UW INSTRUCTIEBOEKJE OP INTERNET ! Citroën biedt u de mogelijkheid om gratis en eenvoudig uw boorddocumentatie online te raadplegen. Daarbij hebt u ook toegang tot het archief en tot de meest recente informatie. Surf naar http://service.citroen.com : 1 | Selecteer uw taal. 2 | Klik op de link in het veld "Toegang voor particulieren" om de Boorddocumentatie te raadplegen. Er wordt een nieuw venster geopend waarin u toegang hebt tot alle instructieboekjes.
Wij maken u attent op het volgende: Uw auto is, afhankelijk van het uitrustingsniveau, de uitvoering en de specifieke kenmerken voor het land waarvoor uw auto bestemd is, slechts van een deel van de in dit boekje vermelde uitrustingen voorzien. Citroën beschikt wereldwijd over een uitgebreid gamma modellen.
I N H O U D S O P G AV E IN EEN OOGOPSLAG 4 Î 20 I - CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN 21 Î 43 Instrumentenpaneel Verklikkerlampjes Display instrumentenpaneel Informatie display instrumentenpaneel Kilometertellers Onderhoudsindicator Boordcomputer Weergavemogelijkheden functies Monochroom display Kleurendisplay Dimmer dashboardverlichting II - COMFORT 2 31 32 33 34 73 Î 85 Sleutel met afstandsbediening Ruitbediening Portieren Achterklep Onderste deel achterklep Schuif-
I N H O U D S O P G AV E VII - RIJDEN 112 Î 124 Handrem Handgeschakelde versnellingsbak "CVT" versnellingsbak "DCS" versnellingsbak Vierwielaandrijving Snelheidsregelaar Parkeerhulp Achteruitrijcamera 112 112 113 115 119 121 123 124 VIII - ONDERHOUD 125 Î 131 Motorkap Brandstoftank leeg Benzinemotor Dieselmotor Niveaus controleren Controles 126 126 127 128 129 130 IX - PRAKTISCHE INFORMATIE Wiel verwisselen Lampen vervangen Zekeringen vervangen Accu Ru
EXTERIEUR Achteruitrijcamera IN EEN OOGOPSLAG Schuif-/kanteldak Dankzij het schuif-/kanteldak worden de ventilatie en lichtopbrengst in het interieur verbeterd. 124 82 Parkeerhulp achter met geluidssignalen Dit systeem waarschuwt u tijdens het achteruit inparkeren voor obstakels die zich achter de auto bevinden. 123 4 Zodra de de versnellingshendel in de achteruit wordt gezet, verschijnt het beeld van de achteruitrijcamera op het kleurenscherm.
Sleutel met afstandsbediening Handmatig centraal vergrendelen Brandstoftank A. Sleutel uitklappen/inklappen. B. De auto ontgrendelen. C. De auto vergrendelen. 1. De auto vergrendelen. 2. De auto ontgrendelen. A. Brandstofklep openen. B. Brandstofvuldop openen. Inhoud brandstoftank: ca. 60 liter. Steek bij het terugplaatsen van de vuldop eerst de bovenzijde in de vulopening en draai naar rechts.
IN EEN OOGOPSLAG OPENEN Achterklep Onderste deel achterklep Reservewiel en gereedschap Openen ) Druk na het ontgrendelen van de auto met de sleutel of de afstandsbediening op de handgreep A en til de achterklep omhoog. Openen ) Druk de handgreep C naar rechts en open de achterklep D voorzichtig. Toegang tot het reservewiel ) Verwijder het kunststof beschermdeel E om toegang te krijgen tot het reservewiel.
CONFIGURATIES Achterstoel (2e zitrij) Hoogteverstelling hoofdsteunen Verstellen in lengterichting 52 Verstelling hoek rugleuning De achterbank is neerklapbaar en kan worden weggeklapt in een daarvoor bestemde ruimte in de vloer van de auto.
IN EEN OOGOPSLAG INTERIEUR Automatische airconditioning Audio- en telematicasystemen Dankzij de automatische airconditioning worden het comfort en de luchtcirculatie in het interieur gewaarborgd. Deze systemen beschikken over de nieuwste technologie: autoradio met MP3-weergave, handsfree bellen via Bluetooth, kleurenscherm. 44 164 Snelheidsregelaar Met de snelheidsregelaar kan de bestuurder automatisch een gewenste snelheid instellen, zonder het gaspedaal te hoeven intrappen.
1. 2. 3. 4. Bediening autoradio. Bediening telefoon. Bediening op de stuurkolom. Bediening verlichting en richtingaanwijzers. Bediening koplampsproeiers. 5. Instrumentenpaneel. 6. Airbag bestuurder. Claxon. 7. Bediening snelheidsregelaar. 8. Versnellingshendel. 9. Handrem. 10. Ontgrendeling motorkap. 11. Gesloten opbergvak. Zekeringkast. 12. Hoogteverstelling koplampen. Uitschakeling Active Stability Control. Uitschakeling parkeerhulp met geluidssignaal. 13. Bekerhouder. 14.
IN EEN OOGOPSLAG COCKPIT 10 1. Contact en stuurslot. 2. Elektrisch verstelbare buitenspiegels. Elektrische ruitbediening en vergrendeling achterste zijruiten. 3. Bediening ruitenwissers voor en achter/ruitensproeier. 4. Centrale verstelbare en afsluitbare ventilatieroosters. 5. Zonlichtsensor. 6. Dashboardkastje boven met koeling. 7. Afsluitbaar dashboardkastje onder. Uitschakeling airbag passagier. 8. Bediening stoelverwarming. 9. Armsteun met opbergvak. 12V-aansluiting (maximaal 120 W). 10.
DE JUISTE ZITHOUDING Voorstoelen Lengterichting Hoogte en hoek zitting bestuurder Verstelling rugleuning 50 Elektrische verstelling (uitsluitend bestuurdersstoel) Lengterichting Hoogte en hoek zitting IN EEN OOGOPSLAG Handmatig verstellen Hoek rugleuning 51 11
DE JUISTE ZITHOUDING IN EEN OOGOPSLAG Handmatige hoogteverstelling stuurwiel 1. Bedieningshendel ontgrendelen. 2. Bedieningshendel vergrendelen. 3. Hoogteverstelling stuurwiel. Veiligheidsgordel vóór Elektrisch verstelbare buitenspiegels A. Keuzeschakelaar buitenspiegel links of rechts. B. Verstelling spiegel. C. Inklappen/uitklappen. 61 Verstelling binnenspiegel 1. Vastmaken. 2. Hoogteverstelling. D. Keuzehendel voor dag- en nachtstand binnenspiegel.
Contactslot Elektrische ruitbediening Bediening schuif-/kanteldak 1. 2. 3. 4. 1. 2. 3. 4. 1. Openen. 2. Sluiten. 3. Kantelstand. Stand Stand Stand Stand LOCK. ACC. ON. START. Zorg dat er geen gewicht (bijvoorbeeld een zware sleutelhanger...) aan de sleutel hangt: dit kan namelijk storingen aan het contactslot veroorzaken. 75 Elektrische ruitbediening bestuurder. Elektrische ruitbediening passagier. Elektrische ruitbediening rechtsachter. Elektrische ruitbediening linksachter. Plus... 3.
IN EEN OOGOPSLAG GOED ZICHT Verlichting Ruitenwissers Ringschakelaar A Ruitenwisser vóór Verlichting uitgeschakeld. Enkele wisbeweging. Verlichting automatisch inschakelen. Uit. Parkeerlicht. Intervalstand (snelheid handmatig instelbaar). Dimlicht/grootlicht. Uit. Intervalstand. of Wissen met ruitensproeier. Automatisch wissen (snelheid handmatig instelbaar). Ringschakelaar B Langzaam. Mistlampen vóór en mistachterlicht. 86 14 Ruitenwisser achter Snel.
VENTILATIE Automatisch programma (comfort). Airconditioning uit. Temperatuurregeling. Regeling luchtverdeling. Toevoer van buitenlucht. Luchtcirculatie in het interieur. Voorruitontwaseming. Regeling luchtopbrengst. Achterruitverwarming.
VEILIGHEID IN EEN OOGOPSLAG Instrumentenpaneel A. B. C. D. Snelheidsmeter. Display instrumentenpaneel. Toerenteller. Dimmer dashboardverlichting. 21 Verklikkerlampjes Bedieningspaneel Wanneer het contact ingeschakeld g wordt, g gaan de oranje en rode verklikkerlampjes branden. Als de motor draait, moeten deze lampjes binnen enkele seconden uitgaan. Raadpleeg de betreffende pagina wanneer verklikkerlampjes blijven branden. A. Verklikkerlampje airbag passagier uitgeschakeld.
Airbag voorpassagier Kinderslot ISOFIX-bevestiging 1. Steek de sleutel in het contact. 2. Zet het contact in de stand "OFF". 3. Neem de sleutel uit het contactslot. Als het kinderslot is ingeschakeld, kan het betreffende portier niet meer van binnenuit worden geopend. Beweeg de knop A omlaag of omhoog om het kinderslot in of uit te schakelen. Tussen de rugleuning en de zitting van de stoel bevinden zich twee ringen A waaraan een kinderzitje bevestigd kan worden.
IN EEN OOGOPSLAG RIJDEN Vierwielaandrijving Snelheidsregelaar Parkeerhulp met geluidssignaal Afhankelijk van de omstandigheden kan de bestuurder kiezen uit drie soorten aandrijving: A. Tweewielaandrijving (2WD), B. Vierwielaandrijving (4WD AUTO), C. Vierwielaandrijving (4WD LOCK). Met de snelheidsregelaar kan de auto constant blijven rijden, met een door de bestuurder ingestelde snelheid. 1. Toets "ON/OFF": snelheidsregelaar inschakelen/uitschakelen. 2.
ECO-RIJDEN Door in de dagelijkse praktijk een aantal aanwijzingen op te volgen kunt u het brandstofverbruik en de CO2-uitstoot van uw auto verminderen. Maak optimaal gebruik van de versnellingsbak Gebruik op slimme wijze de elektrische voorzieningen Als uw auto is voorzien van een handgeschakelde versnellingsbak, rijd dan rustig weg, schakel zo snel mogelijk de tweede versnelling in en schakel bij voorkeur relatief snel over naar een hogere versnelling.
Beperk de oorzaken van een hoger brandstofverbruik Houd u aan de onderhoudsvoorschriften Verdeel het gewicht evenwichtig over de auto: plaats de zwaarste voorwerpen in de bagageruimte, zo dicht mogelijk bij de achterbank. Beperk de belading en de luchtweerstand (dakdragers, imperiaal, fietsendrager, aanhanger, enz.) van uw auto. Gebruik liever een dakkoffer. Verwijder na gebruik de dakdragers en het imperiaal.
INSTRUMENTENPANEEL I Paneel met meters en verklikkerlampjes. Deze informeren de bestuurder of een functie wel of niet ingeschakeld is (verklikkerlampje ingeschakeld of uitgeschakeld) of bij een storing (waarschuwingslampje). 1. Toerenteller. 2. Snelheidsmeter. 3. Display instrumentenpaneel: - Weergave van waarschuwingen en pictogrammen. - Totale kilometerstand en dagteller. - Onderhoudsintervalindicator. - Koelvloeistoftemperatuur. - Informatie boordcomputer. - Snelheidsregelaar ingeschakeld.
VERKLIKKERLAMPJES INSTRUMENTENPANEEL I Verklikkerlampje Oorzaak Handelingen / Opmerkingen als u de Knipperend Knippert Richtingaanwijzer bedieningsschakelaar met links de verlichting omlaag geluidssignaal van duwt. Als het lampje veel sneller knippert dan normaal, kan het zijn dat een lampje is doorgebrand. Vervang het lampje of raadpleeg het CITROËNnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN Verklikkerlampje Voorgloeien dieselmotor Handrem/ Remvloeistofniveau weergave Continu Continu Oorzaak Handelingen / Opmerkingen Gaat branden als het contact in de stand ON staat. Wacht met starten tot het lampje uit is. De duur van de weergave is afhankelijk van de weersomstandigheden. Gaat enkele seconden branden en gaat daarna uit als u het contact in de stand "ON" zet. In combinatie met een melding op het scherm van het instrumentenpaneel.
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN I Verklikkerlampje Gordel bestuurder niet vastgemaakt ABS Airbags en gordelspanners Dynamische stabiliteitscontrolesysteem (ASC) 24 weergave Oorzaak Handelingen / Opmerkingen Continu De bestuurder heeft zijn gordel niet vastgemaakt. Er verschijnt tegelijkertijd een melding op het instrumentenpaneel. Maak de bestuurdersgordel vast. Continu Storing in het Antiblokkeersysteem (ABS). Er verschijnt tegelijkertijd een melding op het display van het instrumentenpaneel.
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN Bij elke start wordt tijdens de automatische controle een aantal pictogrammen en meldingen weergegeven. Deze verdwijnen na een aantal seconden. Wanneer bij draaiende motor een pictogram of melding niet verdwijnt of gaat knipperen, wordt het een waarschuwing. Bij deze waarschuwing kan eveneens een geluidssignaal of een melding op het display worden weergegeven. Negeer deze waarschuwingen nooit.
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN Waarschuwingsmeldingen (contact in de stand "ON") I Melding ABS Remsysteem Parkeerrem vergeten weergave Oorzaak Continu Storing in het antiblokkeersysteem (ABS). Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. De remmen werken nog, zonder bekrachtiging, maar wij raden u aan om te stoppen. Continu Gekoppeld verklikkerlampje: Het remvloeistofniveau in het reservoir is te laag.
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN Melding weergave Oorzaak Oplossing/actie Airbags Continu Storing airbags of gordelspanners Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Service Continu Storing zonder specifieke melding. Stop en raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Motoroliedruk Continu Motoroliedruk te laag of storing in oliecircuit. Stop en raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN I 28 Melding weergave Oorzaak Oplossing - actie Opmerkingen Dynamische stabiliteitscontrolesysteem (ASC) Continu Storing in het dynamische stabil iteitscontrolesysteem(ASC). Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Vierwielaandrijving Continu Storing in de vierwielaandrijving. Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Temperatuur van vierwielaandrijving Continu De temperatuur van de vierwielaandrijving is te hoog.
Melding Roetfilter verzadigd Niveau dieseladditief Water in het brandstoffilter(volgens land van bestemming) weergave Oplossing - actie Opmerkingen Roetfilter begint verzadigd te raken. Ga om het roetfilter te regenereren, zodra de omstandigheden het toelaten, met een snelheid van meer dan 60 km/h rijden tot het pictogram verdwijnt. Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats als de melding niet verdwijnt. Continu Dieseladditief onder minimumniveau.
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN Waarschuwingsmeldingen (contact in stand "ON") I Functie weergave Status functie Tweewielaandrijving 2WD Knippert Tweewielaandrijving "2WD" ingeschakeld. Vierwielaandrijving 4WD Knippert Vierwielaandrijving "4WD" ingeschakeld. Deze aandrijving is standaard ingeschakeld. Vierwielaandrijving 4WD LOCK Knippert Vierwielaandrijving "LOCK" ingeschakeld. Buitentemperatuur Continu Geeft de buitentemperatuur weer.
INFORMATIE DISPLAY INSTRUMENTENPANEEL Weergave van de informatie Kilometerteller (A en B) De totale kilometerstand wordt weergegeven in deel 1 van het display en de stand van de dagteller in deel 2 (zie hoofdstuk "Kilometertellers").
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN KILOMETERTELLERS (A/B) I KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR Systeem om de totaal afgelegde afstand door de auto tijdens de levensduur te meten, evenals de dagelijkse of andere afstanden tot aan nulstelling door de bestuurder. Als de wijzer het kritieke gebied aan de rechterzijde nadert, is de temperatuur te hoog. Druk, met het contact aan, langer dan 2 seconden op de knop INFO tot de nullen verschijnen. Als de motor te heet wordt, gaat het pictogram knipperen.
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN ONDERHOUDSINDICATOR De onderhoudsindicator geeft aan hoeveel kilometer u nog verwijderd bent van de eerstvolgende onderhoudscontrole volgens het onderhoudsschema van de fabrikant. Deze afstand wordt berekend vanaf de laatste nulstelling van de onderhoudsindicator op basis van twee parameters: - het afgelegde aantal kilometers, - de verstreken tijd sinds de laatste onderhoudscontrole (in maanden).
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN BOORDCOMPUTER I Weergave Gemiddeld brandstofverbruik (l/100km of km/l of mpg) Nulstelling Dit is het gemiddelde verbruik sinds de laatste nulstelling van de boordcomputer. Dit getal kan verhoogd worden door een verandering in de rijstijl of van het landschap, die een aanzienlijke variatie van het momentele verbruik tot gevolg heeft.
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN WEERGAVEMOGELIJKHEDEN FUNCTIES Hiermee kunt u de weergave van verschillende functies instellen. De diverse menu's kunnen voor instrumentenpaneel type 1 en instrumentenpaneel type 2 verschillend zijn. Druk, met het contact aan, herhaaldelijk op de knop INFO links op het instrumentenpaneel tot op het scherm "SETTING MENU" verschijnt.
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN Opties wissen gemiddeld en I brandstofverbruik gemiddelde snelheid U kunt het gemiddelde brandstofverbruik en de gemiddelde snelheid op twee manieren wissen: - automatisch wissen (optie 1), - handmatig wissen (optie 2). In het menuscherm: ) druk op de knop INFO om te selecteren: ) druk op de knop INFO en houd deze gedurende enkele seconden ingedrukt om van optie 1 (automatisch) naar optie 2 (handmatig) te schakelen. De geselecteerde optie is bevestigd.
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN Taalkeuze (LANGUAGE) U kunt kiezen tussen verschillende talen voor de weergave. In het menuscherm: ) druk op de knop INFO "LANGUAGE" te selecteren. Als de accukabels worden losgenomen, wordt het geheugen van de parameter gewist en wordt de standaardtaal ingesteld (ENGLISH). om ) druk op de knop INFO en houd deze gedurende enkele seconden ingedrukt om het scherm "LANGUAGE" weer te geven.
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN Keuze geluidssignaal I richtingaanwijzers U kunt uitsluitend in combinatie met instrumentenpaneel type 2 het geluid van de richtingaanwijzers kiezen. In het display van de menu's: ) druk op de knop INFO om geluid 1 of 2 te selecteren (in menu 2/3). ) druk op de knop INFO en houd deze gedurende enkele seconden ingedrukt om de keuzes elkaar te laten opvolgen (ON, OFF). Fabrieksinstellingen herstellen (RESET) U kunt de fabrieksinstellingen van alle functies herstellen.
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN MONOCHROOM DISPLAY Tijd instellen Instelkeuze Selecteer de automatische of handmatige stand op de volgende manier: Dit display kan de volgende informatie weergeven: - de tijd, - de weergave van de autoradio (zie hoofdstuk "Audio en Telematica"). I U kunt de digitale klok automatisch of handmatig instellen. Automatisch Met behulp van het signaal van RDSzenders kan automatisch de juiste tijd worden ingesteld. Het pictogram "CT" verschijnt op het scherm.
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN Handmatige stand ) Druk na het instellen van de tijd op de toets DISP; de klok stopt met knipperen. I ) Draai de knop B "TUNE" maar links of naar rechts om "CT ON" (automatische stand) of "CT OFF" (handmatige stand) te selecteren. ) Nadat u de stand heeft geselecteerd, kunt u het menu "Instellen van de functies" afsluiten door de knop B gedurende ongeveer 2 seconden ingedrukt te houden.
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN KLEURENDISPLAY Menu "Instellingen" Menu "Navigatie-routeplanning" I Het kleurendisplay geeft de volgende hoofdmenu's weer: Menu "Audio-video" Druk op de toets A (MODE) op het front, voor toegang tot het menu "MODE AV" en selecteer één van de volgende functies: - radio (FM, MW, LW), - CD (audio, MP3 of WMA), - Music Server, - DVD. De toetsen "CD" en "DVD" werken alleen wanneer een CD of DVD in de speler is geplaatst.
Menu "Informatie" Menu "Route" Druk op de toets D (INFO) op het front, voor toegang tot het menu "Info" waarin u de volgende gegevens kunt raadplegen: - "Help" om de versies van systeem en data weer te geven, - "Positie auto" om met behulp van GPS de huidige positie van de auto weer te geven, - "Kalender" om belangrijke gebeurtenissen, verjaardagen, enz.
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN In dit menu hebt u toegang tot de volgende functies: ) Druk op de toets C voor toegang tot het menu "Tijd". 1. Autocorrectie RDS: Automatische instelling in-/uitschakelen. 2. GMT/GMT+1/GMT+2 Tijdzone aanpassen. 3. Zomertijd: Zomertijd in-/uitschakelen. ) Druk op de toets D om te bevestigen, en terug te keren naar het vorige menu. U moet de automatische instellingen uitschakelen (Autocorrectie RDS) om de tijdzone en zomertijd te wijzigen.
COMFORT VOLAUTOMATISCHE AIRCONDITIONING II Het is aan te raden de automatische regeling van de airconditioning te gebruiken. Hiermee worden de luchthoeveelheid, de binnentemperatuur en de luchtverdeling automatisch en optimaal geregeld aan de hand van signalen van verschillende sensoren (buitentemperatuur-, binnentemperatuur- en zonnesensor), zodat u de instelling niet handmatig hoeft te wijzigen. Dek de temperatuur- en luchtvochtigheidssensor 2 en de zonnesensor 7 niet af.
II 45
COMFORT AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING II 1. 2. 3. 4. Temperatuurregeling Regeling luchtopbrengst Regeling luchtverdeling Toevoer van buitenlucht / Luchtcirculatie in het interieur 5. Airconditioning Aan / Uit 6. Achterruitverwarming Automatische werking ) Draai de temperatuurknop 1 naar de gewenste temperatuur. ) Zet de knop van de luchtopbrengst 2 in de stand "AUTO". ) Zet de knop van de luchtverdeling 3 in de stand "AUTO".
COMFORT Handmatig verstellen Het is mogelijk een of meer functies van de airconditioning handmatig in te stellen, terwijl de overige functies automatisch worden geregeld. In de handbediende stand kunnen onaangename verschijnselen optreden (temperatuur, vocht, stank, beslagen ruiten) en is het comfort niet optimaal. Regeling luchtopbrengst (2) ) Draai de knop naar rechts om de luchtopbrengst te vergroten en naar links om deze te verkleinen.
COMFORT Toevoer van buitenlucht/ Luchtcirculatie in het interieur (4) II Met deze functie wordt het interieur beschermd tegen stank en uitlaatgassen van buiten. ) Druk op de toets 4 om de wijze van luchttoevoer te kiezen. Wanneer het lampje op de toets 4 uit is, is de functie toevoer van buitenlucht ingeschakeld. Wanneer het lampje op de toets 4 brandt, wordt de toevoer van buitenlucht geneutraliseerd en staat de functie luchtcirculatie in het interieur aan.
COMFORT Achterruitverwarming (6) Ontwasemen / ontdooien van de ruiten en de voorruit Druk, als de motor draait, op de toets 6 om de achterruitverwarming en de verwarming van de buitenspiegels in te schakelen. Het verklikkerlampje in de toets brandt wanneer de verwarming in werking is. De verwarming schakelt automatisch uit om onnodig stroomverbruik te voorkomen. Het is mogelijk om de achterruitverwarming uit te schakelen voordat deze automatisch uitschakelt door opnieuw op de toets te drukken.
COMFORT VOORSTOELEN Handmatige verstelling II Verstelling in lengterichting Til de beugel op en schuif de stoel naar voren of naar achteren. Als de stoel in de gewenste stand staat, beweeg hem dan zonder de beugel op te tillen nog iets naar voren en naar achteren om te controleren of de stoel goed is vergrendeld. Verstelling hoogte en hoek zitgedeelte bestuurder Beweeg de zitting omhoog of omlaag tot de gewenste stand is bereikt.
COMFORT VOORSTOELEN Elektrisch verstelbare bestuurdersstoel II Verstellen in lengterichting Duw de schakelaar naar voren of naar achteren om de stoel in de gewenste stand te zetten. Hoogte- en hoekverstelling zitting bestuurdersstoel Beweeg de voorzijde van de schakelaar omhoog of omlaag om de voorkant van de zitting te verhogen of te verlagen. Beweeg de achterzijde van de schakelaar omhoog of omlaag om de achterkant van de zitting te verhogen of te verlagen.
COMFORT Stoelverwarming Hoogteverstelling hoofdsteun II ! Ga nooit rijden als de hoofdsteunen zijn verwijderd. Dit is gevaarlijk, mede omdat losliggende hoofdsteunen bij een noodstop kunnen veranderen in gevaarlijke projectielen. De hoofdsteunen moeten altijd zijn geplaatst en correct zijn afgesteld. Controleer na het verstellen van de hoofdsteun of de verstelknop goed vergrendeld is.
COMFORT ACHTERSTOELEN (2E ZITRIJ) De achterstoelen zijn in 2 gedeelten neerklapbaar (1/3 - 2/3). Let er bij het verstellen van de stoelen op dat zich geen personen of voorwerpen in de buurt van bewegende delen bevinden, om verwondingen en beschadigingen te voorkomen. Houd de rugleuning tijdens het verstellen tegen met uw rug of een hand, om te voorkomen dat deze plotseling naar voren klapt.
COMFORT Armsteun achter Toegang tot de derde zitrij Klap de armsteun omlaag om deze te kunnen gebruiken. Duw de armsteun omhoog om deze in de oorspronkelijke stand terug te zetten. Passagiers kunnen plaatsnemen op de derde zitrij, door een stoel op de tweede zitrij naar voren te klappen. Op de volgende pagina's leest u hoe u de stoel weer terugplaatst.
COMFORT Tweede zitrij neerklappen* Duw de hoofdsteunen zo ver mogelijk omlaag voordat u de stoelen neerklapt. Plaats de gespen van de veiligheidsgordels in de hiervoor bestemde gleuven aan de binnenzijde van de zittingen voordat u de rugleuningen naar voren klapt. II 1. Beweeg de hendel A van de achterstoel omhoog, of Trek gedurende minimaal 1 seconde aan de knop B in de bagageruimte, of Trek de band C naar u toe om de achterstoel te ontgrendelen. 2.
COMFORT Tweede zitrij terugplaatsen II 1. Beweeg de stoel omlaag door aan de ontgrendelingsband A van de zitting te trekken, terwijl u de stoel met uw hand tegenhoudt. 2. Druk op de zitting tot deze vergrendeld is. 3. Zet de rugleuning van de stoel omhoog en trek tegelijk aan de ontgrendelingsband aan de achterzijde van de rugleuning. 4. Controleer na het terugplaatsen van de rugleuning of de stoel en de rugleuning goed vergrendeld zijn, door licht op beide te drukken.
COMFORT Opstelling "stoelen neergeklapt" II 1. 2. 3. 4. 5. Verwijder de hoofdsteunen van de voorstoelen. Zet de armsteun achter rechtop en verwijder de bagageafdekking. Zet de achterstoelen zo ver mogelijk naar achteren. Zet de voorstoelen zo ver mogelijk naar voren en klap de rugleuningen helemaal neer. Klap de rugleuningen van de achterstoelen omlaag. Voer de instructies in de omgekeerde volgorde uit om de stoelen weer in de oorspronkelijke stand te zetten.
COMFORT ACHTERBANK (3E ZITRIJ) Uitvouwen van de achterbank II De achterbank is neerklapbaar en kan worden weggeklapt in een ruimte in de vloer van de auto. Voor een optimaal comfort raden wij u aan om de achterbank neergeklapt te houden op het moment dat deze niet gebruikt wordt. 58 1. Open de achterklep en het onderste deel van de achterklep (zie hoofdstuk "Toegang tot de auto"). 2. Trek van achteren aan het klepje A en bevestig het aan de rugleuning met de drukknop van de band B.
COMFORT II 3. Trek aan de zwarte band C in het midden van de rugleuning om deze overeind te zetten. 4. Trek aan de zwarte band D om de zitting van de bank te ontgrendelen. 6. Zet de hoofdsteunen rechtop. 7. Til de hele bank op en druk deze naar voren totdat deze vergrendelt. 5. Kantel de bank naar achteren. Maak de drukknop van de band B los om het klepje los te maken.
COMFORT Neerklappen van de achterbank II 60 1. Open de achterklep en het onderste deel van de achterklep (zie hoofdstuk "Toegang tot de auto"). 2. Maak het klepje A los en maak het vast aan de rugleuning met de drukknop van de band B. 3. Ontgrendel de hoofdsteunen door de schakelaars C weg te schuiven en leg ze op de rugleuning. 5. Klap en druk de bank naar voren. 6. Trek aan de zwarte band E in het midden van de rugleuning om deze neer te klappen.
COMFORT BUITENSPIEGELS Verstellen De spiegels zijn te verstellen wanneer het contact in de stand "ON" of "ACC" staat. ) Beweeg de bedieningsknop A naar links of rechts om de gewenste spiegel te selecteren. ) Beweeg de bedieningsknop B in de 4 richtingen om de spiegel af te stellen. Zet na het verstellen de bedieningsknop A weer in de neutrale positie. De buitenspiegels zijn tevens handmatig in te klappen.
COMFORT BINNENSPIEGEL AUTOMATISCHE BINNENSPIEGEL* AUTOMATISCHE BINNENSPIEGEL MET ACHTERUITRIJCAMERA* Stel de binnenspiegel af door deze omhoog, omlaag en/of naar links of naar rechts te bewegen. De binnenspiegel heeft twee standen: - dag (normaal), - nacht (antiverblinding). U kunt de stand wijzigen door het hendeltje aan de onderzijde van de binnenspiegel naar voren of achteren te zetten. De binnenspiegel verstelt geleidelijk en automatisch van de dag- in de nachtstand.
HANDMATIGE HOOGTEVERSTELLING STUURWIEL ZONNEKLEPPEN VLOERMAT II ) Trek de hendel omlaag om het stuurwiel te ontgrendelen (stand B) en houd hierbij het stuurwiel vast. ) Zet het stuurwiel in de gewenste stand. ) Duw de hendel omhoog om het stuurwiel te vergrendelen (stand A). De zonnekleppen kunnen naar voren worden geklapt, en naar de zijkant wanneer ze zijn losgeklikt. Ze zijn voorzien van een make-upspiegel en een opbergvakje voor tickets.
INDELING VAN HET INTERIEUR VÓÓR II 64 1. Brillenvak. 2. Gekoeld bovenste dashboardkastje. 3. Afsluitbaar onderste dashboardkastje. 4. 12V-aansluiting (max. 120 W). 5. Armsteun met opbergvak. 12V-aansluiting (max. 120 W). 6. Bekerhouder. 7. Uitneembare asbak. 8. Flessenhouder. 9. Gesloten opbergvak. 10. Bekerhouder.
COMFORT Brillenvak Bovenste dashboardkastje met koeling Onderste dashboardkastje II Druk op het deksel om het brillenvak te openen. Druk op het deksel totdat het klikt, om het brillenvak te vergrendelen. Druk op de knop A van het deksel om het kastje te openen. Druk op het deksel om het weer te sluiten. Het kastje heeft een ventilatie-opening die afgesloten kan worden met een draaiknop. De temperatuur van de aangevoerde lucht is gelijk aan die van de airconditioning in het interieur van de auto.
COMFORT 12 V-aansluiting (max. 120 W) Armleuning met opbergvak 12V-aansluiting (maximaal 120 W) De aansluiting functioneert als de schakelaar in de stand "LOCK", "ON" of "ACC" staat. Controleer of het elektrische apparaat werkt op een spanning van 12 V en of het vermogen maximaal 120 W bedraagt. Bovenste opbergvak Trek aan de rechter hendel om het opbergvak onder de armleuning te openen. Duw de armleuning omlaag totdat deze vastklikt om het opbergvak weer te sluiten.
COMFORT 12V-aansluiting (maximaal 120W) Uitneembare asbak Controleer of het elektrische apparaat op 12 V werkt en of het maximale elektrische vermogen niet meer dan 120 W bedraagt. Controleer, als u beide aansluitingen tegelijkertijd gebruikt, of beide apparaten op 12 V werken en of hun gezamenlijke elektrische vermogen niet meer dan 120 W bedraagt. Bij langdurig gebruik van een elektrisch apparaat zonder dat de motor draait, kan de accu ontladen raken.
COMFORT Gesloten opbergvak Bekerhouders Trek aan het deksel van het opbergvak om het te openen. Aan de bestuurderszijde van het dashboard bevindt zich een ingebouwde bekerhouder. Druk op het midden van het deksel om de bekerhouder te openen. Trek de houder helemaal uit om deze te gebruiken. Druk de houder helemaal in om deze weer in te klappen. II 68 Voor de middenarmsteun vóór bevinden zich nog twee bekerhouders.
COMFORT INDELING VAN HET INTERIEUR ACHTER Armsteun achter Flessenhouder Kledinghaak II Trek de armsteun naar voren om deze neer te klappen. In elk achterportier bevindt zich een flessenhouder. Bekerhouder Handgreep Open het deksel A aan het uiteinde van de armsteun en houd de zijkant tegen met uw hand. Trek de handgreep omlaag om deze te gebruiken. De handgreep links achter is voorzien van een kledinghaak.
INDELING BAGAGERUIMTE II 70 1. 12 V-aansluiting (max. 120 W). 2. Open opbergvak. 3. Afgesloten opbergvak aan rechterzijde. 4. Opbergvak in de vloer.* 5. Sjorogen. 6. Opbergvak aan linkerzijde of audio-installatie. 7. Bagageafdekking. * Alleen bij uitvoeringen met 5 zitplaatsen.
COMFORT 12V-aansluiting (maximaal 120 W) Sjorogen Opbergvak in de vloer* II Deze aansluiting werkt alleen wanneer het contact in de stand "ON" of "ACC" staat. Open het klepje om de aansluiting te gebruiken. Controleer of het elektrische apparaat werkt op 12 V, en of het maximum vermogen niet meer dan 120 W bedraagt. Bij langdurig gebruik van een elektrisch apparaat zonder dat de motor draait, kan de accu ontladen raken.
COMFORT Bagageafdekking Alternatieve bevestigingsmogelijkheid. Rol de bagageafdekking uit en plaats deze in de railsteun A. Berg de bagageafdekking op door deze uit de railsteun te nemen en op te rollen. De bagageafdekking kan op twee verschillende plaatsen B worden bevestigd, om de rugleuningen van de stoelen op de 2e zitrij neer te kunnen klappen. 1. Rol de bagageafdekking op. 2. Duw één van de geleiders C richting het interieur van de auto en plaats de metalen staaf D in de bevestigingsopening.
SLEUTEL MET AFSTANDSBEDIENING U kunt om de auto te ontgrendelen of vergrendelen de centrale vergrendeling bedienen met de sleutel in het portierslot of met de afstandsbediening. De buitenspiegels worden automatisch inen uitgeklapt en de elektrische ruiten gesloten. Daarnaast kan de auto ermee worden gestart en is de auto beschermd tegen diefstal. Openen van de auto Sluiten van de auto Uitklappen van de sleutel ) Druk eerst op de knop A om de sleutel uit te klappen.
TOEGANG TOT DE AUTO Diefstalbeveiliging Elektronische startblokkering De contactsleutel bevat een elektronische chip met een speciale code. Tijdens het aanzetten van het contact moet deze code herkend worden om de auto te kunnen starten. De elektronische startblokkering vergrendelt het motorcontrolesysteem kort nadat het contact is uitgeschakeld, waardoor de motor bij inbraak in de auto niet gestart kan worden. III Inklappen van de sleutel ) Druk op de knop A om de sleutel in te klappen.
TOEGANG TOT DE AUTO Auto starten Auto stoppen Batterij vervangen ) Breng de auto tot stilstand. ) Draai de sleutel terug naar stand 1 (LOCK). ) Neem de sleutel uit het contactslot. III Waarschuwingssignaal sleutel ) Steek de sleutel in het contactslot. ) Start de motor door de sleutel in de stand 4 te draaien (START). ) Laat de sleutel los zodra de motor draait. Het contactslot keert automatisch terug naar stand 3 (ON).
TOEGANG TOT DE AUTO ! Sleutels Noteer de sleutelnummers zorgvuldig. De sleutelcode is als streepjescode aangegeven op het label bij de sleutel. Het CITROËN-netwerk kan bij verlies voor nieuwe sleutels zorgen. Afstandsbediening III De radiografische afstandsbediening is een systeem met een groot bereik. Het is raadzaam om niet met de knop van de afstandsbediening te spelen om te voorkomen dat de portieren per ongeluk ontgrendeld worden.
TOEGANG TOT DE AUTO RUITBEDIENING U kunt de ruiten handmatig of automatisch volledig openen en sluiten. De ruiten met eentrapsbediening zijn voorzien van een beveiliging tegen beknellen en de elektrisch bedienbare ruiten achter kunnen worden geblokkeerd voor de veiligheid van kinderen op de achterbank. 1. Schakelaar ruitbediening bestuurderszijde. 2. Schakelaar ruitbediening passagierszijde. 3. Schakelaar ruitbediening rechts achter. 4. Schakelaar ruitbediening links achter. 5.
TOEGANG TOT DE AUTO Blokkering van de ruitbediening aan passagierszijde en achter Resetten van de ruitbediening ) Druk, voor de veiligheid van uw kinderen, op de schakelaar 5 om de ruitbediening aan passagierszijde en achter, ongeacht de stand van de ruiten, te blokkeren. Als de schakelaar omlaag staat, is de ruitbediening geblokkeerd. Als de schakelaar omhoog staat, is de ruitbediening niet geblokkeerd. Tijdens deze handelingen is de beveiliging tegen beknellen uitgeschakeld.
TOEGANG TOT DE AUTO PORTIEREN Openen Handmatige centrale vergrendeling Van binnenuit Deze functie biedt de mogelijkheid de portieren en de achterklep van binnenuit handmatig en volledig te vergrendelen of te ontgrendelen. III Van buitenaf ) Ontgrendel de auto met de afstandsbediening of de sleutel en trek aan de portiergreep. ) Trek aan de hendel van het voor- of achterportier om dit te openen.
TOEGANG TOT DE AUTO ACHTERKLEP Noodbediening Functie die het mogelijk maakt om uitsluitend het bestuurderportier mechanisch te vergrendelen en ontgrendelen in het geval van een storing in de centrale vergrendeling. Met de sleutel Portier voorpassagier en achterportieren vergrendelen (van binnenuit) ) Druk de bedieningsknop B naar voren. III Openen ) Ontgrendel de auto met behulp van de afstandsbediening of de sleutel, druk op de handgreep A en til de achterklep omhoog.
ONDERSTE DEEL ACHTERKLEP Waarschuwing "achterklepopen" Dit controlelampje op het display in het instrumentenpaneel gaat branden wanneer de achterklep niet goed gesloten is. Openen ) Druk de handgreep C naar rechts en kantel voorzichtig de klep D. Zorg voor het openen van de achterklep, dat er niemand binnen de straal van de opening staat. Rijd vanwege werkings- en veiligheidsredenen niet met de achterklep open. Als de accukabels losgenomen zijn, is het niet mogelijk om de achterklep te openen.
TOEGANG TOT DE AUTO SCHUIF-/KANTELDAK Werking III Tijdelijk onderbreken ) Druk op het gedeelte 3 van de bedieningsknop, of duw de bedieningsknop in tegengestelde richting om het openen of sluiten tijdelijk te onderbreken. Volledig openen ) Zorg dat het contact aan staat en druk de bedieningsknop naar achteren (in de richting 1). Tijdens het openen ontvouwt de windgeleider geleidelijk om hinderlijke rijwind en tocht tegen te gaan. Het dak stopt automatisch voordat het volledig geopend is.
TOEGANG TOT DE AUTO Neem bij het verlaten van de auto, zelfs voor een korte periode, altijd de sleutel uit het contact. Wanneer tijdens het bedienen van het dak iets tussen de dak en de sponning bekneld raakt, moet het dak weer worden geopend. Bedien daarvoor de desbetreffende knop. Wanneer de bestuurder het dak bedient, moet deze ervan verzekerd zijn dat niets het correcte sluiten van het dak verhindert.
TOEGANG TOT DE AUTO BRANDSTOFTANK De inhoud van de brandstoftank bedraagt ongeveer 60 liter. Minimaal brandstofniveau III Wanneer het minimale niveau in de brandstoftank is bereikt, verschijnt deze weergave op het scherm van het instrumentenpaneel. Zodra het lampje gaat branden is er nog ongeveer 10 liter brandstof over. Het pictogram knippert langzaam (ongeveer één keer per seconde).
TOEGANG TOT DE AUTO Brandstofkwaliteit voor benzinemotoren Brandstofkwaliteit voor dieselmotoren Auto's met benzinemotoren kunnen probleemloos rijden op biobrandstoffen van het type E10 en E24 (deze bevatten resp. 10% en 24% ethanol) die voldoen aan de Europese richtlijnen EN 228 en EN 15376. Brandstoffen van het type E85 (deze bevatten tot 85% ethanol) zijn uitsluitend geschikt voor auto's die speciaal bestemd zijn voor dit type brandstof (BioFlex-auto's).
ZICHT LICHTSCHAKELAAR Hoofdverlichting IV De lichtschakelaar heeft verschillende standen om de zichtbaarheid van de auto en het zicht van de bestuurder aan te passen aan de omstandigheden: - parkeerlicht: om gezien te worden, - dimlicht: voor een optimaal zicht zonder medeweggebruikers te verblinden, - grootlicht: voor een optimaal zicht op wegen waar het omgevingslicht onvoldoende is.
ZICHT Mistlampen vóór en achter C. ringschakelaar voor het inschakelen van de mistlampen. De mistlampen werken in combinatie met dimlicht en grootlicht. Bij condensvorming wordt aangeraden om de koplampen gedurende enkele minuten te laten branden om ze te ontwasemen. mistlampen vóór en mistachterlicht ) Draai de ring C één keer naar voren om de mistlampen vóór in te schakelen. ) Draai de ring C twee keer naar voren om het mistachterlicht in te schakelen.
ZICHT Verlichting overdag* Automatische verlichting Automatisch uitschakelen Bij uitvoeringen met verlichting overdag wordt het dimlicht ingeschakeld als de auto wordt gestart. Het parkeerlicht en het dimlicht worden automatisch ingeschakeld als de lichtsterkte van de omgeving onvoldoende is. De verlichting wordt uitgeschakeld als de lichtsterkte van de omgeving weer voldoende is. De sensor bevindt zich aan de onderzijde van de voorruit.
ZICHT HANDMATIGE KOPLAMPVERSTELLING 7-Persoonsuitvoering 0. Alleen Bestuurder of Bestuurder + 1 persoon voorin. 1 of 2 Bestuurder + 1 persoon voorin + 2 personen op de derde zitrij. 3. 7 personen (inclusief bestuurder met of zonder maximaal toegestane belading). 4. Bestuurder + maximaal toegestane belading. AUTOMATISCHE KOPLAMPVERSTELLING IV Om tegemoetkomend verkeer niet te hinderen, dienen de koplampen bij zware belading versteld te worden. 5-Persoonsuitvoering 0.
ZICHT RUITENWISSERSCHAKELAAR Handmatige bediening Programmeren Er is ook een automatische bediening van de ruitenwissers beschikbaar, zoals de automatische ruitenwissers voor. De ruitenwisserschakelaar bestaat uit schakelaar A en ring B. Uitvoering met intervalstand Ruitenwissers vóór A. selecteer de wissnelheid met de schakelaar: één keer wissen. IV uit. interval (wissnelheid handmatig in te stellen). of Bepaalde functies van de ruitenwisser vóór (interval, ...
ZICHT Automatische ruitenwissers vóór De ruitenwissers worden automatisch ingeschakeld als de sensor achter de binnenspiegel regen detecteert. De snelheid van de ruitenwissers wordt aangepast aan de hoeveelheid neerslag. Storing Dek de regensensor, die zich gecombineerd met de lichtsensor in het midden van de voorruit achter de binnenspiegel bevindt, niet af. Ruitenwisser achter ! Inschakelen ) Zet de schakelaar A in de stand "AUTO". Er verschijnt een melding op het multifunctionele display.
ZICHT PLAFONNIERS IV Plafonnier vóór Stand 1 De plafonnier gaat branden wanneer een portier of de achterklep wordt geopend. Wanneer het portier of de achterklep weer wordt gesloten, dimt de verlichting geleidelijk gedurende enkele seconden en gaat vervolgens uit. De plafonnier gaat automatisch uit in de volgende gevallen: - Wanneer de portieren en de achterklep gesloten zijn en het contact in de stand "ON" wordt gezet.
ZICHT Plafonnier achter - Wanneer de portieren en de achterklep gesloten zijn en u de auto van binnenuit of met de afstandsbediening vergrendelt. Stand 3 "OFF" De plafonnier is permanent uit. Plafonnier bagageruimte Om te voorkomen dat de accu ontladen wordt, worden de plafonniers en de kaartleeslampjes na 30 minuten automatisch uitgeschakeld.
V E I L I G V E R V O E R E N VA N K I N D E R E N V ALGEMENE INFORMATIE MET BETREKKING TOT KINDERZITJES KINDERZITJE OP DE PASSAGIERSSTOEL VOOR Hoewel CITROËN bij het ontwerp van uw auto veel aandacht heeft besteed aan veiligheidsvoorzieningen voor uw kinderen, is hun veiligheid natuurlijk ook afhankelijk van uzelf.
V E I L I G V E R V O E R E N VA N K I N D E R E N DOOR CITROËN AANBEVOLEN KINDERZITJES CITROËN levert een complete reeks kinderzitjes met artikelnummer die met een driepunts veiligheidsgordel kunnen worden vastgemaakt: Groep 0+: vanaf de geboorte tot 13 kg L1 "RÖMER Baby-Safe Plus" Wordt met de rug in de rijrichting geplaatst. V Groep 2 en 3: van 15 tot 36 kg L3 "RECARO Start" L4 "KLIPPAN Optima" Vanaf 6 jaar (ongeveer 22 kg): gebruik alleen de zitverhoging.
V E I L I G V E R V O E R E N VA N K I N D E R E N Airbag aan passagierszijde OFF Raadpleeg de voorschriften op de sticker die zich aan beide zijden van de zonneklep aan passagierszijde bevindt: V ! Schakel voor de veiligheid van uw kind de airbag aan passagierszijde altijd uit als u een kinderzitje met de rug in de rijrichting op de voorstoel plaatst. Anders kan een kind bij het afgaan van de airbag levensgevaarlijk gewond raken.
V E I L I G V E R V O E R E N VA N K I N D E R E N BEVESTIGING KINDERZITJES MET DE VEILIGHEIDSGORDEL Overeenkomstig de Europese wetgeving geeft de onderstaande tabel de mogelijkheden met betrekking tot het plaatsen van een universeel gehomologeerd kinderzitje(a) met de veiligheidsgordel, gerangschikt naar het gewicht van het kind en de plaats in de auto.
V E I L I G V E R V O E R E N VA N K I N D E R E N ISOFIX-bevestigingen Elke zitplaats is voorzien van drie bevestigingsringen: Uw auto voldoet aan de nieuwe ISOFIXnormen. De hieronder aangegeven zitplaatsen zijn uitgerust met de voorgeschreven ISOFIX-bevestigingen: V - De ISOFIX-bevestigingen zorgen voor een veilige, degelijke en snelle montage van het kinderzitje in uw auto.
V E I L I G V E R V O E R E N VA N K I N D E R E N ISOFIX-KINDERZITJE AANBEVOLEN DOOR CITROËN EN GOEDGEKEURD VOOR UW AUTO Het RÖMER Duo Plus ISOFIX-kinderzitje (gewichtsgroep B1) Groep 1: van 9 tot 18 kg Wordt met het gezicht in de rijrichting geplaatst. Voorzien van een bovenste riem voor verankering aan de bovenste ISOFIX bevestiging, TOP TETHER genoemd. Drie standen: rechtop, ruststand en ligstand.
V E I L I G V E R V O E R E N VA N K I N D E R E N OVERZICHT BEVESTIGING ISOFIX-KINDERZITJES Overeenkomstig de Europese wetgeving (ECE 16) geeft het overzicht de mogelijkheden aan voor het bevestigen van een ISOFIX-kinderzitje op een plaats in de auto voorzien van ISOFIX-bevestigingen. Bij universele en semi-universele ISOFIX-kinderzitjes wordt de ISOFIX-maat op het kinderzitje naast het ISOFIX-logo aangegeven met een letter (A t/m G).
V E I L I G V E R V O E R E N VA N K I N D E R E N ! ADVIEZEN VOOR KINDERZITJES De onjuiste bevestiging van een kinderzitje brengt de veiligheid van het kind in gevaar bij een aanrijding. Zorg ervoor dat de veiligheidsgordels of het tuigje van het kinderzitje, zelfs bij korte ritten, worden vastgemaakt waarbij de speling ten opzichte van het lichaam van het kind zoveel mogelijk moet worden beperkt.
VEILIGHEID RICHTINGAANWIJZERS VI ALARMKNIPPERLICHTEN CLAXON Gebruik de alarmknipperlichten om het overige verkeer te waarschuwen in het geval van file, pech, slepen of een ongeval. Gebruik de claxon om medeweggebruikers te waarschuwen bij gevaar. ) Druk deze knop in: de richtingaanwijzers knipperen tegelijkertijd. De alarmknipperlichten werken ook als het contact is afgezet. ) Druk op een van de spaken van het stuurwiel. ) Links: beweeg de verlichtingsschakelaar omlaag voorbij het zware punt.
VEILIGHEID HULPSYSTEMEN BIJ HET REMMEN Uw auto is voorzien van de volgende systemen, die u helpen om de auto in een noodsituatie veilig tot stilstand te brengen: - het antiblokkeersysteem (ABS), - de elektronische remdrukregelaar (REF). Antiblokkeersysteem (ABS) en elektronische remdrukregelaar (REF) Deze systemen zorgen tijdens het remmen voor een betere stabiliteit en bestuurbaarheid van uw auto en voor een betere controle in scherpe bochten, vooral op een slecht of glad wegdek.
VEILIGHEID De auto is voorzien van twee systemen die kunnen ingrijpen als de koers van de auto afwijkt van de door de bestuurder gewenste richting: - antispinregeling (TCL), - dynamische stabiliteitscontrole (ASC). Uitschakelen In uitzonderlijke omstandigheden (wanneer de auto vastzit in modder, sneeuw, zand, ...) kan het nuttig zijn het ASC-systeem uit te schakelen, zodat de wielen kunnen spinnen en weer grip krijgen.
VEILIGHEID VEILIGHEIDSGORDELS Omdoen Hoogteverstelling ) Trek aan de gordel en steek de gesp in de gordelsluiting A. ) Controleer of de gordel goed is vastgemaakt door even aan de riem te trekken. ) Druk op de knop B en schuif de gordelbevestiging C naar beneden om het bevestigingspunt lager te plaatsen, ) Druk op de knop B en schuif de gordelbevestiging C naar boven om het bevestigingspunt hoger te plaatsen.
VEILIGHEID Verklikkerlampje veiligheidsgordel losgemaakt/niet vastgemaakt Veiligheidsgordel bestuurder Veiligheidsgordel passagier vóór Opbergen na gebruik Veiligheidsgordels buitenste zitplaatsen achter Als het contact wordt aangezet, gaat dit lampje branden en wordt gedurende enkele seconden een geluidssignaal weergegeven als de bestuurder zijn veiligheidsgordel niet heeft vastgemaakt. Als het contact wordt aangezet, gaat het verklikkerlampje op de middenconsole branden.
! Alvorens te gaan rijden dient de bestuurder te controleren of alle passagiers hun veiligheidsgordel goed hebben omgedaan en vastgemaakt. Zorg ervoor dat alle inzittenden tijdens het rijden hun veiligheidsgordel dragen, ook al betreft het een korte rit. Draai de gespen van de veiligheidsgordels niet om; de gordels zijn dan niet voldoende effectief.
VEILIGHEID AIRBAGS Registratiezones voor een aanrijding De airbags vóór beschermen het hoofd en de borst van de bestuurder en de passagier bij een frontale aanrijding. De bestuurdersairbag is geïntegreerd in het stuurwiel en de passagiersairbag in het dashboard, boven het dashboardkastje. De airbags zijn speciaal ontworpen om de veiligheid van de inzittenden (uitgezonderd de middelste passagier achter) te verhogen bij ernstige aanrijdingen.
VEILIGHEID Uitschakelen Alleen de airbag aan passagierszijde kan worden uitgeschakeld: ) zet het contact af, steek de sleutel in de schakelaar voor uitschakelen van de airbag aan passagierszijde A, ) draai deze in de stand "OFF", ) verwijder de sleutel. Schakel voor de veiligheid van uw kind de airbag aan passagierszijde altijd uit als u een kinderzitje met de rug in de rijrichting op de voorstoel plaatst. Anders kan een kind bij het afgaan van de airbag levensgevaarlijk gewond raken.
VEILIGHEID Zij-airbags Registratiezones voor een aanrijding De zij-airbags beschermen de bestuurder en de voorpassagier bij een ernstige zijdelingse aanrijding, om de kans op borstletsel te verkleinen. Elke zij-airbag is in het frame van de rugleuning van de voorstoel geïntegreerd, aan de zijde van het portier. A. Impactzone vóór. B. Impactzone opzij.
Houd u aan de volgende veiligheidsvoorschriften voor een maximale effectiviteit van de airbags: Maak er een gewoonte van om normaal rechtop in de voorstoelen te zitten. Draag altijd een correct afgestelde autogordel. Zorg dat er zich niets bevindt tussen de airbag en de inzittenden (kinderen, huisdieren, objecten...). Dit kan de goede werking van de airbag belemmeren en/of de inzittende bij het opblazen van de airbag verwonden.
RIJDEN VII HANDREM HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK MET 5 VERSNELLINGEN HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK MET 6 VERSNELLINGEN Aantrekken ) Trek de handrem aan wanneer de auto volledig stilstaat. Draai bij het parkeren op een helling de wielen naar het trottoir en de trek de handrem aan. Inschakelen van de 5e of 6e versnelling ) Duw de selectiehendel helemaal naar rechts om de 5e of 6e versnelling in te schakelen.
RIJDEN "CVT" VERSNELLINGSBAK Beweeg de selectiehendel omlaag en vervolgens naar links om deze stand te selecteren en vervolgens: - naar voren om op te schakelen, - naar achteren om terug te schakelen. Bij de automatische versnellingsbak met zes versnellingen kunt u kiezen tussen automatische bediening en handmatig schakelen. Deze transmissie heeft twee gebruiksmogelijkheden: - een automatische stand om automatisch, dus zonder tussenkomst van de bestuurder, te schakelen tijdens het rijden.
RIJDEN Houd bij het starten van de motor altijd stevig het rempedaal ingetrapt. Start de motor. Op het display van het instrumentenpaneel verschijnt de aanduiding "N". Selecteer de eerste versnelling (stand D of +/-) of de achteruitversnelling (stand R). Zet de handrem los, laat het rempedaal los en geef voorzichtig gas. Op het display van het instrumentenpaneel verschijnen de aanduidingen "D" of "1" of "R".
RIJDEN "DCS" VERSNELLINGSBAK Bij deze gerobotiseerde versnellingsbak met zes versnellingen kunt u kiezen tussen automatische bediening en handmatig schakelen.
RIJDEN Starten van de auto Handbediende stand Selecteer de stand P of N. Met de selectiehendel Met de stuurkolomschakelaars Beweeg de selectiehendel omlaag en vervolgens naar links om de stand +/- te selecteren. Beweeg de selectiehendel kort naar voren (+) om op te schakelen. Beweeg de selectiehendel kort naar achteren (-) om terug te schakelen. Druk op de achterzijde van de stuurkolomschakelaar "+" om op te schakelen. Druk op de achterzijde van de stuurkolomschakelaar " - " om terug te schakelen.
Automatisch programma "Normaal" Automatisch programma "Sport" Selecteer stand D. Op het display van het instrumentenpaneel verschijnt de aanduiding "D". De transmissie functioneert nu in de automatische stand, zonder tussenkomst van de bestuurder. Voor een maximaal comfort en een optimale versnelling is het raadzaam om het bruusk intrappen en loslaten van het gaspedaal te vermijden. In de automatische stand kunt u het programma "Sport" inschakelen.
RIJDEN Storing Als bij aangezet contact dit verklikkerlampje gaat branden in combinatie met trillingen in de pedalen en de melding "Onderhoud nodig" op het display van het instrumentenpaneel verschijnt, duidt dit op een storing van de versnellingsbak.
RIJDEN ELEKTRONISCH GESTUURDE VIERWIELAANDRIJVING Afhankelijk van de omstandigheden kunt u met dit systeem een type aandrijving kiezen. Type aandrijving selecteren 4WD AUTO (stand 1) Bij vierwielaandrijving wordt de auto optimaal aangedreven, op elke ondergrond. Onder normale omstandigheden wordt in deze positie het koppel automatisch verdeeld over de voor- en achterwielen.
RIJDEN Storingen Wanneer het pictogram van de geselecteerde aandrijving knippert, schakelt de auto automatisch over op voorwielaandrijving "2WD". In dit geval is het niet meer mogelijk om een andere aandrijving te selecteren met de knop A. VII Als de melding "SLOW DOWN" op het instrumentenpaneel verschijnt, dient u de aandrijving te laten afkoelen voordat u verder rijdt.
RIJDEN SNELHEIDSREGELAAR Bediening op de stuurkolom Weergave g op p het instrumentenpaneel De toetsen voor dit systeem bevinden zich aan het stuurwiel. 1. Toets "ON/OFF": inschakelen/ uitschakelen van de snelheidsregelaar. 2. Toets "COAST SET": opslaan van een rijsnelheid en vermindering van de kruissnelheid. 3. Toets "ACC RES": verhoging van de kruissnelheid en terugkeren naar de opgeslagen snelheid. 4. Toets "CANCEL": uitschakelen van de snelheidsregelaar.
VII 122 Verhogen van de ingestelde snelheid Tijdelijk versnellen/ snelheid minderen Opnieuw inschakelen van de functie ) Met de toets 3 "ACC RES": - door achter elkaar te drukken kunt u de snelheid in stappen van 1,6 km/h verhogen. - door de toets ingedrukt te houden kunt u de snelheid geleidelijk verhogen. Laat, als de gewenste snelheid is bereikt, de toets los en de nieuwe snelheid is opgeslagen.
RIJDEN PARKEERHULP ACHTER Dit systeem bestaat uit ultrasoonsensoren die zijn aangebracht in de achterbumper. Het systeem waarschuwt de bestuurder voor elk obstakel (voetganger, fietser, auto, boom, hek...) dat zich achter de auto bevindt. Het waarschuwt u echter niet voor objecten die zich direct onder de bumper bevinden. Plaats van de sensoren De auto is voorzien van vier sensoren: - twee zijsensoren A, - twee centrale sensoren B.
RIJDEN Het bereik van de sensoren wijzigen ) Druk op de toets A om het systeem uit te schakelen. ) Druk nogmaals enkele seconden op de toets A en laat deze weer los. De wijziging van het bereik wordt bevestigd door een geluidssignaal dat: - tweemaal klinkt voor auto's met trekhaak, - éénmaal klinkt voor auto's zonder trekhaak. Uitschakelen ACHTERUITRIJCAMERA ) Druk terwijl de achteruit is ingeschakeld op de toets A om het systeem uit te schakelen. Het lampje gaat uit.
ONDERHOUD Innovatie voor nog betere prestaties Sinds meer dan 40 jaar ontwikkelen de Research & Development-teams van TOTAL voor CITROËN smeermiddelen die geschikt zijn voor de nieuwste technologieën die in auto’s van het merk CITROËN worden toegepast, zowel voor wedstrijddoeleinden als gebruik in het dagelijkse leven. Zo kunt u rekenen op de beste prestaties van de motor.
ONDERHOUD BRANDSTOFTANK LEEG MOTORKAP OPENEN Motorkapsteun Binnenzijde: trek de hendel A links onder bij het portier naar u toe. VIII Bevestig de motorkapsteun in de daarvoor bestemde uitsparing om de motorkap geopend te houden. Plaats de motorkapsteun in de klem alvorens de motorkap te sluiten. Deze handeling mag uitsluitend bij stilstaande auto worden uitgevoerd.
BENZINEMOTOR Dit overzicht is een hulpmiddel voor het controleren van de verschillende vloeistofniveaus en het vervangen van bepaalde onderdelen. 1. Reservoir ruiten- en koplampsproeiers. 2. Koelvloeistofreservoir. 3. Reservoir stuurbekrachtigingsvloeistof. 4. Remvloeistofreservoir. 5. Zekeringkast. 6. Accu. 7. Peilstok "CVT" versnellingsbak. 8. Radiateurdop. 9. Oliepeilstok. 10. Motorolie (bij)vullen. 11. Luchtfilter.
DIESELMOTOR Dit overzicht is een hulpmiddel voor het controleren van de verschillende vloeistofniveaus en het vervangen van bepaalde onderdelen. 1. Koelvloeistofreservoir. 2. Reservoir stuurbekrachtigingsvloeistof. 3. Reservoir ruiten- en koplampsproeiers. 4. Remvloeistofreservoir. 5. Zekeringkast. 6. Accu. 7. Oliepeilstok. 8. Motorolie (bij)vullen. 9. Luchtfilter.
ONDERHOUD NIVEAUS CONTROLEREN Controleer de onderstaande niveaus regelmatig en vul indien nodig bij, tenzij anders aangegeven. Laat in het geval van een sterk gedaald niveau het desbetreffende circuit controleren door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Wees voorzichtig bij werkzaamheden onder de motorkap, want sommige delen van de motor kunnen zeer warm zijn (kans op brandwonden).
ONDERHOUD Niveau brandstofadditief (diesel met roetfilter) Een te laag additiefniveau wordt aangegeven door het branden van het verklikkerlampje op het instrumentenpaneel. Bijvullen Laat het bijvullen zo spoedig mogelijk uitvoeren door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Afgewerkte producten Vermijd langdurig huidcontact met afgewerkte olie en andere vloeistoffen. De meeste van deze vloeistoffen zijn bijtend en schadelijk voor de gezondheid.
ONDERHOUD Handgeschakelde versnellingsbak Raadpleeg het onderhoudsboekje voor meer informatie over het onderhoud van de versnellingsbak. Transferbak en achterdifferentieel Raadpleeg het onderhoudsboekje voor het onderhoudsinterval van deze onderdelen. Remblokken De slijtage van de remblokken is sterk afhankelijk van de rijstijl, vooral bij stadsverkeer en veel korte ritten. Hierdoor kan het noodzakelijk blijken om de remblokken vaker, tussen twee onderhoudscontroles door, te laten controleren.
P R A K T I S C H E I N F O R M AT I E WIEL VERWISSELEN Beschikbaar gereedschap Overige accessoires Toegang tot het gereedschap 4. Sleepoog. Zie paragraaf "Slepen van uw auto". Wiel met wieldop IX Het gereedschap bevindt zich in het opbergvak in het rechter zijpaneel in de bagageruimte.
P R A K T I S C H E I N F O R M AT I E Toegang tot het reservewiel bij 7 zitplaatsen ) Verwijder het kunststof beschermdeel A met behulp van de slinger 3. Het noodreservewiel bevindt zich in een metalen houder onder de bagageruimte aan de buitenzijde van de auto. Zie voor het benodigde gereedschap de paragraaf "Toegang tot het gereedschap". Plaatsen van het noodreservewiel Indien uw auto is voorzien van lichtmetalen velgen is het normaal dat bij het monteren de ringen van de bouten de velg niet raken.
P R A K T I S C H E I N F O R M AT I E Toegang tot het reservewiel bij 5 zitplaatsen ) Verwijder het kunststof beschermdeel A met behulp van de slinger 3. Het stalen reservewiel bevindt zich in een kunststof houder met haspel onder de bagageruimte aan de buitenzijde van de auto. Zie voor het benodigde gereedschap de paragraaf "Toegang tot het gereedschap".
P R A K T I S C H E I N F O R M AT I E Demonteren van het wiel Plaats van de auto Zet de auto op een plaats waar het verkeer niet gehinderd wordt en zorg ervoor dat de auto op een vlakke en bij voorkeur horizontale, stabiele en stroeve ondergrond staat. Trek de handrem aan, zet het contact af en schakel de eerste versnelling in om de wielen te blokkeren. Plaats indien nodig een wielblok onder het wiel kruislings tegenover het te verwisselen wiel.
P R A K T I S C H E I N F O R M AT I E Monteren van het wiel Procedure ) Plaats het wiel op de naaf. ) Draai de wielbouten met de hand vast. ) Draai de slotbout met de wielsleutel 1 en de dop 5 enigszins vast (volgens uitvoering). ) Draai de overige wielbouten enigszins vast met alleen de wielsleutel 1. IX 136 Na het verwisselen van het wiel Rijd als het noodreservewiel is gemonteerd niet sneller dan 80 km/h.
P R A K T I S C H E I N F O R M AT I E LAMPEN VERVANGEN Koplampen ! LET OP: ELEKTROCUTIEGEVAAR Het vervangen van een xenonlamp moet worden uitgevoerd door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. 1. Richtingaanwijzers (PY21W - 21 W). 2. Dimlicht (H11 - 55 W) of xenonlampen (D2S - 35 W). 3. Parkeerlicht (W5W - 5 W). 4. Grootlicht (H7 - 55 W). 5. Mistlampen vóór (H11 - 55 W). Raak de lampen uitsluitend met een droge doek aan.
P R A K T I S C H E I N F O R M AT I E Richtingaanwijzers vervangen (1) Toegang tot de lampen links Toegang tot de lampen rechts ) Draai de lamphouder A naar links en verwijder deze. ) Verwijder de lamp en vervang deze. Voer het monteren uit in omgekeerde volgorde. Verwijder, wanneer u een lamp aan de linkerzijde vervangt, de bevestigingsmoer B van de relaiskast en verplaats deze naar achteren.
P R A K T I S C H E I N F O R M AT I E Dimlicht vervangen (2) Parkeerlicht vervangen (3) Grootlicht vervangen (4) ) Schroef de beschermkap F los. ) Neem de stekker los. ) Schroef de beschermkap H los. ) Neem de stekker los. ) Schroef de beschermkap J los. ) Neem de stekker los. IX ) Draai de lamp G naar links en verwijder deze. Voer het monteren uit in omgekeerde volgorde. ) Draai de lamphouder I een kwartslag en verwijder deze. ) Verwijder de lamp en vervang deze.
P R A K T I S C H E I N F O R M AT I E IX 140 Zijknipperlicht vervangen Mistlampen vervangen (5) ) Druk het knipperlicht A naar achteren en verwijder het. ) Maak het knipperlicht los. ) Neem de stekker van het knipperlicht los en vervang het. Voer het monteren uit in omgekeerde volgorde. Neem contact op met het CITROËNnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats voor het verkrijgen van dit onderdeel. ) Draai het stuurwiel tot aan de aanslag om gemakkelijk bij het afdekplaatje A in de wielkast te komen.
P R A K T I S C H E I N F O R M AT I E ) Verwijder met een schroevendraaier de drie klemmen C onder de bumper. ) Til het afdekplaatje D in de wielkast op en schuif het omlaag. ) Neem de stekker E los. ) Draai de lamp F naar links en verwijder deze. Voer het monteren uit in omgekeerde volgorde.
P R A K T I S C H E I N F O R M AT I E Achterlichten 1. Derde remlicht (LED). 2. Remlicht/parkeerlicht (21/5 - W21W - 5 W). 3. Richtingaanwijzers (WY21W - 21 W). 4. Achteruitrijlicht (W21W - 21 W). 5. Kentekenplaatverlichting (W5W - 5W). 6. Mistachterlicht (W21W - 21 W).
P R A K T I S C H E I N F O R M AT I E Lamp achteruitrijlichten vervangen ) Open de achterklep (zie hoofdstuk "Toegang tot de auto"), ) Breng vanaf de binnenzijde van de achterklep een schroevendraaier in de opening van het deksel A om het deksel omhoog te laten komen en te openen. ) Verwijder de lamp C en vervang deze. Voer het monteren uit in de omgekeerde volgorde. Lamp kentekenplaatverlichting vervangen ) Plaats een dunne schroevendraaier in de opening van het lampglas om op de borglip E te drukken.
P R A K T I S C H E I N F O R M AT I E Lamp mistachterlicht vervangen ) Open de achterklep en het onderste deel van de achterklep (zie hoofdstuk "Toegang tot de auto") en klap het klepje A in. ) Verwijder de 4 klemmen B met een schroevendraaier om het klepje van de verlichting los te maken. ) Draai de lamphouder en de lamp D in zijn geheel naar links. ) Verwijder de lamp. Voer het monteren uit in de omgekeerde volgorde. ) Verwijder de schroeven C en verwijder de verlichtingsunit.
P R A K T I S C H E I N F O R M AT I E BINNENVERLICHTING Plafonniers voor en achter Verlichting dashboardkastje ) Steek een schroevendraaier achter de kap van de plafonnier om deze te verwijderen. ) Verwijder de lamp door op de lip A te drukken. Breng, om de kap terug te plaatsen, de haken in lijn met de openingen in de carrosserie van de auto. ) Draai de fitting B linksom en verwijder deze. ) Verwijder de lamp.
P R A K T I S C H E I N F O R M AT I E ZEKERINGEN VERVANGEN Vervangen van een zekering Voordat u een zekering vervangt, dient u eerst de oorzaak van de storing op te sporen en te (laten) verhelpen. ) Traceer de defecte zekering door de geleidende draad te bekijken. Bij het ontwerp van het elektrische circuit van uw auto is reeds rekening gehouden met de montage van zowel de standaarduitrusting als eventuele opties.
P R A K T I S C H E I N F O R M AT I E Zekeringen dashboard De zekeringkasten bevinden zich in het onderste deel van het dashboard achter het gesloten opbergvak aan de linkerkant. Toegang tot de zekeringen ) Open het klepje A, ) Trek het klepje naar u toe en verwijder het, ) Vervang de zekering (zie de desbetreffende paragraaf). Zekering Ampère 1* 30 A Verwarming. 2 15 A Remlichten, derde remlicht, intelligente servicecentrale (BSI). 3 10 A Mistachterlichten.
P R A K T I S C H E I N F O R M AT I E Toegang tot de zekeringen ) Open het klepje A, ) Trek het klepje naar u toe en verwijder het, ) Vervang de zekering (zie de desbetreffende paragraaf). Zekering Ampère Functies 17 10 A Elektronische eenheid vierwielaandrijving. 18 7,5 A Achteruitrijlicht, elektronische eenheid parkeerhulp, achteruitrijcamera, elektronische eenheid airbags. 19 15 A 12 V-aansluiting. 20* 30 A Elektrische ruitbediening. 21* 30 A Achterruitverwarming.
P R A K T I S C H E I N F O R M AT I E Zekeringen in de motorruimte De zekeringkast bevindt zich in de motorruimte naast de accu (linkerzijde). Toegang tot de zekeringen ) Open de motorkap (zie het hoofdstuk "Toegang tot de auto"), ) Druk de haak A in en ontgrendel de sluiting, ) Verwijder het deksel volledig, ) Vervang de zekering (zie de bijbehorende paragraaf), ) Sluit na de werkzaamheden het deksel zorgvuldig, zodat de zekeringkast waterdicht afgesloten is.
P R A K T I S C H E I N F O R M AT I E Zekering Ampère Functies 22 20 A Elektronische eenheid motor, sensor water in diesel, inspuitpomp (Diesel), luchthoeveelheidsmeter, sensoren water in brandstof, lambdasonde, sensor stand nokkenas, elektroklep ontluchten absorptievat, sensor wagensnelheid, elektroklep variabele distributie (VTC), elektroklep EGR. 23 15 A Brandstofpomp, brandstofniveaumeter. 24* 30 A Startmotor. ! IX 150 25 - 26* 40 A Niet gebruikt.
P R A K T I S C H E I N F O R M AT I E ACCU Toegang tot de accu De accu A bevindt zich links in de motorruimte. Toegang tot de accu: ) open de motorkap met de hendel in het interieur en ontgrendel vervolgens de veiligheidshaak aan de buitenzijde, ) bevestig de motorkapsteun, Starten van de motor met een hulpaccu en startkabels Zoeken naar een massapunt ter hoogte van de rechter motorsteun ) Trek de kap 1 aan de voorzijde omhoog om de drie clips 2 los te maken.
P R A K T I S C H E I N F O R M AT I E Laden met behulp van een acculader ) Maak de accupoolklemmen los. ) Verwijder de accu en plaats deze in een geventileerde ruimte. ) Verwijder de doppen en vul indien nodig gedistilleerd water bij. ) Sluit de accu aan op de lader volgens de voorschriften van de fabrikant en zet de lader aan. ) Koppel de accu los van de lader en laat de accu afkoelen. ) Vul indien nodig gedistilleerd water bij. ) Reinig voorzichtig de bovenzijde van de accu. ) Plaats de doppen terug.
P R A K T I S C H E I N F O R M AT I E RUITENWISSERBLADEN VERVANGEN Demonteren van een wisserblad vóór of achter ) Til de desbetreffende ruitenwisserarm op. ) Verwijder het wisserblad door het naar buiten te schuiven. Monteren van een wisserblad vóór of achter ) Controleer bij de ruitenwissers vóór de lengte van het wisserblad, omdat het kortste blad aan de passagierszijde van de auto gemonteerd moet worden. ) Houd het nieuwe wisserblad op zijn plaats en bevestig het.
P R A K T I S C H E I N F O R M AT I E SLEPEN VAN UW AUTO Het vervoeren van uw auto met een bergingsauto Toegang tot het gereedschap Zet de versnellingshendel in de neutraalstand. Vervoer de auto altijd met een bergingsauto. Sleep de auto nooit met de vier wielen op de grond, u kunt hiermee de transmissie beschadigen. De auto mag niet gesleept worden met de voor- of achterwielen op de grond, zelfs als de voorwielaandrijving "2WD" is ingeschakeld.
P R A K T I S C H E I N F O R M AT I E Slepen van een andere auto Algemene aanwijzingen ) Verwijder het klepje in de achterbumper door deze aan de onderzijde los te trekken met behulp van de slinger van de krik 2. ) Draai het sleepoog helemaal vast met de wielsleutel 3. ) Plaats de sleepstang. ) Schakel de alarmknipperlichten van de gesleepte auto in. ! Bij het slepen van de auto met stilstaande motor zijn de rem- en stuurbekrachtiging uitgeschakeld. Volg de huidige wetgeving in uw land op.
P R A K T I S C H E I N F O R M AT I E TREKKEN VAN EEN AANHANGER, EEN CARAVAN... Uw auto is hoofdzakelijk bedoeld voor het vervoer van personen en bagage, maar is tevens geschikt voor het trekken van een aanhanger. ! IX 156 Wij raden u aan gebruik te maken van een speciaal door CITROËN geteste en goedgekeurde trekhaak en kabelset en deze door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats te laten monteren.
P R A K T I S C H E I N F O R M AT I E ALLESDRAGERS MONTEREN Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats voor het monteren van dakrailings. Let, bij het monteren van de dwarsdragers, op de juiste bevestigingsplaatsen. Deze zijn door middel van merktekens op de dakrailing aangegeven. Gebruik de door CITROËN aanbevolen accessoires en houd u aan de montagevoorschriften van de fabrikant.
P R A K T I S C H E I N F O R M AT I E ACCESSOIRES "Veiligheid" : Een ruime keuze aan accessoires en originele onderdelen wordt u aangeboden door het CITROËN-netwerk. Deze accessoires en onderdelen zijn getest en goedgekeurd ten aanzien van bedrijfszekerheid en veiligheid. Ze zijn volledig aangepast aan uw auto, zijn voorzien van een artikelnummer en beschikken over de garantie van CITROËN.
TECHNISCHE GEGEVENS MOTOREN EN VERSNELLINGSBAK Type variant uitvoering Motor Cilinderinhoud (cm ) 3 Boring x slag (mm) Maximum vermogen: ECE-norm (kW) Toerental bij maximum vermogen (/min) Maximum koppel: ECE-norm (Nm) Toerental bij maximum koppel (/min) Brandstof VUSFY0 VVSFY0 VUSFY9 VVSFY9 2,4 liter 2,2 liter HDi FAP 2360 2179 88 x 97 85 x 96 125 115 6000 4000 232 380 4100 2000 Loodvrij Diesel ja ja nee ja Katalysator Roetfilter (FAP) Versnellingsbak VU4HK8 VU4HK8/1P VV4HK8 VV4HK
TECHNISCHE GEGEVENS GEWICHTEN EN AANHANGERGEWICHTEN (IN KG) Motoren Handgesschakeld (5 versnellingen) Type variant uitvoering VUSFY0 VVSFY0 VUSFY9 VVSFY9 VU4HK8 VV4HK8 VU4HK8 VV4HK8 VU4HK8/1P VV4HK8/1P Uitvoering 5 zitplaatsen 7 zitplaatsen 5 zitplaatsen 7 zitplaatsen 5 zitplaatsen 7 zitplaatsen 5 zitplaatsen 1650 1685 1680 1715 1790 1825 1 810 CVT (6 versnellingen) Handgeschakeld (6 versnellingen) DCS (6 versnellingen) 7 zitplaatsen 1 845 • Maximaal technisch toegestane massa totaal
TECHNISCHE GEGEVENS AFMETINGEN (IN MM) X 161
TECHNISCHE GEGEVENS IDENTIFICATIEGEGEVENS X 162 A. Constructeursplaatje. Dit nummer is ingeslagen in een plaatje op de middenstijl aan de passagierszijde. B. Serienummer onder de motorkap. Dit nummer is ingeslagen in de carrosserie, bij de voorruit. C. Kentekenplaat vóór. D. Banden en kleurcode van de lak.
TECHNISCHE GEGEVENS X 163
A U D I O e n D ATA C O M M U N I C AT I E AUDIO-CD-SYSTEEM Eén of meer CD's uitwerpen. CD-compartiment. Eén of meerdere CD's plaatsen. Audio-instellingen kiezen en regelen (BASS, TREBLE, ...). Handmatig omhoog en omlaag zoeken naar zenders/PTY. Functie-instellingen (AF/REG/TP/SCV/...). Vorige/volgende MP3-map zoeken. Autoradio in-/uitschakelen. Volume verlagen/verhogen. CD-speler/CD-wisselaar selecteren. Radio selecteren. Band selecteren (FM, MW, LW). Automatisch zenders opslaan (autostore).
A U D I O e n D ATA C O M M U N I C AT I E Versneld achteruit zoeken. Weergave CD-Text/MP3/ID3-Tag. Multifunctioneel display. Verkeersinformatie zoeken (TP). Informatie weergeven per pagina. PTY inschakelen/ uitschakelen. Begin afspelen van elke track (map MP3/Disc). Herhaald afspelen (track/MP3-map/disc). Handmatig zenders opslaan en selecteren/PTY (12 t/m 17). Vorige disc selecteren. Willekeurig afspelen (tracks/MP3-map/disc). Versneld vooruit zoeken. Volgende disc selecteren.
A U D I O e n D ATA C O M M U N I C AT I E STUURKOLOMSCHAKELAARS Inschakelen Druk meer dan twee seconden op toets 1. De laatst geselecteerde audiobron voordat het systeem werd uitgeschakeld, wordt weer ingeschakeld. Uitschakelen Druk meer dan twee seconden op toets 1. 1. Aan/Uit en selecteren van geluidsbron, radio of CD 2. Volume verlagen 3. Volume verhogen 4. Zoeken naar radiozenders in oplopende frequentie/ Volgende track/ Snel vooruitspoelen 5.
A U D I O e n D ATA C O M M U N I C AT I E ALGEMENE FUNCTIES Inschakelen Druk op de toets "PWR". De laatst gebruikte geluidsbron wordt automatisch ingeschakeld. De autoradio kan worden gebruikt als het contact in de stand "ON" of "ACC" staat. Uitschakelen Druk nogmaals op de toets "PWR". Volumeregeling Draai de knop "VOL" naar links om het volume te verlagen en naar rechts om het volume te verhogen. Audio-instellingen Druk meerdere keren op de knop "SOUND" om de audio-instellingen te wijzigen.
A U D I O e n D ATA C O M M U N I C AT I E Surround instellen met "FIELD" Draai aan de knop "SOUND" om de surroundinstellingen te wijzigen: NORMAL / STAGE / LIVE / HALL. Wanneer u uw surroundvoorkeur hebt bepaald, bevestigt u deze door de knop "SOUND" in te drukken. "NORMAL": benadrukt de stemmen op de voorgrond en de instrumenten omringen de luisteraar. "STAGE": benadrukt de stemmen, alsof de luisteraar zich voor het podium bevindt.
A U D I O e n D ATA C O M M U N I C AT I E RADIO Radiofunctie selecteren Druk op de toets "PWR" of op de toets "AM/FM" om de radio in te schakelen. Een band selecteren Druk herhaaldelijk op de toets "AM/FM" om de gewenste band te selecteren: F M 1 / F M 2 / F M 3 / M W / LW / FM1... Automatisch zenders zoeken Druk op de toets "SEEK " of "SEEK " om te zoeken naar lagere of hogere frequenties. Het zoeken begint automatisch, en stopt wanneer de eerstvolgende zender gevonden wordt.
A U D I O e n D ATA C O M M U N I C AT I E RDS De RDS-functie (Radio Data System) op de FM-band biedt de volgende mogelijkheden: - weergave van informatie, zoals de naam van een radiozender, ... - dezelfde zender ontvangen in verschillende regio's, - tijdelijk overschakelen naar verkeersinformatie. De meeste FM-radiozenders maken gebruik van RDS en zenden naast programma's ook niet-hoorbare tekstinformatie uit.
A U D I O e n D ATA C O M M U N I C AT I E Waarschuwingsberichten "ALERT" Wanneer een waarschuwingsbericht wordt uitgezonden, wordt de huidige weergave van een radiozender of andere audiobron tijdelijk onderbroken. Op het display verschijnt de tekst "ALERT" en het volume wordt aangepast. Na het waarschuwingsbericht verdwijnt deze tekst en het oorspronkelijke volume wordt hersteld.
A U D I O e n D ATA C O M M U N I C AT I E Functie-instellingen CD-SPELER Hiermee kunnen verschillende functies worden in- of uitgeschakeld. Hiermee kan een audio-CD (CD-DA, CD-Text, CD-R/RW) of een MP3-CD worden afgespeeld. Druk minimaal twee seconden op de knop "TUNE" om de functie-instellingen in te schakelen. Druk vervolgens herhaaldelijk op dezelfde knop om de volgende functies te wijzigen: AF / CT/REG / TP-S / PTY (taalkeuze) / SCV / PHONE / OFF.
A U D I O e n D ATA C O M M U N I C AT I E Begin van elke track afspelen Druk op de toets "SCAN" om de eerste tien seconden van elke track op de disc af te spelen. Op het display verschijnt "SCAN" en het nummer van de desbetreffende track knippert. Druk nogmaals op de toets om de functie uit te schakelen. De geluidskwaliteit van CD-R/RW's is afhankelijk van de gebruikte brander, software en brandsnelheid.
A U D I O e n D ATA C O M M U N I C AT I E Map doorlopend afspelen Druk minimaal twee seconden op de toets "RPT" om alle tracks in de huidige map doorlopend af te spelen. "D-RPT" verschijnt op het display. Druk nogmaals op deze toets om de functie weer uit te schakelen. Map afspelen in willekeurige volgorde Druk op de toets "RDM" om alle tracks in de huidige map in willekeurige volgorde af te spelen. "RDM" verschijnt op het display. Druk nogmaals op deze toets om de functie weer uit te schakelen.
A U D I O e n D ATA C O M M U N I C AT I E CD-WISSELAAR Zie ook "CD-Text weergave" en "MP3CD's / ID3-TAGS". Alle CD's plaatsen Alle CD's uitwerpen Selecteren van de CD-wisselaar Druk minimaal twee seconden op de toets "LOAD". De CD-wisselaar kiest vervolgens de lege tray met het laagste nummer en wacht tot een CD wordt geplaatst. Op het display verschijnt "LOAD DISC Nr. (1-6)"; plaats de CD in de desbetreffende tray.
A U D I O e n D ATA C O M M U N I C AT I E Audio-CD CD herhalen Begin van elke track afspelen Snelzoeken Druk minimaal twee seconden op de toets "RPT" om de huidige CD doorlopend af te spelen. Op het display verschijnt "D-RPT". Druk nogmaals op de toets om deze functie uit te schakelen. Druk op de toets "SCAN" om de eerste tien seconden van elke track op de CD af te spelen. Op het display verschijnt "SCAN" en het nummer van de afgespeelde track gaat knipperen.
A U D I O e n D ATA C O M M U N I C AT I E FOUTMELDINGEN Raadpleeg bij foutmeldingen op het display onderstaande tabel, voor een beschrijving van het probleem en mogelijke oplossingen. FOUTMELDING BESCHRIJVING OPLOSSING Geen disc aanwezig. Disc niet compatibel. Plaats een disc. ERROR 01 Disc niet goed geplaatst. Condens op de disc. Plaats de disc met de bedrukte zijde naar boven. Maak de disc droog. ERROR 02 Disc is vuil, vervormd of heeft krassen. Auto trilt hevig.
A U D I O e n D ATA C O M M U N I C AT I E AUDIO-TELEMATICASYSTEEM AUDIO: weergave Audio/video (FM,CD, Music Server,...) of Navigatie (kaart). SCALE: wijzigt de schaal van de kaart. ENT: bevestigt het op het display geselecteerde item. Sommige functies worden bevestigd door het touchscreen aan te raken. VOL: volumeregeling audio/video. POWER: alleen audiosysteem inschakelen/uitschakelen. Geluid uit/aan. Voor- of achteruit zoeken naar: - een radiozender, - een audiotrack (CD), - een hoofdstuk (DVD).
A U D I O e n D ATA C O M M U N I C AT I E BEDIENING VAN DE MENU'S MODE: menu Audio/video: - radio, - audio-CD, MP3 en WMA, - Music Server, - DVD. INFO: menu Informatie voor weergave of wijziging van de instellingen van de auto. SET: menu Instellingen: - scherm uitschakelen, - geluidsinstellingen, - beeldinstellingen, - taalkeuze, tijdzone en eenheden, - beeldschermformaat DVD, - spraaksynthese routeplanner, kleurenpalet display en weergave audio/video-pictogram, - diverse instellingen.
A U D I O e n D ATA C O M M U N I C AT I E NAVIGATIESYSTEEM GPS Hoe is de werking van het navigatiesysteem en het GPS ? Het ingebouwde navigatiesysteem leidt de bestuurder naar elke gewenste bestemming, via een vooraf gekozen route. Het systeem zoekt eerst de gewenste bestemming, berekent vervolgens de beste route, en geeft de bestuurder aanwijzingen in beeld en geluid.
A U D I O e n D ATA C O M M U N I C AT I E Weergave van informatie op de kaart tijdens navigatie A B C D E F G Weergave van één kaart. H A. Richtingspictogram: geeft in de routeplanner aan of bij het volgende knooppunt naar links of naar rechts moet worden afgeslagen en op welke afstand het knooppunt zich bevindt. B. Traject: geeft de hele route weer tot aan de eindbestemming. C. Volgen auto op de kaart: geeft de positie van de auto weer tijdens het rijden. D.
A U D I O e n D ATA C O M M U N I C AT I E Bestemming zoeken met behulp van een adres of Point of Interest (POI) A A1 A1 A2 A3 A4 A5 A6 A2 A3 A4 A5 A6 B A B B1 C B1 B2 B3 B4 B2 B3 B4 B5 B5 C XI 182 C1 C2 C3 C4 C5 C6 C7 C8 Binnen een straal van circa 100 km kunnen maximaal 100 Points of Interest worden getoond. C1 C2 C3 C4 C5 C6 C7 C8 - Kies een bestemming door een adres of straatnaam in te voeren.
A U D I O e n D ATA C O M M U N I C AT I E Selectie van een eerdere bestemming, adres in het geheugen of terugreis D - Kies een bestemming uit de lijst met de 20 laatstgebruikte bestemmingen. E E1 D E F E2 E3 - Kies een bestemming uit de adressenlijst in het geheugen. Sorteer op: E1 - Pictogram, E2 - Naam, E3 - Datum. F - Kies een rechtstreekse terugreis. Druk de eerste keer op ja om uw huisadres op te slaan in het geheugen.
A U D I O e n D ATA C O M M U N I C AT I E Navigatie-instellingen (1/2) G XI H G1 G2 G4 G5 G3 G - Navigatie-instellingen selecteren: G1 - weergavemogelijkheden display: - 1 of 2 navigatiekaarten tonen, - POI's en geselecteerde pictogrammen tonen of verbergen, - kleurenschema kaart wijzigen, - huidige straatnaam tonen of verbergen, - huidig adres tonen of verbergen. G2 - route-instellingen zoals: - verkeersproblemen vermijden, - geselecteerde zones vermijden, - wegen op bepaalde tijden vermijden.
A U D I O e n D ATA C O M M U N I C AT I E Navigatie-instellingen (2/2) H H1 H2 H1 H2 H3 H4 H3 H4 - Navigatiegegevens invoeren en een voorgeprogrammeerde route simuleren: - alternatieve route kiezen om een regio of probleem te vermijden, - bestemming kiezen door middel van geavanceerd zoeken naar een POI langs de autosnelweg of in de nabijheid van een afrit, - simulatie route starten/stoppen, - eerder opgeslagen kaart tonen.
A U D I O e n D ATA C O M M U N I C AT I E Selecteren pictogrammen Points Of Interest (POI) op de kaart General Centre Place Shopping, money and business (groen) U kunt maximaal 40 pictogramtypen van Points Of Interest op de kaart laten weergeven. Druk achtereenvolgens op de toetsen MENU en [Navigation/Settings]. Druk achtereenvolgens op [Screen] en [Select] op de regel met Points Of Interest. Druk op [4] op het touch-screen. XI 186 Selecteer de gewenste Points Of Interest.
A U D I O e n D ATA C O M M U N I C AT I E Toets Functie Werking Druk op de toets MENU. Druk op [Address/Junction]. Druk op [Country] en voer de naam van het land in op het touchscreen. Na het intoetsen van de eerste letter(s) ziet u een lijst van maximaal vijf landen, of druk op [List] als het gewenste land er niet in staat. U kunt één van de vijf laatst gekozen landen selecteren door in de regel "Country" op [Last 5] te drukken.
A U D I O e n D ATA C O M M U N I C AT I E Een adres invoeren en routebegeleiding starten (2/2) Toets Functie Druk op [Street] en voer een straatnaam in op het touchscreen. Na het intoetsen van de eerste letter(s) ziet u een lijst met maximaal vijf straatnamen, of druk op [List] als de gewenste straat er niet in staat. Druk op [House #] en voer het huisnummer in op het touchscreen. U kunt ook de naam van een knooppunt invoeren in plaats van een huisnummer.
A U D I O e n D ATA C O M M U N I C AT I E Verkeersinformatie Tijdens het navigeren ontvangt u van het systeem real-time verkeersinformatie. Als de dynamische navigatie is geactiveerd door de toets MENU, [Navigatieinstellingen] en vervolgens [TMC] in te drukken, kan het systeem u vervolgens een alternatieve route bieden. Toets Functie Werking Druk op [Route]. Druk op [Show new route]. Het syteem biedt u een alternatieve route (dynamische navigatie)..
A U D I O e n D ATA C O M M U N I C AT I E AUDIO-VIDEO Radio, RDS, AF, REG, TP, PTY Hoe werkt RDS? - De RDS-functie op de FM-band biedt de volgende mogelijkheden: dezelfde zender ontvangen in verschillende regio's (als de zender daar dekking heeft), tijdelijk overschakelen naar verkeersinformatie, weergave van informatie, zoals de naam van de radiozender. De meeste FM-zenders maken gebruik van RDS. Naast programma's zenden zij ook niethoorbare tekstinformatie mee.
A U D I O e n D ATA C O M M U N I C AT I E Informatieweergave Radio A B C D E F N M L G K J I H A. Wanneer een voorkeuzezender wordt geselecteerd, geeft het display het bijbehorende nummer weer. B. Als de radio RDS-gegevens ontvangt, verschijnt de naam van de zender op het display. Als dit niet mogelijk is, wordt de frequentie weergegeven. C. Het display geeft aan wanneer een programma in stereo wordt uitgezonden. D. Het display geeft weer of de AFfunctie is ingeschakeld. E.
A U D I O e n D ATA C O M M U N I C AT I E Radio, FM-zenders kiezen en voorkeuzezenders opslaan Toets Functie Druk op de toets MODE. Druk op FM. Standaard wordt eerst de FM1-band weergegeven. Druk op [ Tune] om terug te zoeken of op [ Tune ] om vooruit te zoeken. Het systeem zoekt in stappen van 0,1 MHz. Houd de toets ingedrukt om automatisch een zender te ontvangen. U kunt op [ Seek] of [Seek ] drukken om te zoeken naar alle zenders die momenteel te ontvangen zijn.
A U D I O e n D ATA C O M M U N I C AT I E Radio, RDS-instellingen Toets Functie Werking Druk op de toets MODE. Druk op FM. Standaard worden de zenders op de FM1-band op het display weergegeven. Druk op [^]. Druk op [RDS Settings]. Druk op [On] of [Off] om de volgende functies in of uit te schakelen: - AF : automatisch zoeken naar de beste frequentie, - REG : overschakelen naar regionale frequenties, - TP : automatisch zenders selecteren die verkeersinformatie uitzenden.
A U D I O e n D ATA C O M M U N I C AT I E CD-speler Met uw audio-telematicasysteem kunt uw audio-CD's beluisteren (CDDA, CD-Text, CD-R/RW) of MP3-en WMACD's. Audio-CD afspelen Wanneer een audio-CD wordt geplaatst, wordt deze automatisch afgespeeld. De tracks kunnen worden opgeslagen op de harde schijf. Dankzij de koppeling tussen de harde schijf en de "Gracenote CD Database" kunnen de titels van tracks worden herkend.
A U D I O e n D ATA C O M M U N I C AT I E Weergave in CD-modus en CD-opname A B C D K E F J I A. B. C. D. E. De toets CD werkt alleen wanneer zich een CD in de speler bevindt. Druk op Open om het display in de verticale stand te zetten. H H. Weergave nummer en naam track. Deze functie is niet beschikbaar tijdens het rijden en wordt niet getoond. I. Weergave submenu. J. Cursor verplaatsen naar huidige track. K. Weergave nummer en naam huidige track. G Naam album. Naam artiest.
A U D I O e n D ATA C O M M U N I C AT I E CD afspelen Toets Functie Druk achtereenvolgens op de toetsen MODE en CD, als er zich al een CD in de speler bevindt. Zodra u een nieuwe CD in de CD-speler plaatst, wordt deze automatisch afgespeeld. Een track selecteren Druk op [ Track] om de vorige track te selecteren of terug te keren naar het begin van de huidige track. Houd de toets ingedrukt voor versneld achterwaarts afspelen. Druk op [Track ] om de volgende track te selecteren.
A U D I O e n D ATA C O M M U N I C AT I E CD opnemen in de Music Server (1/3) Toets Functie Werking Automatische opname alle tracks Wanneer een CD wordt geplaatst, worden alle tracks automatisch opgenomen. Deze automatische opname is standaard voorgeprogrammeerd in de fabriek. Als u de opnamestand gewijzigd hebt (handmatig of eerste track) tijdens het afspelen drukt u op [^] om het submenu te activeren. Druk op [REC. Setting]. Druk op [Auto REC.] en bevestig met [Back].
A U D I O e n D ATA C O M M U N I C AT I E CD opnemen in de Music Server (2/3) Toets Functie Losse tracks opnemen U kunt tracks handmatig één voor één opnemen. Druk tijdens het afspelen van een CD op [^} om het submenu te activeren. Druk op [REC. Setting]. Druk op [Manual REC.] en bevestig met [Back]. Kies na het programmeren de track die moet worden opgenomen en druk op [^]. Druk op [REC. Start] om de opname van de geselecteerde track te starten.
A U D I O e n D ATA C O M M U N I C AT I E CD opnemen in de Music Server (3/3) Toets Functie Werking Automatische opname eerste track U kunt voorprogrammeren dat de eerste track automatisch wordt opgenomen zodra een CD wordt geplaatst. Druk tijdens het afspelen van een CD op [^] om het submenu te activeren. Druk eerst op [REC. Setting], daarna op [REC.] en bevestig met [Back]. Werp de huidige CD uit en plaats een nieuwe CD, de eerste track wordt automatisch opgenomen.
A U D I O e n D ATA C O M M U N I C AT I E Music Server Algemeen Hoe werkt de Music Server? Met uw Audio-Telematicasysteem kunt u audio-CD's kopiëren in een Music Server op een harde schijf van 10 Gb, met een maximum van 2500 nummers. Audio-CD tracks (geen MP3 of WMA) kunnen op 4-speed worden opgenomen en opgeslagen in de Music Server op de harde schijf. Zie hiervoor het hoofdstuk "CD opnemen". In de Music Server kunt u deze tracks beheren in groepen of playlists.
A U D I O e n D ATA C O M M U N I C AT I E Weergegeven informatie op de Music Server A B C D E F G M L K J I H A. Het nummer en de naam van de huidige track. B. Het nummer en de naam van de huidige playlist. C. De naam van de artiest van de huidige playlist. D. De speelduur van de huidige track. E. De geselecteerde afspeelwijze. F. Groepenlijst: positie van de cursor en het totaal aantal groepen. Playlist: positie van de cursor en het totaal aantal playlists.
A U D I O e n D ATA C O M M U N I C AT I E Selectie van een track of playlist op de Music Server Toets Functie Druk achtereenvolgens op de toets MODE en op Music Server. De playlists worden weergegeven door middel van een doorlopend menu. De server kan tegelijkertijd een track afspelen en een andere track van een CD opnemen. Deze kan pas worden afgespeeld als de opname voltooid is.
A U D I O e n D ATA C O M M U N I C AT I E Groepen en playlists aanmaken op de Music Server Functie Toets Werking Groepen aanmaken Druk op [^] om het submenu te openen. Druk op [New Group], voer een naam in voor de groep, en druk op [Validate]. De groep is nu opgeslagen op de Music Server. Playlists samenstellen Druk op [^] om het submenu te openen, en druk op [Function Settings]. Druk vervolgens op [New Playlist]. Selecteer de groep waaraan u de playlist wilt toevoegen.
A U D I O e n D ATA C O M M U N I C AT I E MP3- en WMA-CD's MP3- en WMA-CD's afspelen Het afspelen begint automatisch zodra een MP3- of WMA-CD wordt geplaatst. De tracks op deze CD's kunnen niet worden opgenomen op de Music Server. Het systeem kan maximaal 400 bestanden, 255 mappen en 8 niveau's weergeven.
A U D I O e n D ATA C O M M U N I C AT I E Informatieweergave CD, MP3, en WMA A B C D I. E N F G J. M K. H L De toets CD werkt alleen als er een CD in de speler is geplaatst. Druk op Open om het display open te klappen. K J I A. Weergave nummer en naam huidige track. B. Weergave naam album. C. Weergave naam artiest. D. Weergave speelduur huidige track. E. Weergave huidige afspeelmodus. F. Weergave positie cursor en totaal aantal mappen of tracks op het huidige niveau. G.
A U D I O e n D ATA C O M M U N I C AT I E MP3/ WMA CD (1/2) afspelen Toets Functie Druk op de toets MODE, daarna op CD als er al een CD in de speler zit. Plaats anders een CD in de speler en deze start automatisch met afspelen. Navigeren binnen mappen U kunt één niveau tegelijk verdergaan bij het navigeren. Druk op de naam van de map en bij elke druk verschijnt de lijst met onderliggende mappen.
A U D I O e n D ATA C O M M U N I C AT I E MP3/ WMA CD afspelen (2/2) Toets Functie Werking Track selecteren Druk op [ Track] om de vorige track te selecteren of om terug te gaan naar het begin van de track die afgespeeld wordt. Blijf drukken om snel terug te spoelen. Druk op [ Track ] om de volgende track te selecteren. Blijf drukken om snel vooruit te spoelen. Afspeelwijze veranderen Druk op [^] om in het secundaire menu te komen. Druk op [Repeat] om de geselecteerde track herhaald af te spelen.
A U D I O e n D ATA C O M M U N I C AT I E DVD-MODUS Weergave DVD-informatie A B C D E R F Q G P H O I N J M De toets DVD werkt alleen wanneer zich een DVD in de speler bevindt. L K A. Dit pictogram verschijnt wanneer de gewenste functie niet beschikbaar is. B. Weergave huidig hoofdstuk. C. Weergave nummer huidige titel. D. Weergave pictogrammen huidige afspeelstatus. E. Weergave speelduur. F. Afspelen hervatten na een pauze of slowmotion-weergave. G. Het afspelen tijdelijk onderbreken.
A U D I O e n D ATA C O M M U N I C AT I E DVD afspelen Functie Toets Werking Druk op de toets MODE, daarna op DVD als er al een DVD in de speler geplaatst is. Plaats anders een DVD in de speler en het beeld verschijnt automatisch op het scherm. Druk op het scherm om toegang tot het menu te verkrijgen. Tijdens het rijden wordt alleen het geluid en geen beeld weergegeven.
A U D I O e n D ATA C O M M U N I C AT I E INSTELLINGEN Scherm, geluid, beeld A - Scherm uitschakelen. Raak het scherm aan of druk op een willekeurige toets om het weer in te schakelen. B A B C B1 B2 B3 C1 C2 C3 C4 C5 XI 210 - Geluidsinstellingen selecteren als een audiobron wordt geselecteerd (FM, CD, etc.
A U D I O e n D ATA C O M M U N I C AT I E Tijd, datum, taal, eenheid, beeldgrootte D D1 D2 D3 D4 D1 D2 D3 D4 D E E1 E2 E3 E4 - Kies basisinstellingen van het systeem voor: - het instellen van de tijd door middel van het RDS-signaal, de tijdszone, zomertijd, - de taal (English, Français, Deutsch, Nederlands, Portuguese, Español, Svenska, Italiano, Dansk), - de eenheden voor het berekenen van afstanden (km of miles en °C of °F), - andere instellingen zoals: - het volume van de navigatiestem, - he
A U D I O e n D ATA C O M M U N I C AT I E Uitrustingen, contrast, verkeersinformatie (TP) F F1 F2 F3 - Kies om de aanwezige systemen in uw auto in te stellen of te configureren (voorbeeld: inklappen/ uitklappen buitenspiegels, het sluiten van de ruiten bij vergrendeling van de auto, vertraging en gevoeligheid van de automatische verlichting, snelwegfunctie van de richtingaanwijzers, etc.
A U D I O e n D ATA C O M M U N I C AT I E INFORMATIE Systeemversie, satelliet A A1 A2 A3 A1 A2 A3 A B B2 B1 B4 B3 B5 B6 B8 B7 - Systeeminformatie: softwareversie, versie navigatiekaarten, versie database met systeeminformatie. Voor updates zijn DVD's met nieuwe versies beschikbaar, plaats deze en volg de aanwijzingen op het display.
A U D I O e n D ATA C O M M U N I C AT I E Kalender, trip D1 D2 C D C - Bijzondere gebeurtenissen of verjaardagen noteren op de kalender. Gebruik de pijlen om een datum te selecteren en klik op de gewenste dag om de gebeurtenis weer te geven. D D1 D2 D3 D4 - D3 D4 D5 D5 - D6 D6 - D7 D8 D7 - D7 Met de dubbele pijlen kan gewisseld worden tussen het huidige, het vorige en het volgende scherm.
A U D I O e n D ATA C O M M U N I C AT I E Omgeving, airconditioning, telefoon E1 E2 E E1 E2 E3 - Omgevingsinformatie: hoogte, luchtdruk, buitentemperatuur. Bij kans op gladheid verschijnt het vorst-pictogram. F F1 F2 F3 F4 F5 F6 - Weergave airconditioning: snelheid ventilator, luchtcirculatiekeuze, voorruitontwaseming, airconditioning, achterruitverwarming, indicatie mode AUTO.
A U D I O e n D ATA C O M M U N I C AT I E HANDSFREE TELEFOON Algemeen Audiosysteem inschakelen/uitschakelen. Hoe werkt Bluetooth® handsfree bellen met spraakherkenning? Dankzij draadloze Bluetooth® technologie kunt u vanuit de auto handsfree bellen met uw mobiele telefoon, mits deze is voorzien van Bluetooth®. Het systeem heeft een spraakherkenningsfunctie waarmee u via gesproken commando's of de bediening op het stuurwiel en de microfoon in de plafonnier een telefoongesprek kunt voeren.
A U D I O e n D ATA C O M M U N I C AT I E Taalkeuze en spraakherkenning Taalkeuze gesproken commando's Het systeem is bij ingebruikname standaard ingesteld op Engelse spraakherkenning. 1 - Druk op de toets PARLER (Spreken). 2 - Zeg "Setup" (Instellingen). 3 - Zeg "Language" (Taal). Stemherkenning gebruiker Met de stemherkenningsfunctie kan het systeem voor elke taal het stemgeluid van één gebruiker leren herkennen.
A U D I O e n D ATA C O M M U N I C AT I E Voorgeprogrammeerde nummers XI 218 1 # 790 (voor # = "Hekje") 16 55 66 77 88 99 31 Home, Work, Mobile, Pager 2 * 671 (voor * = "Sterretje") 17 44 33 22 11 00 32 List Names 3 212 - 4 903 18 Call 293 - 5804 33 No 4 235 - 3 494 19 Call * 350 34 Phonebook: Delete 5 315- 5 657 20 Call 1 (234) 567 - 8 901 35 Phonebook: New entry 6 456 - 7 930 21 Dial 639 - 1542 36 Previous 7 793 - 5 462 22 Dial # 780 37 Phonebook: Delete all 8
A U D I O e n D ATA C O M M U N I C AT I E Combineren met uw Bluetooth® telefoon Het systeem kan worden gecombineerd met maximaal zeven mobiele telefoons met Bluetooth®. De telefoon met de hoogste prioriteit wordt automatisch met het systeem gecombineerd. Combineren kan alleen wanneer de auto stilstaat met aangetrokken handrem. 1 - Druk op de toets PARLER. 2 - Zeg "Setup". 3 - Zeg "Pairing options". 4 - Het systeem meldt: "Do you want to pair a phone, dete a phone or list paired phones?".
A U D I O e n D ATA C O M M U N I C AT I E Telefoonnummer kiezen, geheugen Hiervoor dient u vooraf een mobiele telefoon met Bluetooth® aan het systeem te hebben gekoppeld. Een telefoonnummer kiezen 1 - Druk op de knop PARLER. 2 - Zeg "Dial". 3 - Het systeem antwoordt met: "Number please". 4 - Noem het telefoonnummer. 5 - Wanneer het systeem u vraagt dit nummer te bevestigen, zeg dan "Yes". Zeg "No" om terug te gaan naar de vorige stap.
A U D I O e n D ATA C O M M U N I C AT I E Een telefoongesprek starten met een naam uit het telefoonboek, een gesprek aannemen Een naam uit het telefoonboek gebruiken Hiervoor dient u de naam vooraf te hebben opgeslagen in het telefoonboek. 1 - Klik op de toets PARLER. 8 - Antwoord met "Yes" om te bevestigen of "No" om terug te keren naar stap 4. 9 - Het systeem antwoordt met "Calling" at en start het gesprek. 2 - Zeg "Call". 3 - Het systeem antwoordt met "Name please".
A U D I O e n D ATA C O M M U N I C AT I E Gesproken commando's (1/2) Druk op deze toets om spraakherkenning in te schakelen.
A U D I O e n D ATA C O M M U N I C AT I E Gesproken commando's (2/2) Druk op deze toets om spraakherkenning in te schakelen.
ZOEKEN OP AFBEELDING EXTERIEUR VOOR Sleutel afstandsbediening, starten, batterijen ......................... 73-76 Centrale vergrendeling ......................79 Open dak ..................................... 82-83 Buitenspiegels ...................................61 Ruitenwisser vóór ........................ 90-91 Regensensor .....................................90 Portieren openen/sluiten.............. 79-80 Motorkap openen.............................126 Brandstofvuldop, brandstof tanken ....
ZOEKEN OP AFBEELDING EXTERIEUR ACHTER Accessoires .....................................158 Allesdragers.....................................157 Derde remlicht .................................142 Buitenspiegels ...................................61 Achterklep.................................... 80-81 Ruitenwisser achter ...........................91 Zijknipperlichten...............................140 Reservewiel, krik, wiel verwisselen, monteren............. 132-136 Portieren openen/sluiten..............
ZOEKEN OP AFBEELDING COCKPIT Instrumentenpaneel, tellers, kilometerteller ....................................21 Venster voor parkeer-/tolkaart ...........63 Boordcomputer ..................................34 Plafonniers................................... 92-93 Verklikkerlampjes, meldingen ...... 22-30 Displays ....................................... 39-43 Binnenspiegel ....................................62 Tijd aanpassen ............................ 39-43 Meters, displays..........................
ZOEKEN OP AFBEELDING STUURKOLOMSCHAKELAARS Verlichting .................................... 86-88 dimlicht, - grootlicht, - mistverlichting. Ruitenwissers .............................. 90-91 Ruitensproeier ............................. 90-91 Automatische verlichting....................88 Koplampsproeiers..............................90 Bediening autoradio.................166, 178 Snelheidsregelaar/-begrenzer ...121-122 Koplampverstelling ............................89 Parkeerhulp ..................
ZOEKEN OP AFBEELDING Interieur Stoelen ........................................ 50-52 - hoofdsteunen, - bediening stoelverwarming. Stoelen achter ............................. 53-57 Indeling achter ............................. 69-72 - sjorogen, - opbergvakken, - bagageafdekking. Airbags ..................................... 108-111 Achterbank (7-persoonsuitvoering)................. 58-60 Plafonnier, interieur...................... 92-93 Kinderzitjes ................................
ZOEKEN OP AFBEELDING Gegevens - Onderhoud Motoren ...........................................159 Gewichten, aanhangergewichten ....160 Niveaus controleren................. 129-131 - brandstoftoevoer, - oliepeilstok, - stuurbekrachtigingsvloeistof, - remvloeistof, - koelvloeistof. Afmetingen ......................................161 Lucht- en oliefilter, controles .... 129-131 Identificatie auto ..............................162 Zekeringen...............................
TREFWOORDENREGISTER A Aanhangergewichten ................ 159 Aansluiting 12V.... 64, 66, 67, 70, 71 Aansteker ................................... 66 ABS .......................................... 103 ABS met elektronische remdrukregelaar .................... 103 Accessoires .............................. 158 Accu.......................................... 130 Accuniveau (controle) ............... 130 Achterbank ........................... 53, 58 Achterklep.............................
TREFWOORDENREGISTER D „DCS” versnellingsbak .............. 115 Dashboardkastje met koeling ........................ 64, 65 Dashboardverlichting (dimmer) .................................. 43 Datacommunicatieaudio...... 178-182, 186, 190, 191, 194, 196, 197, 202-204, 208-210, 213, 216, 217, 220-222 Derde remlicht .......................... 142 Diesel........................................ 128 Dieselmotor .................. 29, 85, 128 Dimlicht .....................................
TREFWOORDENREGISTER M Menu's (audio) .......................... 179 Milieu .................................... 19, 76 Milieubewust rijden ..................... 19 Mistachterlicht..................... 87, 142 Mistlampen ................................. 87 Mistlampen vóór ................. 87, 137 Monochroom display .................. 39 Motoren .................................... 159 Motorruimte ...................... 127, 128 MP3 (CD).................................. 204 Muziekserver ....
TREFWOORDENREGISTER V Veiligheidsgordels............. 106, 107 Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen.................... 76, 94, 97-101 Vensters voor parkeer-/ tolkaarten................................. 63 Ventilatie ............................... 19, 44 Ventilatieroosters ........................ 44 Verklikkerlampjes................... 22-24 Versnellingsbak, handgeschakeld .................... 130 Versnellingsbak ”CVT” .............. 113 Versnellingshendel ..................... 19 Verwarming............
234
235
236
237
238
239
240
Dit instructieboekje behandelt alle beschikbare uitrustingen van dit model. Uw auto is, afhankelijk van het uitrustingsniveau, de uitvoering en de specifieke kenmerken voor het land waarvoor de auto bestemd is, slechts van een deel van de in dit boekje vermelde uitrustingen voorzien. Aansprakelijkheid voor de gegeven beschrijvingen en illustraties wordt niet aanvaard.
11CCR.