Users Guide

61
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
Basisfuncties voor faxen
Raadpleeg de handleiding Handleiding Geavanceerd (zie
"Faxfuncties" op pagina 230), voor speciale faxfuncties.
U kunt dit apparaat niet als faxapparaat gebruiken via een
internettelefoon.Raadpleeg uw internetprovider voor meer
informatie.
Wij raden het gebruik van traditionele analoge telefoondiensten
(PSTN:Public Switched Telephone Network) wanneer u
telefoonlijnen aansluit om de fax te gebruiken.Als u andere
internetdiensten (DSL, ISDN, VolP) gebruikt, kunt u de kwaliteit van
de verbinding verbeteren door gebruik te maken van een
microfilter.Een microfilter elimineert ruissignalen en verbetert de
kwaliteit van de netwerk/internetverbinding.Aangezien er geen DSL-
microfilter met het apparaat wordt meegeleverd, neemt u best
contact op met uw internetprovider als u er gebruik van wilt maken.
1 Lijnpoort
2 Microfilter
3 DSL-modem / telefoonlijn
(zie "Achterkant" op pagina 21).
19
Voorbereiden om te faxen
Voordat u een fax kunt verzenden of ontvangen moet u het meegeleverde
telefoonsnoer aansluiten op een telefoonaansluiting in de wand (zie
"Achterkant" op pagina 21).Raadpleeg de Beknopte installatiehandleiding
voor informatie over de aansluiting.Het maken van een telefoonverbinding
verschilt van land tot land.
20
Een fax verzenden
U kunt originelen op de glasplaat van de scanner of in de ADI
plaatsen.Als er zich zowel originelen in de ADI als op de glasplaat van
de scanner bevinden, worden de originelen in de ADI eerst gelezen
omdat de ADI een hogere prioriteit heeft bij het scannen.
1
Plaats originelen in de documentinvoer met de bedrukte zijde naar
boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde naar
onder op de glasplaat van de scanner (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 46).
2
Selecteer (faxen) op het bedieningspaneel.
3
Stel de gewenste resolutie en tonersterkte in (zie "De
documentinstellingen aanpassen" op pagina 63).