverbruik en de CO2uitstoot van uw auto verminderen. Maak optimaal gebruik van de versnellingsbak Kies voor een soepele rijstijl Houd afstand van de auto's voor u, rem bij voorkeur af op de motor in plaats van het rempedaal te gebruiken en trap het gaspedaal geleidelijk in.
Houd u aan de onderhoudsvoorschriften Verdeel het gewicht evenwichtig over de auto: plaats de zwaarste voorwerpen in de bagageruimte, zo dicht mogelijk bij de achterbank. Beperk de belading en de luchtweerstand (dakdragers, imperiaal, fietsendrager, aanhanger, enz.) van uw auto. Gebruik liever een dakkoffer. Verwijder na gebruik de dakdragers en het imperiaal.
Toegang tot de auto Vergrendelen 18 Druk kort op deze knop om de gehele auto te vergrendelen. Dit wordt bevestigd door het één keer knipperen van de richtingaanwijzers. Als één van de portieren is geopend (bijv.: vervoer van lange voorwerpen) of niet goed is gesloten, werkt de centrale vergrendeling niet. Supervergrendeling Sleutel Met de sleutel kunt u de sloten van de auto vergrendelen en ontgrendelen, de tankdop openen en sluiten en de motor starten en afzetten.
Toegang tot de auto 19 Uitklappen / inklappen Wanneer u bij het inklappen niet op de knop drukt, kan het mechanisme van de sleutel beschadigd raken. Gebruiksvoorschrift Houd de afstandsbediening vrij van vet, stof en vocht. Een zwaar voorwerp dat aan de sleutel hangt terwijl deze in het contactslot zit (sleutelhanger, ...), kan storingen veroorzaken.
Toegang tot de auto 20 Elektronische startblokkering Alle sleutels zijn voorzien van een chip voor de elektronische startblokkering. Dit systeem blokkeert het brandstofsysteem van de motor en wordt automatisch ingeschakeld zodra de sleutel uit het contact wordt verwijderd. Bij het aanzetten van het contact moet de code van de sleutel worden herkend door de startblokkering. De sleutelbaard moet volledig worden uitgeklapt om een goede communicatie van de startblokkering mogelijk te maken.
Toegang tot de auto Ontgrendel de auto met behulp van de afstandsbediening of zet het contact aan (het rode lampje gaat uit). Vergrendelen van de auto met alleen de omtrekbeveiliging ingeschakeld Schakel alleen de omtrekbeveiliging in als u tijdens uw afwezigheid een ruit een stukje open wilt laten of als er een huisdier in de auto achterblijft. - Zet het contact af. - - Druk binnen tien seconden op de knop totdat het rode lampje continu blijft branden. Verlaat de auto.
22 Toegang tot de auto Schuifdeur Uit te voeren handeling bij een lege accu Van buitenaf Gebruiksvoorschrift Trek de handgreep naar u toe en vervolgens naar achteren, open de schuifdeur en beweeg de deur tot voorbij het zware punt: de deur blijft dan openstaan. Controleer of de rail op de vloer vrij is van voorwerpen die het openen of sluiten van de schuifdeur in de weg kunnen staan. Laat, als de auto op een helling staat, de deur pas los als deze geheel geopend of gesloten is.
23 Toegang tot de auto De twee achterdeuren zijn asymmetrisch (2/3 - 1/3), met de kleine deur rechts. Ze zijn voorzien van een centraal slot. Van buitenaf Trek aan de hendel om de rechterdeur te openen. Sluit om de achterdeuren te sluiten eerst de rechterdeur en vervolgens de linkerdeur. Bij uitvoeringen met achterklep is de achterbumper versterkt en kan deze als opstap worden gebruikt. Trek om de achterdeuren te openen de handgreep naar u toe.
Toegang tot de auto 24 Bij het parkeren van de auto met de achterdeuren 90° geopend, bedekken de deuren de achterlichten. Gebruik een gevarendriehoek of een andere signalering die door de regelgeving en wetten van uw land voorgeschreven is om andere weggebruikers, die in dezelfde richting rijden en niet opmerken dat u stilstaat, te waarschuwen. Openen tot ongeveer 180° Van binnenuit De deurvangers maken het mogelijk de achterdeuren met een hoek van ongeveer 90° tot 180° te openen.
25 Toegang tot de auto Deze dakklep achter is alleen mogelijk bij uitvoeringen met achterdeuren. Openen van de dakklep: - til het zwarte hendeltje van de kap omhoog, - duw de dakklep voorzichtig naar beneden en maak de haak los, - trek de dakklep omhoog, - open de dakklep tot voorbij het zware punt om hem te blokkeren met de steunen. Ga nooit rijden als de steunen niet geplaatst zijn.
26 Toegang tot de auto Achterklep Openen Van buitenaf De achterklep kan worden vergrendeld en ontgrendeld met de afstandsbediening. Druk om de achterklep te openen op de knop onder de sierlijst en open de klep. U kunt gebruik maken van een lus om de geopende achterklep te sluiten. Trek de achterklep omlaag tot aan het evenwichtspunt en duw de achterklep vervolgens volledig dicht.
Toegang tot de auto Vergrendelen tijdens het rijden Het systeem vergrendelt de achterdeuren zodra een snelheid van 10 km/h wordt bereikt. Op dat moment klinkt het geluidssignaal voor de centrale vergrendeling. Het lampje in de schakelaar op het centrale bedieningspaneel op het dashboard gaat branden. Als tijdens het rijden één van de achterdeuren wordt geopend wordt de auto volledig ontgrendeld.
28 Cockpit Displays De informatie die wordt weergegeven hangt af van de uitrusting van de auto. Instrumentenpaneel Displays Klokken 1. Kilometer-/mijlenteller. 2. Display. 3. Brandstofniveaumeter, koelvloeistoftemperatuurmeter. 4. Toerenteller. 5. Nulstelling dagteller/ onderhoudsindicator. 6. Dimmer dashboardverlichting.
29 Cockpit Instrumentenpaneel zonder display Middenconsole zonder display Met de knop aan de linkerzijde kan het klokje worden ingesteld. - - Linksom draaien: de minuten knipperen. Rechtsom draaien: minuten verhogen (houd de knop naar rechts om de tijd in een sneller tempo in te stellen). Linksom draaien: de uren knipperen. Rechtsom draaien: uren verhogen (houd de knop naar rechts om de tijd in een sneller tempo in te stellen).
30 Cockpit Display C Druk op de toets MENU. Selecteer met de pijltoetsen de functie CONFIGURATIE BEELDSCHERM. Druk op de toets om de selectie te bevestigen. Selecteer met de pijltoetsen de functie PERSOONLIJKE INSTELLING CONFIGURATIE. Druk op de toets om de selectie te bevestigen. Stel de parameters één voor één in door deze te bevestigen met de toets OK. Druk op de toets om de selectie te bevestigen. Selecteer met de pijltoetsen de functie DATUM EN TIJD INSTELLEN.
31 Cockpit Touchscreen F Druk op de secundaire pagina op "Tijd/datum". F Selecteer "Tijd instellen" of "Datum instellen" en wijzig de instellingen met behulp van het numerieke toetsenbord en bevestig uw keuzes. F Druk op "Bevestigen" om het menu te verlaten. VOORDAT u GAAT RIJDEN F Selecteer het menu "Configuratie".
Cockpit 32 Verklikkerlampjes Bij elke start gaat een aantal verklikkerlampjes branden ter controle. Deze lampjes gaan meteen weer uit. Als een verklikkerlampje bij draaiende motor blijft branden of gaat knipperen, wordt het een waarschuwing. Dit kan gebeuren in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display. Negeer deze waarschuwingen niet.
Koelvloeistoftemperatuur en -niveau status signaleert Oplossing - actie brandt en wijzer in het rode gebied. een abnormale verhoging van de temperatuur. Zet de auto stil, zet het contact af en laat de koelvloeistof afkoelen. Controleer visueel het niveau. knippert. een te laag koelvloeistofniveau. Zie in rubriek 7 het gedeelte "Niveaus". Neem contact op met het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. blijft kort branden. kleine storingen of waarschuwingen. blijft branden.
Cockpit status signaleert Oplossing - actie 34 Verklikkerlampje Frontairbag / zij-airbag knippert of blijft branden. een defecte airbag. Laat het systeem onmiddellijk controleren door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Zie in rubriek 5 het gedeelte "Airbags". Uitschakeling frontairbag passagierszijde brandt. dat de airbag handmatig is uitgeschakeld omdat er een kinderzitje is geplaatst met de rug in de rijrichting.
ABS status signaleert Oplossing - actie Stuurbekrachtiging brandt. een storing in het systeem. De conventionele werking van de stuurinrichting, zonder bekrachtiging, blijft behouden. Laat de auto controleren door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Geopend portier brandt in combinatie met melding op het display. een niet goed gesloten portier. Controleer of alle portieren goed zijn gesloten. ABS blijft branden. een storing in het antiblokkeersysteem.
36 Cockpit Verklikkerlampje status Dimlicht / dagrijverlichting brandt. Grootlicht signaleert Oplossing - actie een handmatig geselecteerde stand of het automatisch inschakelen van de verlichting. Draai de ring van de lichtschakelaar in de tweede stand. het inschakelen van de verlichting zodra het contact wordt aangezet: dagrijverlichting (volgens land van bestemming). Zie in rubriek 4 het gedeelte "Stuurkolomschakelaars". dat u de hendel naar u toe trekt.
status signaleert Oplossing - actie Snelheidsregelaar brandt. dat de snelheidsregelaar is geselecteerd Handmatig selecteren. Zie in rubriek 4 het gedeelte "Stuurkolomschakelaars". Snelheidsbegrenzer brandt. dat de snelheidsbegrenzer is geselecteerd. Handmatig selecteren. Zie in rubriek 4 het gedeelte "Stuurkolomschakelaars". Opschakelindicator brandt. een schakeladvies, waarbij geen rekening wordt gehouden met de omstandigheden van de weg of de verkeersdrukte.
Cockpit 38 AdBlue® Waarschuwingen + Op het display. Informatie Oplossing - actie 1e waarschuwingsniveau Bij het aanzetten van het contact klinkt een geluidssignaal. De tijdelijke waarschuwingen worden altijd weergegeven bij het aanzetten van het contact en tijdens het rijden. De afnemende actieradius wordt weergegeven, van 2400 km (1500 mijl) tot 600 km (350 mijl). De actieradius wordt elke 300 km (200 mijl) bijgewerkt.
Cockpit Waarschuwingen - BlueHDi-dieselmotor Informatie Oplossing - actie Als de verklikkerlampjes UREA, Service en Zelfdiagnose motor gaan branden, is er een storing gedetecteerd in het SCR-emissieregelsysteem. Als het een tijdelijke storing betreft, verdwijnt deze waarschuwing weer zodra de uitstoot van schadelijke stoffen weer aan de norm voldoet. Na 50 km (30 mijl) zonder AdBlue® Bevestiging van de storing die niet te maken heeft met een te laag vloeistofniveau.
40 Cockpit Brandstofniveaumeter Koelvloeistoftemperatuur Het brandstofniveau wordt aangegeven zodra het contact wordt aangezet. De wijzer staat op: - 1: de brandstoftank is volledig gevuld (ongeveer 60 liter). - 0: de brandstoftank is bijna leeg, het verklikkerlampje blijft branden. Het lampje gaat branden op het moment dat er nog ongeveer 8 liter brandstof in de tank aanwezig is. De wijzer van de koelvloeistoftemperatuurmeter bevindt zich vóór het rode gebied: normale werking.
Cockpit In het geval van een storing in de emissieregeling wordt de bestuurder gewaarschuwd door het branden van dit verklikkerlampje op het instrumentenpaneel. Laat als dit verklikkerlampje gaat branden het systeem controleren door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Zodra de auto rijdt, controleert dit systeem permanent de spanning van de vier banden. In het ventiel van elke band (met uitzondering van het reservewiel) is een druksensor gemonteerd.
42 Cockpit Waarschuwing te lage bandenspanning Bij een te lage bandenspanning brandt dit verklikkerlampje in combinatie met een geluidssignaal en, afhankelijk van de uitrusting, in combinatie met de weergave van een melding. Als er een afwijking in de bandenspanning van één band wordt geconstateerd, kan deze band worden herkend aan het pictogram of, afhankelijk van de uitvoering, de weergegeven melding. - Verlaag onmiddellijk de snelheid, maak geen bruuske stuurbewegingen en rem niet plotseling hard af.
De onderhoudsindicator informeert de bestuurder over de afstand tot de volgende onderhoudscontrole, afhankelijk van het gebruik van de auto. Werking Als het contact wordt aangezet, gaat gedurende enkele seconden het sleutelsymbool branden. De kilometerteller geeft de resterende kilometers (afgerond) tot de eerstvolgende onderhoudscontrole aan.
Cockpit 44 Op 0 zetten Het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats zet de onderhoudsindicator na elke onderhoudscontrole weer op 0. Als u zelf de onderhoudscontrole van uw auto hebt uitgevoerd, kan de onderhoudsindicator op de volgende wijze op 0 gezet worden: - zet het contact af, - druk op de resetknop van de dagteller en houd deze ingedrukt, - zet het contact aan. De kilometerteller begint terug te tellen. Laat de knop los als de onderhoudsindicator "=0" aangeeft; de sleutel verdwijnt.
Vijf versnellingen Stuurwiel verstellen Ontgrendel het stuurwiel, alleen bij stilstaande auto, door aan de hendel te trekken. Zet het stuurwiel in de gewenste stand en zet vervolgens de hendel weer goed vast. Handgeschakelde versnellingsbak Trap om soepel te kunnen schakelen het koppelingspedaal altijd volledig in. Om te voorkomen dat de werking van het pedaal wordt gehinderd: - controleer of de mat goed op zijn plaats ligt en correct is bevestigd op de vloer, - gebruik nooit meer dan één mat per plaats.
46 Versnellingsbak en stuurwiel Schakelindicator Dit systeem geeft aan welke versnelling moet worden ingeschakeld om het brandstofverbruik te reduceren. Bij een elektronisch gestuurde versnellingsbak is dit systeem uitsluitend actief in de handgeschakelde stand. Afhankelijk van de rijomstandigheden en de uitrusting van uw auto kan het systeem u adviseren één of meer versnellingen op te schakelen. U kunt deze aanwijzingen opvolgen zonder de tussenliggende versnellingen in te hoeven schakelen.
Versnellingsbak en stuurwiel Starten van de motor - Om de motor te kunnen starten moet de selectiehendel zich in stand N bevinden. - Trap het rempedaal krachtig in. - Bedien de startmotor. - Plaats bij een draaiende motor de selectiehendel in stand R, A of M. - Laat het rempedaal los en geef gas. Als de selectiehendel niet in stand N staat en/of het rempedaal niet is ingetrapt, kan de motor niet worden gestart. Herhaal de hierboven beschreven procedure.
Versnellingsbak en stuurwiel 48 Geautomatiseerde stand Schakelen Inschakelen van de geautomatiseerde stand Plaats de selectiehendel in stand A. De versnellingsbak werkt nu in de geautomatiseerde stand, zonder dat u zelf hoeft te schakelen. De versnellingsbak selecteert zelf de versnelling die het best past bij de volgende factoren: - rijstijl, - wegdek, - optimaal brandstofverbruik. - - Handbediende stand Inschakelen van de handbediende stand Trek de flipper "+" naar u toe om op te schakelen.
Het Stop & Start-systeem zet de motor tijdelijk af (STOP-stand) als u stopt (bij rood licht, opstoppingen enz.). De motor wordt automatisch gestart (START-stand) als u weer weg wilt rijden. Het starten gebeurt direct, snel en stil. Het Stop & Start-systeem zorgt met name inde stad voor een lager brandstofverbruik, minder uitstoot van schadelijke stoffen en een aangename rust in het interieur tijdens het wachten.
50 Stop & Start Overgang naar de START-stand van de motor Het verklikkerlampje "ECO" gaat uit en de motor wordt gestart: - bij een handgeschakelde versnellingsbak, trapt u het koppelingspedaal volledig in, - bij een elektronisch gestuurde 6-versnellingsbak: ● met de selectiehendel in stand A of M, wanneer u het rempedaal loslaat. ● of met de selectiehendel in stand N en het rempedaal los, wanneer u de selectiehendel in stand A of M zet, ● of wanneer u de achteruitversnelling inschakelt.
Bij een storing in het systeem gaat het verklikkerlampje in de schakelaar "ECO OFF" eerst knipperen en brandt vervolgens permanent. Laat het systeem door het CITROËNnetwerk of door een gekwalificeerde werkplaats controleren. Als er in de STOP-stand een storing zou optreden, kan het zijn dat de motor niet meer wil aanslaan of direct afslaat. Alle verklikkerlampjes op het instrumentenpaneel gaan dan branden. Zet in dat geval het contact af en start de auto met behulp van de sleutel.
Starten en stoppen 52 Gebruiksvoorschrift: starten Verklikkerlampje geopend portier Controleer als dit lampje brandt of de portieren, achterdeuren, schuifdeuren en de motorkap goed zijn gesloten! Starten en afzetten Stand "AAN" en "Accessoires". Verdraai terwijl u de contactsleutel omdraait het stuurwiel iets (zonder te forceren) om het stuurslot te ontgrendelen. In deze stand kunnen verschillende accessoires functioneren. Stand "Starten". De startmotor wordt in werking gezet.
53 Starten en stoppen Hill Start Assist Deze aan de dynamische stabiliteitscontrole gekoppelde functie (ook bekend onder de naam HHC (Hill Holder Control)) vereenvoudigt het wegrijden op een helling.
Starten en stoppen 54 Rijadviezen Houd u altijd aan de verkeersregels en let onder alle omstandigheden goed op. Richt uw aandacht op het verkeer en houd uw handen op het stuurwiel, zodat u snel kunt reageren op onverwachte situaties. Om veiligheidsredenen moet de bestuurder handelingen die veel aandacht vergen alleen uitvoeren als de auto stilstaat. Las tijdens een lange rit om de twee uur een pauze in. Rijd bij slecht weer defensief, rem eerder af en houd meer afstand tot uw voorligger.
Lichten uit 55 Stuurkolomschakelaars Automatische verlichting Parkeerlichten Dimlicht (groen) Richtingaanwijzers Verlichting Knipperlichten Verlichting vóór en achter Links: omlaag duwen tot voorbij het zware punt. Rechts: omhoog duwen tot voorbij het zware punt. Functie "snelweg" Duw de schakelaar één keer omhoog of omlaag om de richtingaanwijzer aan de desbetreffende zijde driemaal te laten knipperen. Draai deze ring om de verlichting in te schakelen.
56 Stuurkolomschakelaars Als in de daarop volgende 30 minuten niet wordt ingegrepen, treedt de ecomode in werking. om te voorkomen dat de accu leeg raakt. De functies komen dan in een standby-stand en het acculampje knippert. De eco-mode heeft geen effect op het branden van de parkeerlichten. Zie in rubriek 8 het gedeelte "Accu". Mistlampen vóór/mistachterlicht Deze branden in combinatie met parkeer- en dimlicht.
Stuurkolomschakelaars 57 Follow me home-verlichting Deze functie zorgt ervoor dat bij afgezet contact de dimlichten even blijven branden om het uitstappen in het donker te vergemakkelijken. Automatische werking Activeer de functie via het configuratiemenu van de auto. Raadpleeg in rubriek 10 het gedeelte "Menustructuur display".
Stuurkolomschakelaars 58 De ruitenwissers werken automatisch in de stand AUTO, waarbij de snelheid van de wissers aan de hoeveelheid neerslag wordt aangepast. De werking van de ruitenwissers in andere standen dan de stand AUTO komt overeen met die van de handbediende ruitenwissers. Inschakelen Duw de hendel omlaag. Bij het inschakelen van de automatische ruitenwissers verschijnt een melding op het display.
Stuurkolomschakelaars 59 Ruitensproeiers Trek de hendel naar u toe, de ruitensproeiers treden in werking in combinatie met het tijdelijk inschakelen van de ruitenwissers. Raadpleeg voor het bijvullen van het reservoir in rubriek 7 het gedeelte "Niveaus". Als de ruitenwisserschakelaar binnen één minuut nadat het contact is afgezet wordt bediend, bewegen de ruitenwissers naar de voorruitstijlen. Deze stand moet worden gebruikt voor 's winters parkeren en het vervangen of reinigen van de ruitenwisserbladen.
Stuurkolomschakelaars 60 Als de actieradius minder dan 30 km bedraagt, verschijnen streepjes op het display. Na het tanken van minimaal 10 liter brandstof wordt de actieradius opnieuw berekend en weergegeven zodra deze meer dan 100 km bedraagt. Raadpleeg het CITROËN-netwerk als tijdens het rijden voortdurend streepjes worden weergegeven in plaats van cijfers. Momenteel verbruik: dit verbruik wordt berekend en weergegeven vanaf 30 km/h.
Op het controledisplay wordt aangegeven of de functie is geselecteerd. Ook de ingestelde snelheid wordt hier weergegeven. 61 Stuurkolomschakelaars Functie geselecteerd, weergave van het symbool "Snelheidsregelaar". Functie uitgeschakeld, OFF Snelheidsregelaar "CRUISE" 1. Selecteren / uitschakelen van de snelheidsregelaar. 2. Verlagen van de ingestelde snelheid. 3. Verhogen van de ingestelde snelheid. 4. Onderbreken / hervatten van de snelheidsregeling. Voor het instellen van de gewenste wagensnelheid.
62 Stuurkolomschakelaars Selecteren van de functie - Zet de draaiknop in de stand CRUISE. De snelheidsregelaar is geselecteerd, maar nog niet geactiveerd en er is nog geen snelheid ingesteld. Tijdelijk overschrijden van de ingestelde snelheid Opnieuw activeren Het is mogelijk gas te geven en tijdelijk met een hogere snelheid dan de ingestelde snelheid te rijden. De ingestelde snelheid zal dan knipperen. Als het gaspedaal wordt losgelaten, wordt de ingestelde snelheid weer aangenomen.
Stuurkolomschakelaars Uitschakelen van de functie - De ingestelde snelheid kunt u op twee manieren verhogen: Zonder het gaspedaal - Druk op de toets SET +. Druk de toets kort in om de snelheid met 1 km/h te verhogen. Houd de toets ingedrukt om de snelheid in stappen van 5 km/h te verhogen. Draai de knop in de stand 0 of zet het contact af om het systeem volledig uit te schakelen.
Stuurkolomschakelaars 64 Op het controledisplay wordt aangegeven of de functie is geselecteerd. Ook de ingestelde snelheid wordt hier weergegeven: Functie geselecteerd, weergave van het symbool "Snelheidsbegrenzer". Functie uitgeschakeld, laatst ingestelde snelheid - OFF. Functie ingeschakeld. Snelheidsbegrenzer "LIMIT" 1. Selecteren / uitschakelen van de snelheidsbegrenzer. 2. Verlagen van de ingestelde snelheid. 3. Verhogen van de ingestelde snelheid. 4.
65 Stuurkolomschakelaars Selecteren van de functie Draai de knop in de stand LIMIT. De begrenzer is dan geselecteerd, maar nog niet actief. Het display geeft de laatst ingestelde snelheid weer. Instellen van een snelheid Inschakelen/uitschakelen Er kan, bij draaiende motor, een snelheid worden ingesteld zonder de begrenzer in te schakelen. Druk één keer op deze toets om de begrenzer in te schakelen. Druk nogmaals op de toets om de begrenzer uit te schakelen (OFF). Verhogen van de ingestelde snelheid.
66 Stuurkolomschakelaars Storing Overschrijden van de ingestelde snelheid Als het gaspedaal geleidelijk dieper wordt ingetrapt, wordt de snelheid niet verhoogd. Als het gaspedaal echter met kracht wordt ingetrapt, tot voorbij het zware punt, wordt de begrenzer tijdelijk uitgeschakeld, knippert de ingestelde snelheid op het display en klinkt een geluidssignaal. Laat om de begrenzer weer in te schakelen de snelheid zakken tot een snelheid lager dan de ingestelde snelheid.
67 Ventilatie Verwarming Handbediende airconditioning Ventilatie Zet de knop in de gewenste stand: Luchtopbrengst De kracht van de luchttoevoer via de uitstroomopeningen varieert van 1 tot 4. In de stand 0 s er geen luchttoevoer. van blauw, toevoer van koude lucht, Zet de knop in de gewenste stand voor een optimaal comfort. naar rood, toevoer van warme lucht.
Ventilatie 68 Toevoer van buitenlucht Het lampje van de toets is uit. Gebruik deze stand zo veel mogelijk. Luchtrecirculatie in het interieur Het lampje van de toets brandt. Deze stand dient om de toevoer van buitenlucht bij stank en rookoverlast af te sluiten. Als deze stand gebruikt wordt en de aanjager (stand 1 t/m 4) is ingeschakeld, wordt de capaciteit van de verwarming (knop temperatuurregeling naar rood) of de airconditioning (knop temperatuurregeling naar blauw) sneller vergroot.
Om bij koude motor de toevoer van koude lucht te beperken, wordt de luchtopbrengst geleidelijk op het optimale niveau gebracht. Voor uw comfort worden de instellingen tussen twee startmomenten opgeslagen. De automatische stand wordt uitgeschakeld zodra u de instellingen handmatig wijzigt (AUTO verdwijnt).
Ventilatie 70 Handmatig verstellen Al naar gelang uw wensen kunt u de automatische bediening van het systeem handmatig aanpassen. De overige functies worden automatisch geregeld. Bij het indrukken van de toets AUTO zal het systeem weer volledig automatisch functioneren.
Ventilatie 71 Tips voor het instellen van de airconditioning Gewenste werking Luchtverdeling Temperatuur Luchtopbrengst Luchtrecirculatie Warm A/C - Ontdooien Ontwasemen Bij de automatische airconditioning is het raadzaam de stand AUTO te gebruiken, ongeacht de gewenste werking. Schakel de airconditioning uit zodra de luchtkwaliteit in de auto naar wens is. Bevat gefluoreerde broeikasgassen R134A.
72 Ventilatie Ontdooien en ontwasemen Handbediening Achterruitverwarming en/of verwarming buitenspiegels Zet de schakelaar van de luchtverdeling in deze stand. Schakel de airconditioning in. Zet de knop van de temperatuurregeling in deze stand. Schakel zodra de omstandigheden dit toelaten de toevoer van buitenlucht weer in om de lucht in het interieur te verversen (lampje uit). Zet de aanjager in de hoogste stand.
Airconditioning Ventilatieroosters Voor een doeltreffende werking van de airconditioning moeten de ruiten onder alle weersomstandigheden gesloten zijn. Als de auto echter langdurig in de zon heeft gestaan en de temperatuur in het interieur zeer hoog blijft, kunnen de ruiten wel even geopend worden om de ventilatie te bevorderen.
74 Stoelen Voorstoelen Afhankelijk van de uitvoering en inrichting van uw auto zijn er verschillende zitplaatsen vóór mogelijk. Twee mogelijkheden: - bestuurdersstoel en passagiersstoel, - bestuurdersstoel en een modulaire bank. Afhankelijk van de uitvoering zijn de volgende verstellingen mogelijk: Lengterichting Hoogte van de zitting (bestuurdersstoel) Til de beugel op en schuif de stoel in de gewenste stand.
Stoelen 75 Klem de armsteun in de verticale positie vast om deze weer te bevestigen. Als de auto voorzien is van de extra console en een armsteun, moet de console of de armsteun worden verwijderd om de passagiersstoel in de tafelstand te zetten. Hoogte van de hoofdsteun a nooit rijden als de G hoofdsteunen zijn verwijderd; de hoofdsteunen moeten zijn geplaatst en correct zijn afgesteld. Armsteun Klap de armsteun in verticale positie tot deze vergrendeld is.
76 Stoelen Cabine Extenso Middelste zitplaats De middelste zitplaats is voorzien van een driepuntsgordel. De oprolautomaat van deze veiligheidsgordel is op de laddervormige scheidingswand achter de bestuurder gemonteerd. Bureaustand Trek, om de rugleuning neer te klappen, aan de lip die op de onderste rand van de stoel is gemonteerd. De leuning is voorzien van een schrijftafeltje en een klemband. Trek, om de leuning weer rechtop te zetten, aan de lip en klap de leuning omhoog tot deze vergrendeld is.
Buitenste zitplaats Weggeklapte stand Stand zitting opgeklapt De rugleuning is voorzien van een metalen achterpaneel. Trek aan de lip op de bovenste rand van de stoel ter hoogte van de hoofdsteun om het geheel te kantelen. De stoel wordt weggeklapt in de vloer van de voorste zitplaats waardoor er één geheel ontstaat met de vloer van de laadruimte. Trek de gele hendel onderaan de stoel omhoog om deze te ontgrendelen en klap de zitting tegen de rugleuning op tot deze vergrendeld is.
Stoelen 78 Opstellingen Voorbeelden van stoelopstellingen die zowel comfortabel als praktisch zijn Het wijzigen van de opstellingen dient uitsluitend te gebeuren als de auto stilstaat.
Indeling voorcompartiment Bovenste opbergvak 1. Onderste opbergvak Het opbergvak bevindt zich bovenop het dashboard, achter het stuurwiel. Het optillen van het deksel wordt vergemakkelijkt door een uitsparing. Beweeg het deksel met de hand omhoog tot dit volledig geopend is. Beweeg om het opbergvak te sluiten het deksel omlaag en druk vervolgens kort op het midden van het deksel. Het morsen van vloeistof kan kortsluiting veroorzaken, wat tot brand kan leiden.
80 Praktische voorzieningen Middenconsole met opbergruimte Dankzij deze console is er aanmerkelijk meer opbergruimte: de console is uitneembaar en wordt op een steun vastgezet waarin in het achterste gedeelte twee bekerhouders aanwezig zijn. Controleer of het flesje of blikje stevig in de bekerhouder op zijn plaats wordt gehouden en tijdens het rijden niet kan omvallen. Gemorste vloeistof kan bij contact met schakelaars op het dashboard en de middenconsole storingen veroorzaken.
81 Praktische voorzieningen Plafonnier vóór Plafonnier achter Leeslampjes vóór (volgens uitvoering) Automatisch inschakelen/ uitschakelen De plafonnier vóór gaat automatisch branden als de sleutel uit het contact wordt gehaald, bij het ontgrendelen van de auto, zodra een voorportier wordt geopend en als de auto wordt gelokaliseerd met de afstandsbediening. De plafonnier gaat geleidelijk uit nadat het contact is aangezet en nadat de auto is vergrendeld. Blijft branden, bij aangezet contact.
82 Praktische voorzieningen Dubbele cabine Bank De dubbele cabine bestaat uit een driezitsbank op de tweede zitrij, waarvan de eendelige rugleuning is bevestigd aan het scheidingsrooster. De zitplaatsen achter zijn via de schuifdeur bereikbaar. In de portefeuillestand zetten - Schuif, indien nodig, de voorstoelen naar voren en maak de veiligheidsgordel van de middelste zitplaats vast.
Praktische voorzieningen De drie zitplaatsen zijn voorzien van veiligheidsgordels met een oprolautomaat. De veiligheidsgordels van de buitenste zitplaatsen zijn op de panelen bevestigd, terwijl de veiligheidsgordel van de middelste zitplaats op de rugleuning van de bank is bevestigd. Elke zitplaats is voorzien van een hoofdsteun. Deze is met schroeven aan het scheidingsrooster bevestigd en kan verwijderd worden.
84 Praktische voorzieningen Indeling laadruimte 12V-aansluiting (max. 120 W) Sjorogen Bekleding Beperk het gebruik om te voorkomen dat de accu ontladen raakt. Zet uw lading vast met de sjorogen op de vloer van de laadruimte. Het aansluiten van elektrische apparatuur die niet door CITROËN is goedgekeurd, zoals een lader met USB-aansluitingen, kan leiden tot storingen in de werking van de elektrische componenten van de auto, zoals een slechte radio-ontvangst of storingen in de weergave van de displays.
85 Praktische voorzieningen Scheidingsrek Schotten Volledig tussenschot met ruit Voor een effectieve bescherming van de bestuurder en voorpassagier(s) tegen schuivende lading, is er keuze uit verschillende schotten voor uw auto, waarbij de diverse mogelijkheden van de laadruimte behouden blijven. Raadpleeg het CITROËN-netwerk voor meer informatie over de verschillende uitvoeringen van de als accessoire leverbare schotten.
86 Praktische voorzieningen Tussenschot met luik Dakrails Afneembaar luik Als er dwarsstangen op deze dakrails worden gemonteerd, houd u dan aan de door de fabrikant voorgeschreven daklast: maximaal 75 kg. Achter de voorpassagier(s), in het gesloten gedeelte van het halfhoge tussenschot, zit een luik dat kan worden verwijderd voor het vervoer van lange voorwerpen. - Draai aan de knop aan de bovenzijde van het luik om het los te maken. - Beweeg het luik omhoog om het uit de houder te halen.
87 Spiegels en ruiten Handmatig verstelbare buitenspiegels Elektrisch verstelbare buitenspiegels Stel de spiegel met behulp van de hendel in de gewenste stand. Tijdens het parkeren kunnen de buitenspiegels handmatig ingeklapt worden. Deze buitenspiegels worden niet verwarmd. - Zet de knop naar links of rechts om de desbetreffende spiegel te selecteren. Duw de knop in de 4 richtingen om de spiegel af te stellen. Zet de knop weer in het midden.
88 Spiegels en ruiten Elektrisch inklappen/uitklappen Bij stilstaande auto en aangezet contact kunnen de buitenspiegels van binnenuit elektrisch worden in- of uitgeklapt: - Zet de knop in de middelste stand. - Draai de knop naar beneden. Buitenspiegels met verwarming De buitenspiegels die elektrisch versteld en in-/ uitgeklapt kunnen worden, kunnen ook worden verwarmd. Druk op de toets van de achterruitverwarming.
Open de ruit volledig en sluit de ruit. Telkens als de schakelaar omhoog wordt getrokken, sluit de ruit enkele centimeters. Laat de schakelaar los en trek hem opnieuw omhoog totdat de ruit volledig is gesloten. Tijdens deze handelingen is de beveiliging tegen beknellen uitgeschakeld. 89 Spiegels en ruiten Elektrisch bedienbare ruiten 1. Bestuurderszijde 2.
Veiligheid tijdens het rijden 90 Algemene aanbevelingen met betrekking tot de veiligheid Op verschillende plaatsen in uw auto zijn stickers aangebracht. Ze bevatten veiligheidswaarschuwingen en informatie over de identificatie van uw auto. Verwijder ze niet: ze horen namelijk bij de auto. Neem voor alle werkzaamheden aan uw auto contact op met een gekwalificeerde werkplaats die beschikt over de juiste technische informatie, vakkennis en apparatuur. Het CITROËN-netwerk is in staat u dit te bieden.
91 Veiligheid tijdens het rijden Handrem Druk deze knop in: de richtingaanwijzers knipperen tegelijkertijd. De alarmknipperlichten werken ook als het contact is afgezet. Gebruik de alarmknipperlichten alleen bij een noodsituatie, een noodstop of in uitzonderlijke omstandigheden. Aantrekken Automatische ontsteking van de alarmknipperlichten Bij een noodstop schakelen de alarmknipperlichten, afhankelijk van de remvertraging die optreedt, automatisch in.
92 Parkeerhulp Parkeerhulp Inschakelen van de achteruitversnelling De parkeerhulp met geluidssignalen (voor en achter) en/of een grafische weergave (achter) bestaat uit parkeersensoren die zijn aangebracht in de bumpers. Het systeem waarschuwt de bestuurder voor elk obstakel (persoon, auto, boom, hek, …) dat zich binnen het bereik van het systeem achter de auto bevindt. Het waarschuwt u niet voor objecten die zich direct onder de bumper bevinden.
Parkeerhulp Als het systeem niet correct werkt, gaat het lampje van de schakelaar branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display. Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. 93 Storing Gebruiksvoorschrift Inschakelen van een versnelling vooruit De parkeerhulp voor is een aanvulling op de parkeerhulp achter. Het systeem treedt in werking zodra een obstakel vóór de auto wordt gedetecteerd bij een wagensnelheid lager dan 10 km/h.
Parkeerhulp 94 De blauwe strepen geven de rijrichting van de auto weer (de afstand tussen de strepen komt overeen met de breedte van uw auto zonder de buitenspiegels). De rode steep geeft een ruimte van 30 cm direct achter de achterbumper van uw auto weer. De groene strepen geven een afstand van circa 1 en 2 meter weer achter de achterbumper van uw auto. De turquoise gebogen lijnen geven de maximale draaicirkels weer.
Veiligheid tijdens het rijden Gebruiksvoorschrift Het ABS treedt automatisch in werking als één van de wielen dreigt te blokkeren. Het systeem zorgt niet voor een kortere remweg. Op een erg glad wegdek (sneeuw, olie, enz.) kan de remweg door de werking van het ABS langer zijn. Trap het rempedaal bij een noodstop krachtig en volledig in en laat het niet los, ook niet op een glad wegdek. Het ABS zorgt er dan voor dat u om het obstakel heen kunt sturen.
Veiligheid tijdens het rijden 96 Werking Storing Het lampje knippert tijdens een ingreep van de ASR of het ESP. Antispinregeling (ASR) en elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP) Deze systemen staan in verbinding met het ABS en zijn hier een aanvulling op. De ASR zorgt voor een optimale overbrenging van de aandrijfkracht op de weg, zodat wordt voorkomen dat u tijdens het accelereren de controle over de auto verliest.
97 Veiligheid tijdens het rijden In sneeuw, modder of zand zorgt dit aandrijfsysteem in combinatie met de juiste banden voor een uitstekend compromis tussen veiligheid, grip en tractie. Met dit systeem kan de auto in de meeste gevallen waarbij sprake is van weinig grip toch vooruit komen. U moet het gaspedaal ver genoeg intrappen om ervoor te zorgen dat de motor voldoende vermogen levert, zodat het systeem de verschillende parameters optimaal kan aansturen.
98 Veiligheid tijdens het rijden U kunt kiezen uit verschillende standen: Normaal (ESP) Sneeuw Zand Deze stand is de normale stand voor situaties waarin weinig wielslip optreedt, gebaseerd op de meest voorkomende omstandigheden tijdens het rijden op autowegen en snelwegen. Elke keer als u het contact afzet, wordt het ESP automatisch weer ingeschakeld. I n deze stand past het systeem bij het wegrijden de regeling aan op de hoeveelheid grip die elk voorwiel op dat moment heeft.
Veiligheid tijdens het rijden Active City Brake werkt als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: ● het contact is aangezet, ● de auto rijdt vooruit, ● de snelheid ligt tussen ongeveer 5 en 30 km/h, ● de remhulpsystemen (ABS, EBD, BAS) zijn niet defect, ● de stabiliteitscontrolesystemen (ASR, ESP) zijn niet uitgeschakeld of defect, ● de auto maakt geen scherpe bocht, ● het systeem is de laatste 10 seconden niet in werking getreden.
Veiligheid tijdens het rijden 100 Werking Als uw auto te dicht bij de voorligger komt of de voorligger te snel nadert, remt het systeem automatisch om een aanrijding te voorkomen. U wordt dan door de weergave van een melding gewaarschuwd. De remlichten van uw auto gaan branden om andere weggebruikers te waarschuwen. De aanrijding kan automatisch worden voorkomen als het snelheidsverschil tussen uw auto en de voorligger niet groter is dan 15 km/h.
Veiligheid tijdens het rijden Het systeem kan worden uitgeschakeld via het configuratiemenu van de auto. Dit menu kan bij aangezet contact worden geopend. De status van het systeem wordt bij het afzetten van het contact opgeslagen. Als het systeem is uitgeschakeld, wordt elke keer dat de auto wordt gebruikt, een melding weergegeven om aan te geven dat het systeem is uitgeschakeld. F Druk op de toets MENU om het hoofdmenu te openen. F Selecteer "PersonalisatieConfiguratie".
Veiligheid tijdens het rijden 102 Storingen Storing van de sensor De werking van de lasersensor kan worden gehinderd door vuil op de voorruit of door het beslaan van de voorruit. In dat geval wordt een melding weergegeven om u te waarschuwen. Schakel de voorruitontwaseming in en reinig de voorruit ter hoogte van de sensor regelmatig. Plak of bevestig geen voorwerpen op de voorruit vóór de sensor.
Hoogteverstelling Losmaken Knijp de knop van de geleider in en schuif deze omhoog of omlaag (veiligheidsgordel bestuurdersstoel en enkele passagiersstoel). De veiligheidsgordel van de middelste zitplaats van de voorbank is niet in hoogte verstelbaar. Druk op de rode knop. Vastmaken Trek aan de gordel en steek de gesp in de gordelsluiting. Trek aan de gordel om de vergrendeling van de gesp te controleren.
104 Veiligheidsgordels De veiligheidsgordels met pyrotechnische gordelspanners werken alleen als het contact aan staat. U kunt de gordel losmaken door de rode knop op de gesphouder in te drukken. Geleid de gordel tijdens het oprollen. Als de gordelspanners zijn geactiveerd, gaat het verklikkerlampje airbag branden. Raadpleeg het CITROËNnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
105 Airbags Airbags De airbags zijn speciaal ontworpen voor een betere veiligheid van de inzittenden bij ernstige aanrijdingen: ze vormen een aanvulling op de werking van de veiligheidsgordels met gordelkrachtbegrenzers.
106 Airbags De airbags werken alleen als het contact aan is. De airbags werken slechts eenmaal. Als er een tweede aanrijding plaatsvindt (tijdens hetzelfde of een volgend ongeval), werken de airbags niet meer. Het activeren van de airbags gaat gepaard met wat rook en een knal, als gevolg van de activering van de pyrotechnische lading die in het systeem is geïntegreerd. De rook is niet schadelijk, maar kan voor gevoelige personen irriterend zijn.
Airbags Als dit verklikkerlampje op het instrumentenpaneel gaat branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display, raadpleeg dan het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om het systeem te laten controleren. De kans bestaat dat de airbags bij een ernstige aanrijding niet worden geactiveerd.
Airbags 108 Inschakelen In de stand "OFF" werkt de frontairbag aan passagierszijde bij een eventuele aanrijding niet. Als u het kinderzitje hebt verwijderd, zet dan de schakelaar weer op "ON" om de frontairbag aan passagierszijde opnieuw in te schakelen en zo de veiligheid van uw passagier te garanderen. Frontairbags Deze zijn voor de bestuurder in het midden van het stuurwiel en voor de passagier(s) in het dashboard aangebracht.
Kinderen aan boord Algemeen 109 Vervoer van kinderen Hoewel CITROËN bij het ontwerp van uw auto veel aandacht heeft besteed aan veiligheidsvoorzieningen voor uw kinderen, is hun veiligheid natuurlijk ook afhankelijk van uzelf. *D e regelgeving met betrekking tot het vervoer van kinderen zijn per land verschillend. Raadpleeg de in uw land geldende regels.
110 Kinderen aan boord Kinderzitje op de passagiersstoel vóór "Met de rug in de rijrichting" "Met het gezicht in de rijrichting" Wanneer een kinderzitje met de rug in de rijrichting op de passagiersstoel vóór is bevestigd, moet de frontairbag aan passagierszijde zijn uitgeschakeld. Zo niet, dan kan het kind bij het afgaan van de airbag ernstig of zelfs levensgevaarlijk gewond raken.
111 Kinderen aan boord Uitschakelen van de frontairbag aan passagierszijde Dit voorschrift wordt tevens vermeld op de waarschuwingssticker aan beide zijden van de zonneklep aan passagierszijde. Conform de wettelijke voorschriften vindt u op de volgende tabellen deze waarschuwing in alle benodigde talen. ie het gedeelte "Airbags" van Z rubriek 5 voor meer informatie over het uitschakelen van de frontairbag aan passagierszijde.
112 Kinderen aan boord AR BG НИКОГА НЕ инсталирайте детско столче на седалка с АКТИВИРАНА предна ВЪЗДУШНА ВЪЗГЛАВНИЦА. Това може да причини СМЪРТ или СЕРИОЗНО НАРАНЯВАНЕ на детето. CS NIKDY neumisťujte dětské zádržné zařízení orientované směrem dozadu na sedadlo chráněné AKTIVOVANÝM čelním AIRBAGEM. Hrozí nebezpečí SMRTI DÍTĚTE nebo VÁŽNÉHO ZRANĚNÍ. DA Brug ALDRIG en bagudvendt barnestol på et sæde, der er beskyttet af en AKTIV AIRBAG. BARNET risikerer at blive ALVORLIGT KVÆSTET eller DRÆBT.
MT Qatt m’ghandek thalli tifel/tifla marbut f’siggu dahru lejn l-Airbag attiva, ghaliex tista’ tikkawza korriment serju jew anke mewt lit-tifel/tifla NL Plaats NOOIT een kinderzitje met de rug in de rijrichting op een zitplaats waarvan de AIRBAG is INGESCHAKELD.
Kinderen aan boord 114 Aanbevolen kinderzitjes CITROËN levert een reeks kinderzitjes met een speciaal artikelnummer die met een driepuntsveiligheidsgordel kunnen worden vastgemaakt. Groep 0+: vanaf de geboorte tot 13 kg L1 "RÖMER Baby-Safe Plus" Wordt met de rug in de rijrichting geplaatst. Groep 2 en 3: van 15 tot 36 kg L4 "KLIPPAN Optima" Vanaf 22 kg (ongeveer 6 jaar): gebruik alleen de zitverhoging. L5 "RÖMER KIDFIX" Kan worden bevestigd op de ISOFIX-bevestigingen van de auto.
Kinderen aan boord Conform de Europese wetgeving geeft dit overzicht de mogelijkheden weer met betrekking tot het bevestigen, met een veiligheidsgordel, van een universeel gehomologeerd kinderzitje (a), gerangschikt naar gewicht van het kind en de plaats in de auto.
116 Kinderen aan boord (a) U niverseel kinderzitje: kinderzitje dat in alle auto's met de veiligheidsgordel kan worden bevestigd. (b) Groep 0: vanaf de geboorte tot 10 kg. Reiswiegen en "autobedjes" mogen niet op de passagiersstoel vóór worden bevestigd. (c) Raadpleeg de huidige wetgeving in uw land alvorens u een kinderzitje op deze plaats bevestigt.
Kinderen aan boord De onjuiste bevestiging van een kinderzitje brengt de veiligheid van het kind in gevaar in geval van een botsing. Controleer of er geen veiligheidsgordel of gesp van de veiligheidsgordel onder het kinderzitje zit; dat zou de stabiliteit van het zitje in gevaar kunnen brengen. Zorg ervoor dat de autogordels of het tuigje van het kinderzitje, zelfs bij korte ritten, worden vastgemaakt waarbij de speling ten opzichte van het lichaam van het kind zoveel mogelijk moet worden beperkt.
118 Trekken van een aanhanger Trekken van een aanhanger, een caravan... Raadpleeg voor meer informatie over de gewichten en aanhangergewichten het gedeelte "Gewichten" van rubriek 9. Adviezen Bij het slepen van een auto dienen de wielen van de gesleepte auto vrij rond te draaien; de versnellingsbak moet in de neutraalstand staan. Verdeling gewicht Verdeel het gewicht in de caravan/ aanhanger gelijkmatig en houd u aan de toegestane kogeldruk.
Trekken van een aanhanger Als het verklikkerlampje van de koelvloeistoftemperatuur gaat branden, stop dan zo snel mogelijk en zet de motor af. Zijwind De zijwindgevoeligheid van de auto is groter. Rijd daarom soepel en met matige snelheid. ABS/ESP Het ABS of de ESP werkt uitsluitend op de auto en niet op de aanhanger. Zie in rubriek 7 het gedeelte "Niveaus". Banden Controleer de bandenspanning van de auto en de aanhanger en breng deze indien nodig op de juiste waarde.
120 Trekken van een aanhanger Trekhaak met gemakkelijk afneembare zwanenhals voorzien van een sleutel Presentatie Deze op uw auto gemonteerde zwanenhalstrekhaak kan gemakkelijk en snel worden gemonteerd en verwijderd. Hiervoor is geen gereedschap nodig. Adviezen voor de montage en controles vóór het gebruik Verzeker u ervan dat de zwanenhals correct vergrendeld is.
Trekken van een aanhanger Verwijderen 121 Tijdens het gebruik Ontgrendel nooit het systeem terwijl een aanhanger is aangekoppeld of een bagageplateau op de zwanenhals is gemonteerd. Onderhoud De correcte werking van het systeem is alleen gegarandeerd als de zwanenhals en de steun schoon blijven. Alvorens de auto met een hogedrukreiniger schoon te maken moet de zwanenhals zijn verwijderd en de afdekkap op de steun zijn gemonteerd.
Uitrusting 122 Overige accessoires Al deze accessoires en onderdelen zijn, na getest en goedgekeurd te zijn ten aanzien van bedrijfszekerheid en veiligheid, aangepast aan uw auto. Er wordt een ruime keuze aan accessoires en originele onderdelen, voorzien van een artikelnummer, aangeboden.
ACCESSOIRES Het monteren van elektrische uitrustingen of accessoires die niet onder een artikelnummer in het assortiment van CITROËN voorkomen kan storingen in het elektronische systeem van uw auto veroorzaken. Houd hier rekening mee. Neem contact op met een vertegenwoordiger van het Merk om u te laten informeren over het assortiment uitrustingen en accessoires voorzien van een artikelnummer.
124 Onderhoud met Total TOTAL & CITROËN Partners in prestaties en respect voor het milieu Innovatie voor nog betere prestaties Sinds meer dan 40 jaar ontwikkelen de Research & Development-teams van TOTAL voor CITROËN smeermiddelen die geschikt zijn voor de nieuwste technologieën die in auto’s van het merk CITROËN worden toegepast, zowel voor wedstrijddoeleinden als gebruik in het dagelijkse leven. Zo kunt u rekenen op de beste prestaties van de motor.
125 Motorkap openen Binnenzijde Buitenzijde Motorkapsteun Trek aan de hendel onder het dashboard. De motorkap is ontgrendeld. Til de motorkap met één hand iets op en steek uw andere hand met de palm omlaag naar binnen, zodat u gemakkelijk bij de haak kunt. Duw met deze hand de veiligheidshaak naar links. Open de motorkap. Zet om de motorkap open te houden de motorkapsteun vast in de met een sticker aangegeven houder in het plaatdeel aan de linkerzijde van de auto.
126 Onder de motorkap Benzinemotor Let goed op bij alle werkzaamheden onder de motorkap. 1. Reservoir ruitensproeiervloeistof vóór. 2. Zekeringkast. 3. Reservoir koelvloeistof. 4. Reservoir rem- en koppelingsvloeistof. 5. Luchtfilter. 6. Oliepeilstok. 7. Motorolie (bij)vullen. 8. Reservoir stuurbekrachtigingsvloeistof. Accu-aansluitingen: + - Metalen positieve aansluiting. Metalen negatieve aansluiting (massa).
127 Onder de motorkap Dieselmotor 1. Reservoir ruitensproeiervloeistof vóór. 2. Zekeringkast. 3. Reservoir koelvloeistof. 4. Reservoir rem- en koppelingsvloeistof. 5. Luchtfilter. 6. Oliepeilstok. 7. Motorolie (bij)vullen. 8. Reservoir stuurbekrachtigingsvloeistof. 9. Handopvoerpomp (behalve BlueHDi-motor). Accu-aansluitingen: + - Metalen positieve aansluiting. Metalen negatieve aansluiting (massa). ONDERHOUD Let goed op bij alle werkzaamheden onder de motorkap.
Niveaus 128 Niveaus Voer de onderstaande controles regelmatig uit om uw auto in goede staat te houden. Informeer naar de voorschriften bij het CITROËN-netwerk of raadpleeg het garantie- en onderhoudsboekje dat bij dit instructieboekje zit. Let erop dat u bij het eventueel verwijderen en monteren van de afdekkap van de motor, de bevestigingsclips niet beschadigt.
Vloeistofniveau stuurbekrachtiging Gebruik om ernstige motorschade te voorkomen uitsluitend door de fabrikant aanbevolen koelvloeistof. Als de motor warm is, wordt de temperatuur van de koelvloeistof geregeld door de koelventilator. Wacht voor werkzaamheden aan het koelsysteem ten minste 1 uur nadat de motor gedraaid heeft, omdat de koelventilator nog kan (gaan) werken als de sleutel uit het contactslot is verwijderd en omdat het koelsysteem onder druk staat.
Controles 130 Controles Accu Laat uw accu voor de zomer of de winter door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats controleren. Remblokken De slijtage van de remblokken is sterk afhankelijk van de rijstijl, vooral bij stadsverkeer en veel korte ritten. Hierdoor kan het noodzakelijk blijken om de remblokken vaker, tussen twee onderhoudscontroles door, te laten controleren.
Controles Roetfilter (diesel) Onderhoudswerkzaamheden aan het roetfiler moeten worden uitgevoerd door het CITROËN-netwerk. Als langdurig met zeer lage snelheid wordt gereden of de motor langdurig stationair draait, kan bij gasgeven soms rook uit de uitlaat waargenomen worden. Dit heeft geen invloed op de prestaties van de auto en heeft geen gevolgen voor het milieu. Als dit lampje gaat branden, moet het brandstoffilter worden afgetapt.
Brandstof 132 Tanken Het tanken dient met afgezette motor te geschieden. - Open de brandstofvulklep. - Steek de sleutel in het slot en draai de sleutel een kwart omwenteling om. - Trek de tankdop uit de vulopening en bevestig deze aan de haak aan de binnenzijde van de vulklep. Brandstof tanken Te laag brandstofniveau Als het minimumbrandstofniveau is bereikt, gaat dit lampje branden. Er bevindt zich nog ongeveer 8 liter in de tank.
Brandstof voor dieselmotoren De uitvoeringen met benzinemotor kunnen rijden op biobrandstoffen die voldoen aan de huidige en toekomstige Europese richtlijnen en verkrijgbaar zijn bij tankstations. - Benzine die voldoet aan de norm EN228 en is gemengd met een biobrandstof die voldoet aan de norm EN15376.
134 Brandstof Brandstoftoevoer uitgeschakeld Handopvoerpomp diesel Bij een zware aanrijding wordt de brandstoftoevoer automatisch door de brandstofafsluiter onderbroken. In het geval van een lege brandstoftank is het noodzakelijk het brandstofsysteem te ontluchten. Als dit verklikkerlampje gaat knipperen, verschijnt een melding op het display.
AdBlue® AdBlue® is de merknaam van een oplossing die noodzakelijk is voor de goede werking van het SCR-systeem. Auto's met een BlueHDi-motor zijn voorzien van een specifiek reservoir voor de AdBlue® met een inhoud van 17 liter. De vulpijp van het reservoir bevindt zich links van de brandstofvuldop. Deze pijp wordt afgesloten met een blauwe dop. Het AdBlue®-reservoir kan worden bijgevuld met bidons van 5 of 10 liter of flacons van 1,89 l.
136 AdBlue® Vullen van het AdBlue®-reservoir Bij het CITROËN-netwerk zijn bidons van 5 of 10 liter en flacons van 1,89 liter (1/2 gallon) verkrijgbaar voor het bijvullen van reservoirs van personenauto's en lichte bedrijfswagens. In de toekomst zal het netwerk beschikken over AdBlue®pompen. Als u zelf het AdBlue®-reservoir wilt bijvullen, zorg er dan voor dat u over de juiste vulslang beschikt (al dan niet meegeleverd met de bidon).
Actieradius groter dan 2400 km (1500 mijl) Er wordt niets weergegeven op het instrumentenpaneel. Actieradius tussen 2400 km (1500 mijl) en 600 km (350 mijl) Actieradiusindicatoren Zie voor meer informatie over de weergegeven informatie en de verklikkerlampjes het gedeelte "Cockpit" van rubriek 3. Actieradius Druk op deze knop om de actieradius tijdelijk weer te geven. Met touchscreen: - selecteer het menu "Rijhulpsysteem", - selecteer "Diagnose", - selecteer CHECK.
138 AdBlue® Actieradius tussen 600 km (350 mijl) en 0 km Zodra de grenswaarde van 600 km is bereikt, knippert het verklikkerlampje UREA, brandt het verklikkerlampje Service en wordt de actieradius weergegeven. De waarschuwing wordt elke 30 seconden herhaald, waarbij de resterende actieradius elke 50 km (30 mijl) wordt bijgewerkt. Elke keer dat het contact wordt aangezet, wordt de waarschuwing weergegeven en klinkt een geluidssignaal.
AdBlue® De verklikkerlampjes UREA, Service en Zelfdiagnose motor gaan branden. Elke keer dat het contact wordt aangezet, klinkt een geluidssignaal en wordt een melding weergegeven om aan te geven dat er sprake is van een storing in het emissieregelsysteem. Als het een tijdelijke storing betreft, verdwijnt de waarschuwing zodra de uitstoot van schadelijke stoffen weer aan de normen voldoet. ls echter 50 km (30 mijl) A zijn afgelegd met permanent brandende verklikkerlampjes, wordt de storing bevestigd.
AdBlue® 140 Vullen/bijvullen van AdBlue® Voorschriften Gebruik uitsluitend AdBlue® dat aan de norm ISO 22241 voldoet. De vloeistof AdBlue® is een oplossing op ureumbasis. Deze vloeistof is onontvlambaar, kleurloos en geurloos. Bewaar de vloeistof op een koele plaats. Bij het CITROËN-netwerk is een adapter verkrijgbaar waarmee het vullen wordt vergemakkelijkt. Als vloeistof is gemorst, veeg dan de omtrek van de opening van de vulpijp met een vochtige doek af.
Voorschriften voor opslag Bewaar de bidons/flacons AdBlue niet in uw auto. ® Bevriezen van AdBlue® AdBlue® bevriest bij temperaturen lager dan ongeveer -11°C (12,2°F) en verliest zijn kwaliteit bij temperaturen vanaf 25°C. Het is raadzaam de bidons/flacons koel en buiten direct zonlicht te bewaren. Onder deze omstandigheden is de vloeistof ten minste één jaar houdbaar. Vloeistof die bevroren is geweest, kan weer worden gebruikt nadat het bij kamertemperatuur is ontdooid.
Accu 142 Accu Laden met behulp van een acculader - Deze sticker geeft aan dat er een speciale 12V-loodaccu is gebruikt die alleen losgekoppeld en/of vervangen mag worden bij het CITROËN-netwerk of bij een gekwalificeerde werkplaats. Het negeren van deze aanwijzing kan ertoe leiden dat de accu vroegtijdig aan vervanging toe is. - Maak de accupoolklemmen los. Volg de aanwijzingen van de fabrikant op de acculader. Sluit de accukabels weer aan, te beginnen met de (-) kabel.
Gebruik van de set Nadat de motor is afgezet wordt bij aangezet contact na 30 minuten een aantal elektrische voorzieningen (ruitenwissers, ruitbediening, plafonniers, autoradio, enz.) automatisch uitgeschakeld om te voorkomen dat de accu ontladen raakt. Op dat moment knippert het verklikkerlampje voor het laden van de accu en verschijnt er een melding op het display. Start de motor en laat deze enige tijd draaien om de bovengenoemde voorzieningen weer te kunnen gebruiken.
144 Wiel verwisselen De flacon kan na gebruik worden bewaard in de bijgeleverde plastic zak, om te voorkomen dat vloeistofresten uw auto vervuilen. Let op: het afdichtmiddel is schadelijk bij inname en irriterend voor de ogen. Houd het middel buiten het bereik van kinderen. Werp de flacon na gebruik niet weg, maar lever deze in bij het CITROËNnetwerk of een officieel inzamelpunt. De flacon is verkrijgbaar bij het CITROËN-netwerk. Wiel verwisselen 1.
145 Wiel verwisselen - Open de achterdeuren voor toegang tot het reservewiel. - Draai de bout los met behulp van de wielsleutel, tot de reservewielhouder zo laag mogelijk hangt. 2. Gereedschap Het gereedschap bevindt zich in een open opbergvak onder een voorstoel. - Schuif de stoel, indien nodig, naar voren voor toegang tot het opbergvak via de achterzijde. - Verwijder de krik en de houder met het gereedschap. - Haal het benodigde gereedschap uit de houder. 1. Krik. 2. Wielsleutel. 3. Wielblok. 4.
146 Wiel verwisselen 4. Verwijderen van het wiel met de lekke band - Verwijder het wieldeksel. Draai de wielbouten iets los. - - - - Plaats het voetstuk van de krik op de grond en zorg ervoor dat de krik loodrecht staat onder één van de twee steunpunten (voor of achter) aan de onderzijde van de carrosserie. Gebruik het steunpunt dat zich het dichtst bij het te verwisselen wiel bevindt.
147 Wiel verwisselen 5. Monteren van het reservewiel - Plaats het wiel op de naaf en draai de wielbouten met de hand vast. Draai de wielbouten met de wielsleutel enigszins vast. - Laat de auto volledig zakken door de krik omlaag te draaien en verwijder de krik vervolgens. Draai de wielbouten met de wielsleutel volledig vast, zonder te forceren. Berg het wiel met de lekke band op in de reservewielhouder.
148 Sneeuwscherm 6. M onteren van het gerepareerde wiel Het wiel dient op dezelfde manier te worden gemonteerd als bij stap 5. Vergeet bovendien niet het wieldeksel te monteren. Zie in rubriek 9 het gedeelte "Identificatie" voor de plaats van de sticker met informatie over de banden. Zie in rubriek 3 het gedeelte "Cockpit", hoofdstuk "Bandenspanningsdetectie" voor aanbevelingen na het vervangen van een wiel met bandenspanningssensor.
Sneeuwkettingen Onder winterse omstandigheden verbeteren sneeuwkettingen de tractie en het remgedrag van de auto. Gebruik uitsluitend kettingen die geschikt zijn voor het type velg van uw auto: Maat van de af fabriek gemonteerde banden Maximale afmeting van de schakels 195/65 R15 195/70 R15 205/65 R15 9 mm 215/55 R16 Montagetips F Als u onderweg sneeuwkettingen moet monteren, zet de auto dan langs de kant van de weg stil op een vlakke ondergrond.
Lamp vervangen 150 Lampen vervangen Lampen Uw auto is voorzien van verschillende typen lampen. Verwijder ze als volgt: Type A Volledig glazen lamp: de lamp is gemonteerd met een drukbevestiging. Trek de lamp daarom voorzichtig los. Type B Lamp met bajonetsluiting: druk de lamp iets in en draai hem linksom. Type C Halogeenlamp: duw de borgveer open en verwijder de lamp uit de lamphouder.
Lamp vervangen Het vervangen van een lamp dient plaats te vinden met afgezet contact of losgekoppelde accu. Wacht na het vervangen van een lamp 3 minuten met het aansluiten van de accu. Controleer telkens als u een lamp vervangt of deze goed werkt. Hogedrukreiniging Probeer hardnekkig vuil niet van de koplampen, achterlichten en omgeving te verwijderen met een hogedrukreiniger, om te voorkomen dat de vernislaag en de afdichtrubbers beschadigd raken. Koplampen 1.
152 Lamp vervangen 3. Richtingaanwijzers Type B, PY21W - 21 W (amberkleurig) - Verwijder het deksel door aan de flexibele rubber lip te trekken. - Draai de lamphouder een kwart omwenteling linksom. - Druk de lamp iets in en draai hem linksom. - Vervang de lamp. - Plaats het deksel terug en controleer of het rondom goed aansluit voor een goede afdichting. 4. Mistlamp vóór Type C, H1 - 55 W - Verwijder de drie bevestigingsklemmen en de bout uit de spatplaat onder de bumper. - Beweeg de spatplaat omhoog.
153 Lamp vervangen Zijknipperlicht Plafonniers Type A, WY5W - 5 W (amberkleurig) - Druk het zijknipperlicht naar achteren en maak het los door het naar voren te trekken. - Een nieuw zijknipperlicht is verkrijgbaar via het CITROËNnetwerk. Het zijknipperlicht vormt een onlosmakelijk geheel. - Schuif het nieuwe zijknipperlicht achterwaarts in de opening en duw het vervolgens naar de voorzijde. Type A, 12V5W - 5 W - Maak de plafonnier los door aan weerszijden een schroevendraaier in de gleuf te steken.
154 Lamp vervangen Achterlichten Zie voor meer informatie "Lampen". 1. Remlichten/achterlichten Type B, P21/5W - 21/5W 2. Richtingaanwijzers Type B, PY21W - 21W (amberkleurig) 3. Achteruitrijlichten Type B, P21W - 21W 4. Mistachterlicht Type B, P21W - 21W Hogedrukreiniging Probeer hardnekkig vuil niet van de koplampen, achterlichten en omgeving te verwijderen met een hogedrukreiniger, om te voorkomen dat de vernislaag en de afdichtrubbers beschadigd raken.
Kentekenplaatverlichting Derde remlicht Type A, W5W - 5W Type A, W16W - 16 W Met achterklep - Wip het lampglas met behulp van een schroevendraaier los. - Vervang de lamp. - Breng het lampglas aan en druk het aan de bovenzijde vast. Met achterdeuren - Maak de bekleding aan de binnenzijde los. - Druk de borglip opzij en neem de stekker los. - Draai de lamphouder een kwart omwenteling linksom. - Vervang de lamp. - Plaats de lamphouder terug en sluit de stekker weer aan. - Plaats de bekleding terug.
Zekering vervangen 156 Zekeringen vervangen De zekeringenkasten bevinden zich: - in het onderste gedeelte van de linkerzijde van het dashboard (achter het deksel), - in de motorruimte (vlakbij de accu). Als uw auto is voorzien van een trekhaak of aansluitingen voor carrosserie- en plancher cabine-ombouw wordt een extra zekeringenkast gemonteerd rechts achter de scheidingswand.
Kantel het deksel om bij de zekeringen te komen.
Zekering vervangen 158 Zekeringen interieur Zekering F Ampère A 1 - 2 20 Functies Vrij Stoelverwarming 3 - 4 15 Vrij Relais inklapbare buitenspiegels 5 15 Relais aansluiting koeluitrusting Zekering F Ampère A 1 15 Vrij 2 15 Relais contact, optionele generator 3 15 12V-voeding aanhanger 4 15 Permanente voeding voor carrosserieombouw 5 40 Alarmknipperlichten Zekeringen trekhaak / carrosserieombouw / Plancher Cabine De zekeringnummers worden slechts ter indicatie gegeven: infor
Maak, na het openen van de motorkap, de klemmen los en kantel de kast om bij de zekeringen te komen.
160 Ruitenwisserblad vervangen Wisserbladen vervangen De ruitenwissers vóór in een speciale stand zetten - Beweeg de ruitenwisserschakelaar binnen één minuut na het afzetten van het contact omlaag om de ruitenwissers naar de voorruitstijlen te bewegen (speciale stand). Vervangen van een wisserblad vóór Vervangen van het wisserblad achter - - Til de ruitenwisserarm op. Maak het wisserblad los en verwijder het. - Monteer het nieuwe wisserblad. - Zet de ruitenwisserarm terug.
161 Slepen van uw auto Aan de voorzijde Voor het slepen van de auto is het sleepoog nodig dat deel uitmaakt van de gereedschapsset voor het verwisselen van een wiel. - Zie in rubriek 8 het gedeelte "Wiel verwisselen". - Aan de achterzijde - Zonder takelen (4 wielen op de grond) Gebruik hiervoor altijd een sleepstang. Maak het klepje los door op de onderkant ervan te drukken. Draai het demonteerbare sleepoog vast tot het stuit.
162 Voorzorgsmaatregelen...
8 SNEL WEER OP WEG 163
164 Afmetingen
Afmetingen Afmetingen Kort L1 625 Totale lengte H Totale hoogte A Wielbasis B Overhang vóór C Overhang achter D Totale breedte carrosserie: Lang L2 850 4380 750 4628 1805-1834 2728 925 727 975 zonder buitenspiegels 1810 met buitenspiegels 2112 E Spoorbreedte vóór 1505 F Spoorbreedte achter 1554 G Nuttige lengte laadvloer achter 1800 2050 Nuttige lengte laadvloer met neergeklapte passagiersstoel 3000 3250 I TECHNISCHE GEGEVENS L 165 Bestelwagen (mm) De auto is leverba
166 Afmetingen Achterdeuren/achterklep (mm) M Maximale laaddrempel met 195/65 R15 banden L1 - 625 L1 - 850 L2 584 609 612 Achterdeuren Klein N Nuttige hoogte deuropening O Breedte Achterklep Groot 1148 495 1313 543 1582
Schuifdeur (mm) L1 L2 P Nuttige hoogte 1100 Q Nuttige breedte 650 - Hoogte onder geopende achterklep 1892 TECHNISCHE GEGEVENS 167 Afmetingen 9
168 Afmetingen Plancher Cabine (mm) L Totale lengte 4237 H Totale hoogte 1821-1822 A Wielbasis B Overhang vóór C Overhang achter D Breedte carrosserie (zonder buitenspiegels) 2728 925 584 1810 E Spoorbreedte vóór 1505 F Spoorbreedte achter 1554
Gewichten Gewichten en aanhangergewichten De technische gegevens van de motor (cilinderinhoud, maximumvermogen, maximaal toerental, brandstof, CO2uitstoot...) van uw auto staan vermeld op het kentekenbewijs. Deze gegevens komen overeen met de op de motortestbank gehomologeerde waarden, onder de omstandigheden die zijn vastgelegd in de Europese regelgeving (richtlijn 1999/99/CE).
170 Identificatie Identificatiegegevens A. Constructeursplaatje B. Serienummer. C. Banden en kleurcode van de lak. Dit plaatje bevindt zich op de middenstijl, aan de rechterzijde. 1 - Serienummer VF. 2-M aximale technisch toegestane massa totaal. 3 - Maximaal toegestaan treingewicht. 4.1 - Maximale aslast vóór. 4.2 - Maximale aslast achter. Dit nummer is ingeslagen op de wielkast rechtsvoor.
171 Audio en telematica 7 inch touchscreen tablet Basisfuncties Stuurkolomschakelaars Menu's Navigatie Navigatie - routebegeleiding Verkeer Radio Media Radio Digitale radio (DAB, Digital Audio Broadcasting) Media Instellingen Internetdiensten MirrorLinkTM CarPlay ® Telefoon Veelgestelde vragen Dit systeem is zodanig gecodeerd dat het uitsluitend in uw auto functioneert.
172 Audio en telematica Basisfuncties Gebruik de toetsen boven het touchscreen om de menucarrousel te openen en druk vervolgens op de op het touchscreen weergegeven toetsen. Elk menu wordt op één pagina of op twee pagina's (hoofdpagina en secundaire pagina) weergegeven. Als het bijzonder warm is, kan het systeem gedurende minimaal 5 minuten overgaan in de waakstand (volledig uitschakelen van het scherm en het geluid).
173 Audio en telematica Sneltoetsen: met behulp van de toetsen in de bovenste balk van het touchscreen, is het mogelijk direct de geluidsbron of de lijst met zenders (of titels, afhankelijk van de geluidsbron) te kiezen. Druk op Menu om het menu weer te geven. Selecteren van de geluidsbron (volgens uitvoering): Radio FM//DAB*/AM*. USB-stick. Smartphone via MirrorLinkTM of CarPlay ®. Telefoon aangesloten via Bluetooth* en streaming-verzending Bluetooth*.
174 Audio en telematica Stuurkolomschakelaars Radio: selecteren van de vorige/ volgende voorkeuzezender. Media: selecteren van genre/artiest/ map van de indelingslijst. Selecteren van het vorige/volgende item van een menu. Radio: automatisch zoeken naar zenders in aflopende volgorde. Media: selecteren van het vorige nummer. Media, ingedrukt houden: snel terugspoelen. Door de lijst gaan. Radio: automatisch zoeken naar zenders in oplopende volgorde. Media: selecteren van het volgende nummer.
175 Audio en telematica Menu's Navigatie Rad Media Instellingen Instellen van de navigatie en kiezen van de bestemming. Internetdiensten Selecteren van een geluidsbron of een zender, weergeven van foto's. Telefoon Instellen van het geluid (balans, geluidssfeer, ...), de grafische weergave en de weergave (taal, eenheden, datum, tijd, ...). Rijden (Volgens uitvoering) Gebruiken van bepaalde apps van uw smartphone via MirrorLinkTM of CarPlay ®. Via Bluetooth ® verbinden van een telefoon.
176 Audio en telematica Navigatie Niveau 1 Niveau 2 Navigatie Niveau 3 Berekeningscriteria
Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 Bestemming invoeren Aanwijzingen 177 Audio en telematica Weergeven van de meest recente bestemmingen. Snelste Kortste Tijd/afstand Ecologisch Tol Berekeningscriteria De navigatiecriteria kiezen. Op de kaart wordt het aan de hand van de criteria gekozen traject weergegeven. Veerbot Navigatie Verkeer Zie route op de kaart De kaart weergeven en de routegeleiding starten. Bevestigen De opties opslaan. Huidie locatie opslaan Het actuele adres opslaan.
178 Audio en telematica Niveau 1 Niveau 2 Bestemming invoeren Navigatie Niveau 3 Adres Zie de rubriek "Telefoon" voor het beheren van de contacten en de adressen. Contacten Zie de rubriek "Telefoon" voor het gebruik van de functies van de telefoon.
Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 Aanwijzingen 179 Audio en telematica Act. plaats Point of Interest Het adres instellen. Stadscentrum Adres Opslaan Het actuele adres opslaan. Stop inlassen Een etappe aan het traject toevoegen. Navigeren Op de toets drukken om de route te berekenen. Raadplegen Secundaire pagina Contacten Bestemming invoeren Navigeren Een contact selecteren en de route naar diens adres berekenen.
180 Audio en telematica Niveau 1 Navigatie Niveau 2 Pont of Interest zoeken Point of Interest weergeven op kaart Niveau 3
Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 Aanwijzingen 181 Audio en telematica Alle POI's Secundaire pagina POI zoeken Auto Rest./ hotels Persoonlijk Zoeken Navigatie Lijst van beschikbare categorieën. Na het kiezen van de categorie de Points of Interest selecteren. De instellingen opslaan. Alles selecteren Verwijderen Secundaire pagina De instellingen voor de weergave van de POI kiezen. POI's importeren POI weergeven Bevestigen De opties opslaan.
182 Audio en telematica Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 Route omleiden Traffic-berichten Config. kaart Config. kaart Navigatie Instellingen Instellingen Instellingen Wisselen tussen twee menu's.
Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 Aanwijzingen 183 Audio en telematica Op de route Navigatie Rondom auto De keuzes voor de meldingen en het filtergebied instellen. Op bestemming Secundaire pagina Afwijken over een afstand van Traffic-berichten Omleiden Route herberekenen Afsluiten Uw keuzes opslaan. Richting Rijrichting boven In perspectief Navigatie De weergave en de richting van de kaart kiezen. Kaarten Secundaire pagina "Kaartkleur "dag"" Config. kaart Kenmerk Kaartkleur "nacht" Dag-/nachtst.
184 Audio en telematica Navigatie - routebegeleiding Een bestemming kiezen Naar een nieuwe bestemming Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven. Selecteer "Opslaan" om het adres als item op te slaan. U kunt maximaal 200 items opslaan. Druk op de secundaire pagina. Druk om de navigatie-informatie te wissen op "Instellingen". Druk op "De navigatie stoppen". Selecteer "Navigeren". Selecteer "Bestemming invoeren". Druk om de navigatie te hervatten op "Instellingen".
185 Audio en telematica Naar een van de meest recente bestemmingen Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven. Druk op de secundaire pagina. Naar een contact uit het telefoonboek Om de functie "Navigatie naar een contact uit het telefoonboek" te kunnen gebruiken moet het adres van het contact zijn ingevoerd in het telefoonboek. Selecteer de bestemming uit de contacten in de weergegeven lijst. Selecteer "Navigeren". Druk op de secundaire pagina. Selecteer het adres in de weergegeven lijst.
186 Audio en telematica Naar GPS-coördinaten Naar een punt op de kaart Naar Points of Interest (POI) De Points of Interest (POI) zijn onderverdeeld in verschillende categorieën. Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven. Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven. Druk op de secundaire pagina. Druk op de secundaire pagina. Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven. Selecteer "Bestemming invoeren". Selecteer "Bestemming invoeren". Druk op de secundaire pagina.
187 Audio en telematica TOEGEPASTE TECHNOLOGIE Bij de jaarlijke update van de kaartgegevens krijgt u ook de beschikking over nieuwe POI's. Daarnaast kunt u elke maand de Risicozones/Gevarenzones bijwerken. De exacte procedure vindt u op: http://citroen.navigation.com.
188 Audio en telematica Verkeer Verkeersinformatie Instellen waarschuwingsmeldingen Risicogebieden / Gevarenzones Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven. Druk op de secundaire pagina. Weergave van berichten Deze waarschuwings- en weergavefuncties zijn alleen beschikbaar als de Risicogebieden vooraf zijn gedownload en in het systeem zijn geïnstalleerd. Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven. Druk op de secundaire pagina. Selecteer "Traffic-berichten". Selecteer "Instellingen".
189 Audio en telematica Selecteer de melding in de weergegeven lijst. Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven. Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven. Druk op de secundaire pagina. Druk vervolgens op de secundaire pagina. Selecteer "Instellingen". Selecteer "Instellingen". Selecteer "Opties traffic". Selecteer "Spraak". Selecteer het vergrootglas om gesproken berichten te ontvangen.
190 Audio en telematica Radio Media Niveau 1 Niveau 2 Lijst van FM-zenders Opslaan
191 Audio en telematica Niveau 1 Niveau 2 Aanwijzingen Rad Media Lijst van FM-zenders Druk op een zender om deze te selecteren. Lijst FM-radio DAB-radio AM-radio MirrorLink Selecteer de bron. Bron CarPlay iPod Bluetooth AUX Rad Media Opslaan Druk op een lege plek en vervolgens op "Opslaan".
192 Audio en telematica Niveau 1 Niveau 2 Lijst van FM-zenders Media Foto's Niveau 3
Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 Aanwijzingen Opslaan Op een zender drukken om deze te selecteren. Lijst updaten De lijst updaten afhankelijk van de ontvangst. Frequentie De gewenste radiofrequentie invoeren. Bevestigen De instellingen opslaan. Startscherm De geselecteerde foto op het startscherm weergeven. Draaien De foto 90° draaien. Alles selecteren Alle foto's van de lijst selecteren. Nogmaals drukken om de selectie ongedaan te maken.
194 Audio en telematica Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 Media Instellingen Instellingen Instellingen
Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 Aanwijzingen 195 Audio en telematica Rad Media Weergeven van het meest recent gebruikte medium. Secundaire pagina Lijst met media Willekeurig afspelen (alle nummers) Media Willekeur. afspelen (huidig album): De instellingen voor het afspelen kiezen. Instellingen Versterking AUX Volgen RDS Rad Media Secundaire pagina Radio Instellingen Volgen DAB/FM Weergave Radio Text De instellingen in - of uitschakelen.
196 Audio en telematica Radio Selecteren van een zender Druk op Radio Media om de hoofdpagina weer te geven. Wijzigen van een frequentie Selecteer Opslaan. Selecteer Lijst op de hoofdpagina. Druk op Radio Media om de hoofdpagina weer te geven. Selecteer een in de lijst opgeslagen zender. Of Selecteer indien nodig een andere geluidsbron. Druk op Radio Media om de hoofdpagina weer te geven. Selecteer FM-radio. Druk op de secundaire pagina.
197 Audio en telematica Een zender opslaan OF Selecteer een zender of een frequentie (zie de desbetreffende rubriek). Druk op Radio Media om de hoofdpagina weer te geven. Druk op "Opslaan". RDS inschakelen en uitschakelen Druk op Rad Media om de hoofdpagina weer te geven. Druk op de secundaire pagina. Druk op de secundaire pagina. Druk op Frequentie. VERVOLGENS Voer de volledige frequentie (bijv.: 92.10 MHz) in met het toetsenbord en druk op Bevestigen.
198 Audio en telematica Digitale radio (DAB, Digital Audio Broadcasting) Weergave van de naam van de radiozender waarop is afgestemd. Sneltoets: toegang tot het keuzemenu van geluidsbronnen en de lijst met zenders (of titels, afhankelijk van de geluidsbron). Selecteren van de radiozender. Eventueel uitgezonden programmatype van de radiozender. Selecteren van de geluidsbron. Weergave van de "DAB+"-band. Secundaire pagina. Weergave van de "Radiotekst" van de beluisterde radiozender.
199 Audio en telematica Digitale radio zorgt voor een betere geluidskwaliteit en biedt de mogelijkheid grafische informatie weer te geven met actualiteiten van de beluisterde radiozender. Selecteer "Lijst" op de primaire pagina. Via "multiplex/bundel" hebt u de keuze uit een aantal radiozenders die in alfabetische volgorde zijn gerangschikt. Volgsysteem DAB+ / FM "DAB+" is niet overal beschikbaar.
200 Audio en telematica Media USB-aansluiting Extra aansluiting (AUX-ingang) Kies de geluidsbron. Steek de USB-stick in de USB-aansluiting of sluit de USB-apparatuur via een kabel (niet meegeleverd) op de USB-aansluiting aan. Gebruik geen USB-verdeelstekker om beschadiging van het systeem te voorkomen. Het systeem maakt gebruik van afspeellijsten (in het tijdelijke geheugen).
201 Audio en telematica Bluetooth® streaming audio Het systeem is geschikt voor externe USB-geluidsdragers, Blackberry's® of apparatuur van Apple ® die op de USB-aansluitingen kunnen worden aangesloten (kabel niet meegeleverd). U kunt deze apparatuur bedienen via de audio-installatie van de auto. Andere randapparatuur, die bij het aansluiten niet door het systeem wordt herkend, moet met een kabel (niet meegeleverd) op de Jack-plug worden aangesloten.
202 Audio en telematica Instellingen Niveau 1 Niveau 2 Audio-instellingen Audio-instellingen Audio-instellingen Thema kiezen
Niveau 2 Aanwijzingen Geluid De geluidssfeer kiezen. Verdeling Verdeling van het geluid door het Arkamys® systeem. Instellingen Effecten Het geluidsvolume selecteren of het volume koppelen aan de wagensnelheid. Audio-instellingen Beltonen De melodie en het volume van de beltoon kiezen als de telefoon overgaat. Spraak Het geluidsvolume van de stem instellen en kiezen voor het opnoemen van straatnamen. Bevestigen Uw instellingen opslaan.
204 Audio en telematica Niveau 1 Niveau 2 Eenheden Fabrieksinstellingen Configuratie Instellen datum en tijd Display
Niveau 1 Niveau 2 Aanwijzingen Eenheden De eenheden voor de afstand, het brandstofverbruik en de temperatuur kiezen. Gegevens wissen De gewenste gegevens in de lijst selecteren en vervolgens op Wissen drukken. Fabrieksinstellingen De oorspronkelijke instellingen terugzetten. Bevestigen De instellingen opslaan. Bevestigen De datum en tijd instellen en vervolgens bevestigen.
206 Audio en telematica Niveau 1 Niveau 2 Taalkeuze Configuratie Rekenmachine Kalender
Niveau 1 Niveau 2 Aanwijzingen 207 Audio en telematica Instellingen Secundaire pagina Bevestigen De taal selecteren en vervolgens bevestigen. Talen Instellingen De rekenmachine selecteren. Rekenmachine Instellingen Secundaire pagina Kalender De kalender selecteren.
208 Audio en telematica Audio-instellingen Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven. Selecteer "Audio-instellingen". Selecteer "Geluid" Of "Verdeling". Of De verdeling van het geluid (of de ruimtelijke verdeling dankzij het Arkamys©systeem) in de auto is belangrijk voor de kwaliteit van de weergave en biedt de mogelijkheid de weergave af te stemmen op het aantal inzittenden. Uitsluitend beschikbaar in de configuratie met 6 luidsprekers.
209 Audio en telematica Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven. Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven. Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven. Druk op de secundaire pagina. Druk op de secundaire pagina. Druk op de secundaire pagina. Selecteer "Systeeminstelling". Selecteer "Scherminst.". Selecteer "Tijd/datum" om de tijdzone, de synchronisatie met het GPS, de tijd en het formaat en vervolgens de datum te wijzigen.
210 Audio en telematica Internetdiensten MirrorLinkTM Optioneel afhankelijk van de smartphone en het besturingssysteem.
211 Audio en telematica Om veiligheidsredenen is het gebruik van een smartphone tijdens het rijden verboden. Het gebruik van de smartphone vraagt namelijk veel aandacht van de bestuurder. De handelingen moeten dan ook bij stilstaande auto worden uitgevoerd. Door de smartphone met het systeem te synchroniseren kunnen apps van de smartphone op het scherm van de auto worden weergegeven. Deze apps moeten compatibel zijn met de MirrorLinkTM -technologie.
212 Audio en telematica Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3
Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 Aanwijzingen 213 Audio en telematica Internetdiensten MirrorLinkTM Weergeven van een menulijst afhankelijk van de eerder geselecteerde app. "Back": huidige bewerking annuleren, omhooggaan in de menustructuur. "Home": weergeven of terugkeren naar de pagina "Modus auto". Weergeven van de eerste pagina van de "Internetdiensten".
214 Audio en telematica CarPlay®
215 Audio en telematica CarPlay® -verbinding voor smartphones Door de smartphone met het systeem te synchroniseren kunnen apps van de smartphone op het scherm van de auto worden weergegeven. Deze apps moeten compatibel zijn met de CarPlay®technologie. Werkingsprincipes en normen zijn permanent aan verandering onderhevig; het is daarom raadzaam het besturingssysteem van uw smartphone up to date te houden.
216 Audio en telematica Telefoon Niveau 1 Niveau 2 Gesprekkenlijst Contacten Niveau 3
Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 Aanwijzingen 217 Audio en telematica Alle oproepen Ontvangen Verzonden Telefoon Bellen na de verschillende keuzes gemaakt te hebben. Contacten Gesprekkenlijst Raadplegen Vergrootglas Aanmaken Adresbestanden Aanmaken Wijzigen Verwijderen Raadplegen Telefoon Alles wissen Op naam Contacten Bevestigen Navigeren Contact zoeken Bellen Bellen na de verschillende keuzes gemaakt te hebben.
218 Audio en telematica Niveau 1 Niveau 2 Bluetooth (apparatuur) Telefoon -verbinding Gedetecteerde apparatuur Opties Telefoon Niveau 3
Telefoon -verbinding Niveau 2 Niveau 3 Zoeken Externe apparatuur zoeken. Verbinden /Loskoppelen De Bluetooth-verbinding van het geselecteerde externe apparaat tot stand brengen of beëindigen. Updaten De contacten van de geselecteerde telefoon importeren om ze in de autoradio op te slaan. Verwijderen De geselecteerde telefoon verwijderen. Bevestigen De instellingen opslaan.
220 Audio en telematica Bluetooth® -telefoon koppelen Het koppelen van de Bluetoothtelefoon aan de handsfree set mag om veiligheidsredenen en vanwege het feit dat deze handeling de volledige aandacht van de bestuurder vraagt, uitsluitend worden uitgevoerd als de auto stilstaat. Snelle procedure via de telefoon Selecteer in het menu Bluetooth van uw telefoon de systeemnaam in de lijst met gedetecteerde apparatuur. Voer een code van minimaal 4 cijfers in op de telefoon en bevestig.
221 Audio en telematica Verbinding maken met een Bluetooth® -apparaat Automatisch opnieuw verbinding maken Het is afhankelijk van het type telefoon of het systeem u vraagt om toestemming voor de overdracht van uw telefoonboek. Zo niet, selecteer dan "Updaten". Als het contact wordt aangezet, wordt er automatisch opnieuw verbinding gemaakt met de telefoon waarmee verbinding was toen het contact de laatste keer werd afgezet, indien bij het koppelen voor deze verbindingsoptie is geactiveerd.
222 Audio en telematica Beheer van telefoonverbindingen Met behulp van deze functie kan randapparatuur worden gekoppeld of losgekoppeld en kan randapparatuur uit de lijst van gelinkte randapparatuur worden verwijderd. Een gesprek aannemen Als u gebeld wordt, klinkt een beltoon en verschijnt een pop-upvenster op het scherm. Druk kort op de toets TEL op het stuur om het gesprek aan te nemen. Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven. Houd de toets Druk op de secundaire pagina.
223 Audio en telematica Contacten / items beheren Selecteer "Contacten". Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven. Selecteer "Op naam" om de lijst met contacten te raadplegen. Selecteer "Contacten". Selecteer het gewenste contact in de weergegeven lijst. Selecteer "Bellen". Laatste nummers bellen Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven. Selecteer "Aanmaken" om een nieuw contact toe te voegen in het "internationale formaat". Of "Wijzigen" om het geselecteerde contact te wijzigen.
224 Audio en telematica Veelgestelde vragen In de volgende tabel vindt u de antwoorden op de meest gestelde vragen over uw radio. Navigatie VRAAG ANTWOORD OPLOSSING De route wordt niet berekend. De criteria kunnen tegenstrijdig zijn met de huidige plaatsbepaling (bijv. geen tolwegen terwijl de auto zich op een autosnelweg met tol bevindt). Controleer de criteria in het menu "Navigatie". De POI's worden niet aangegeven. De POI's zijn niet geselecteerd. Selecteer de POI's in de lijst met POI's.
225 Audio en telematica ANTWOORD OPLOSSING Bij het opstarten heeft het systeem enkele minuten nodig om de verkeersinformatie te ontvangen. Wacht tot de verkeersinformatie goed wordt ontvangen (weergave van de icoontjes van de verkeersinformatie op de kaart). Het filter is te krap ingesteld. Verander de instellingen. In bepaalde landen is alleen voor de hoofdwegen (autosnelwegen...) Dit is een normaal verschijnsel. Het verkeersinformatie beschikbaar.
226 Audio en telematica Radio VRAAG De ontvangstkwaliteit van de beluisterde radiozender neemt geleidelijk af of de voorkeuzezenders kunnen niet worden ontvangen (geen geluid, 87,5 Mhz wordt weergegeven...). Ik kan sommige opgeslagen zenders uit de lijst niet ontvangen. De naam van de zender verandert. ANTWOORD OPLOSSING De auto bevindt zich te ver van de zender van het beluisterde radiostation of er bevindt zich geen zender in het gebied waarin de auto zich bevindt.
227 Audio en telematica Media ANTWOORD OPLOSSING Wis de bestanden die standaard op de USB-stick staan en beperk het aantal submappen in de mappenstructuur van de USB-stick. Als ik met mijn iPhone verbinding maak met de telefoonfunctie en ik hem gelijktijdig op de USBpoort aansluit, kan ik de muziekbestanden niet afspelen. Als de iPhone automatisch verbinding maakt met de telefoonfunctie, Koppel de USB-aansluiting los en sluit deze weer forceert deze de streamingfunctie.
228 Audio en telematica Instellingen VRAAG Na het instellen van de bassen en hoge tonen is de geluidssfeer niet meer geselecteerd. ANTWOORD OPLOSSING De geluidssfeer is gekoppeld aan de bassen en hoge tonen. Het is niet mogelijk deze afzonderlijk van elkaar in te stellen. Wijzig de instelling van de bassen en de hoge tonen of de geluidssfeer om de gewenste geluidskwaliteit te verkrijgen. De geluidsverdeling is gekoppeld aan de balans. Het is niet mogelijk deze afzonderlijk van elkaar in te stellen.
229 Audio en telematica ANTWOORD OPLOSSING Voor een optimaal luistergenot kunt u de audio-instellingen (Volume:, Bass:, Treble:, Geluid, Loudness) voor elke geluidsbron afzonderlijk instellen. Hierdoor kunnen bij het selecteren van een andere geluidsbron verschillen in de geluidskwaliteit hoorbaar zijn. Controleer of de audio-instellingen (Volume:, Bass:, Treble:, Geluid, Loudness) zijn afgestemd op de verschillende geluidsbronnen.
230 Audio en telematica Telefoon VRAAG Het lukt me niet om mijn Bluetooth-telefoon te koppelen. Het signaal van de aangesloten Bluetoothtelefoon is niet hoorbaar. ANTWOORD Het is mogelijk dat de Bluetooth-functie van de telefoon is uitgeschakeld of dat uw telefoon niet zichtbaar is voor het systeem. Controleer of de Bluetooth-functie van uw telefoon is ingeschakeld. Controleer bij de instellingen van uw telefoon of deze op "Vind mij" staat. De Bluetooth-telefoon is niet compatibel met het systeem.
TOEGEPASTE TECHNOLOGIE 231 Audio en telematica 10
233 Audio en telematica Autoradio Inhoud Basisfuncties 234 Stuurkolomschakelaars 235 Menu's 236 Radio 236 Media 238 Telefoon 242 Menustructuur/menustructuren display(s) 244 Veelgestelde vragen 248 Uw Autoradio is zodanig gecodeerd dat deze uitsluitend in uw auto functioneert. Om veiligheidsredenen mag de bestuurder handelingen die zijn volledige aandacht vragen uitsluitend uitvoeren bij stilstaande auto.
234 Audio en telematica Basisfuncties Toetsen 1 t/m 6 Selecteren van een opgeslagen voorkeuzezender. Lang indrukken: opslaan van een zender als voorkeuzezender. Automatisch zoeken naar zenders in aflopende/oplopende volgorde. Selecteren van het vorige/volgende nummer van de CD, MP3 of USB. Aan/uit, volumeregeling. Selecteren van de geluidsbron: Radio; USB; AUX; CD; Streaming.
Stuurkolomschakelaars Radio: selecteren van de vorige/ volgende voorkeuzezender. USB: selecteren van het genre / artiest / index van de lijst. Selecteren van het vorige/volgende item van een menu. Radio: automatisch zoeken naar zenders in aflopende volgorde. CD/MP3/USB: selecteren van het vorige nummer. CD/USB: continu indrukken: versneld terugspoelen. Naar een ander item van de lijst. Radio: automatisch zoeken naar zenders in oplopende volgorde. CD/MP3/USB: selecteren van het volgende nummer.
236 Audio en telematica Menu's Display C Radio Display A Selecteren van een zender Druk herhaalde malen op de toets SOURCE om de radiofunctie te selecteren. Audiofuncties Radio; CD; USB; AUX. Boordcomputer Afstanden invoeren; Waarschuwingsmeldingen; Status van functies. Bluetooth ®: telefoon - audio Koppelingen; Handsfree set; Streaming. Persoonlijke instelling - configuratie Parameters van de auto; Weergave; Talen. Druk op de toets BAND AST om het golfbereik te selecteren.
237 Audio en telematica Verkeersinformatie (TA) beluisteren Er kunnen storingen in de ontvangst optreden door obstakels in de omgeving (bergen, gebouwen, tunnels, parkeergarages, enz.), ook als de RDS-functie is ingeschakeld. Dit is een normaal verschijnsel en heeft niets te maken met een storing in de autoradio. Druk op de toets MENU. Selecteer "Audiofuncties". Druk op OK. Selecteer de functie "Voorkeuze FM-band". Druk op OK. Selecteer "RDS volgen activeren".
238 Audio en telematica Media USB-aansluiting Druk kort op LIST REFRESH voor de indeling die u de vorige keer hebt gekozen. Afhankelijk van de uitvoering bestaat deze module uit een USB-aansluiting en een Jackaansluiting. Navigeer in de lijst met behulp van de toetsen links/rechts en omhoog/ omlaag. Het systeem stelt playlists samen (tijdelijk geheugen). Dit kost enkele seconden tot enkele minuten bij een eerste aansluiting.
239 Audio en telematica CD-speler Gebruik alleen CD's met een ronde vorm. Bepaalde beveiligingssystemen op de originele CD of zelfgebrande CD's kunnen storingen veroorzaken, ongeacht de kwaliteit van de CD-brander. Plaats een CD in de CD-speler; deze zal de CD automatisch afspelen. Sluit het externe apparaat (MP3-speler enz.) met een audiokabel (niet meegeleverd) aan op de Jack-aansluiting.
240 Audio en telematica Een MP3-CD afspelen Plaats een MP3-CD in de CD-speler. De CD-speler scant vervolgens de CD tot alle nummers zijn gevonden, hierdoor kan het enkele tot enkele tientallen seconden duren voordat het afspelen begint. Informatie en adviezen Als er al een CD in het apparaat zit die u wilt beluisteren, druk dan herhaalde malen op de toets SOURCE om "CD" te selecteren. Druk op een van de toetsen om een map van de CD te selecteren.
Bluetooth® streaming audio Apple® -speler aansluiten Streaming biedt de mogelijkheid audiobestanden van de telefoon via de luidsprekers van de auto te beluisteren. Sluit een Apple ® -speler met behulp van een geschikte kabel (niet meegeleverd) aan op de USB-aansluiting. Het afspelen begint automatisch. Gebruik geen USB-verdeelstekker om beschadiging van het systeem te voorkomen. Koppel de telefoon: zie de rubriek "Telefoon". De bediening gebeurt via de audio-installatie in de auto.
242 Audio en telematica Telefoon Koppelen van een Bluetooth® -telefoon Display C (Afhankelijk van model en uitvoering) Het koppelen van de Bluetooth-telefoon aan het Bluetooth-systeem van uw autoradio mag om veiligheidsredenen en vanwege het feit dat deze handeling de volledige aandacht van de bestuurder vraagt, uitsluitend worden uitgevoerd bij stilstaande auto en met aangezet contact.
243 Audio en telematica Een gesprek ontvangen Bellen Een inkomend gesprek wordt aangegeven door een beltoon en het verschijnen van een bovenliggend venster op het display. Ga naar het menu "Bluetooth: telefoon -audio". Selecteer met behulp van de toetsen de knop "JA" op het display. Een gesprek beëindigen Druk gedurende het gesprek meer dan twee seconden op deze toets. Selecteer "Beheer van een gesprek". Selecteer "Bellen". Of Bevestig met OK om het gesprek te beëindigen.
244 Audio en telematica Menustructuur/menustructuren display(s) Display A Radio-CD 1 Eenheden 1 Volgen RDS 2 2 Mode REG 2 Talen 1 Temperatuur: °Celsius / °Fahrenheit 2 Brandstofverbruik: KM/L - L/100 - MPG 2 Français Italiano 2 CD herhalen 2 2 Random Play 2 2 Config auto* 1 Inst.
245 Audio en telematica Display C Wanneer u op de toets OK drukt, komt u in de verkorte menu's terecht, afhankelijk van de weergave op het scherm: 1 1 1 aanzetten/uitzetten RDS CD/MP3-CD 1 aanzetten/uitzetten modus REG aanzetten/uitzetten radiotext 1 1 USB 1 aanzetten/uitzetten herhalen van tracks (van de map / artiest / genre / huidige afspeellijst) 1 aanzetten/uitzetten random play (shuffle) (van de map / artiest / genre / huidige afspeellijst) aanzetten/uitzetten Intro aanzetten/uitzetten
246 Audio en telematica Display C Door het indrukken van de toets MENU is de volgende weergave mogelijk: Boordcomputer 1 Audiofuncties 2 Audiofuncties 1 Voorkeuze FM 2 3 4 3 4 3 4 RDS-functie Inschakelen/uitschakelen REG-functie Inschakelen/uitschakelen Weergave radiotext (RDTXT) Inschakelen/uitschakelen Invoeren afstand tot eindbestemmining Afstand: x km Afspeelmogelijkheden 2 Logboek waarschuw.
247 Audio en telematica 1 1 2 3 3 3 2 3 3 3 2 3 3 1 Bluetooth: telefoon - audio Bluetooth configuratie 1 2 Regeling weergave 2 Normale weergave 2 Omgekeerde weergave 3 Regeling helderheid (- +) 3 Datum en tijd instellen 3 Dag/maand/jaar instellen Uren/minuten instellen Keuze cyclus 12u/24u Keuze van eenheden Toestel aansluiten/afkoppelen Telefoonfunctie Raadplegen koppelingen Verwijderen koppeling Zoeken via Bluetooth Bellen 3 Logboek van oproepen Index l/100 km - mpg - km/l °C
248 Audio en telematica Veelgestelde vragen In de volgende tabel vindt u de antwoorden op de meest gestelde vragen over uw autoradio. VRAAG ANTWOORD OPLOSSING Na het afzetten van de motor wordt de radio na enkele minuten automatisch uitgeschakeld. Als de motor is afgezet, blijft de radio nog werken zolang de laadtoestand van de accu dat toestaat. Het automatisch uitschakelen duidt erop dat de eco-modus van de autoradio is geactiveerd om te voorkomen dat de accu van de auto ontladen raakt.
249 Audio en telematica ANTWOORD OPLOSSING Het verkeerde golfbereik is geselecteerd. Druk op de toets BAND AST om het golfbereik (AM, FM1, FM2, FMAST) terug te vinden waarin de voorkeuzezenders zijn opgeslagen. De functie TA (verkeersinformatie) is ingeschakeld, maar ik krijg geen verkeersinformatie te horen. De geselecteerde radiozender maakt geen deel uit van het regionale netwerk van zenders die verkeersinformatie uitzenden. Stem af op een zender die wel verkeersinformatie uitzendt.
250 Audio en telematica Media VRAAG Op het display wordt de melding "Storing USB-randapparatuur" weergegeven. De Bluetooth-verbinding wordt onderbroken. De CD wordt steeds uitgeworpen of kan niet worden afgespeeld door de CD-speler. ANTWOORD OPLOSSING De batterijspanning van de randapparatuur is misschien te laag. Laad de batterij van de randapparatuur op. De USB-stick wordt niet herkend. De USB-stick is misschien defect. Formateer de USB-stick opnieuw.
251 Audio en telematica Urgence-noodoproep of Assistance-pechhulpoproep Noodoproep met lokalisatiefunctie Druk in geval van nood langer dan 2 seconden op deze toets. Het knipperen van het groene ledlampje en een geluidssignaal bevestigen dat de oproep naar de alarmcentrale "Noodoproep met lokalisatiefunctie"* is verstuurd. Wanneer de elektronische eenheid airbags een botsing heeft waargenomen, wordt onafhankelijk van het eventueel afgaan van de airbags, automatisch een noodoproep gedaan.
252 Audio en telematica Pechhulp met lokalisatiefunctie Werking van het systeem Voor Rusland, Wit-Rusland en Kazachstan. Bij het aanzetten van het contact, gaat het groene lampje 3 seconden branden. Dit duidt op een goede werking van het systeem. Het rode lampje blijft branden: er is een storing in het systeem. Het rode lampje knippert: de noodbatterij moet worden vervangen. In beide gevallen is het mogelijk dat de Urgence-oproep of Assistance-oproep niet meer werkt.
Automobiles CITROËN verklaart dat, door toepassing van de voorschriften in de Europese regelgeving (Richtlijn 2000/53) met betrekking tot autowrakken, wordt voldaan aan de in deze richtlijn gestelde doelen en dat recycleerbare materialen worden gebruikt voor de fabricage van producten die door haar worden verkocht. 4Dconcept Diadeis Interak Reproductie of vertaling van dit document, zelfs gedeeltelijk, is verboden zonder schriftelijke toestemming van Automobiles CITROËN.
*16BGO.0671* Néerlandais 16BGO.