Operation Manual

Directe aansluiting via een netwerkkabel (met afdrukserver)
Een afdrukserver is een aangewezen computer waarmee centraal alle afdruktaken van clients worden beheerd. Als uw
printer in een kleine werkgroepomgeving wordt gedeeld en u wilt alle afdruktaken in dit netwerk beheren, dan sluit u de
printer aan op een afdrukserver.
1. Plaats de cd Drivers and Utilities in het cd-romstation.
De cd Drivers and Utilities start de installatiesoftware automatisch.
2. Als het scherm van de cd Drivers and Utilities wordt weergegeven, klikt u op Network Installation - Install the
printer for use on a network (Netwerkinstallatie - De printer alleen voor gebruik op een netwerk installeren) en
klikt u op Next (Volgende).
3. Selecteer I am setting up a print server to share printers with others on the network (Ik stel een
afdrukserver in om printers met anderen in het netwerk te delen) en klik op Next (Volgende).
4. Selecteer de netwerkprinter(s) die u wilt installeren.
Als uw printer niet in de lijst staat, klikt u op Refresh List (Lijst vernieuwen) om de lijst te vernieuwen of op
Manual Add (Handmatig toevoegen) om een printer aan het netwerk toe te voegen.
5. Klik op Next (Volgende).
6. Voor ieder printerstuurprogramma in de lijst:
OPMERKING: Voor iedere door u geselecteerde printer worden twee printerstuurprogramma's in de lijst
weergegeven: een PostScript-printerstuurprogramma en een hostgebaseerd printerstuurprogramma (HBP).
a. Selecteer het printerstuurprogramma in de lijst.
b. Als u de printernaam wilt wijzigen, voert u een nieuwe naam in het veld Printer Name (Printernaam) in.
c. Als u andere gebruikers toegang tot deze printer wilt geven, selecteert u Share this printer with other
computers (Deze printer delen met andere computers) en voert u vervolgens een naam in die gebruikers
eenvoudig kunnen herkennen.
d. Als u wilt dat deze printer de standaardprinter is, selecteert u Set this printer to default (Deze printer
instellen als standaardprinter).
e. Als u het voor de printer specifieke stuurprogramma niet wilt installeren, selecteert u Do not install this
printer (Deze printer niet installeren).
7. Klik op Next (Volgende).
8. Schakel het selectievakje in naast de software en documentatie die u wilt installeren en klik op Install (Installeren).
De stuurprogramma's, aanvullende software en documentatie worden op de computer geïnstalleerd. Wanneer de
installatie is voltooid, wordt het scherm Congratulations! (Gefeliciteerd!) weergegeven.
9. Als u geen testpagina wilt afdrukken: klik op Finish (Voltooien).
Als u wel een testpagina wilt afdrukken:
a. Schakel het selectievakje in naast de printer(s) waarop u een testpagina wilt afdrukken.
b. Klik op Print Test Page (Testpagina afdrukken).
c. Controleer de testpagina die op de printer(s) is afgedrukt.
d. Klik op Finish (Voltooien).