Users Guide

230 Netwerk
Bepaalde implementaties van BOOTP-hostsoftware reageren alleen op BOOTP-verzoeken als u in het
configuratiebestand een download-bestandsnaam hebt opgenomen. Hiertoe maakt u een leeg bestand op de host en
specificeert u dit bestand en zijn pad in het configuratiebestand.
Net als bij RARP, zal de afdrukserver zijn IP-adres bij de BOOTP-server opvragen zodra de printer wordt opgestart.
Het IP-adres congureren met RARP
Voordat u het IP-adres met behulp van RARP (Reverse Address Resolution Protocol) configureert, dient u de
opstartmethode op RARP te zetten. U kunt de opstartmethode wijzigen via het bedieningspaneel van de machine of
Beheer via een webbrowser.
Het IP-adres van de Dell-afdrukserver kan worden geconfigureerd met de RARP-functie op uw hostcomputer.
Hiertoe wordt in het bestand /etc/ethers (als dit bestand niet bestaat, dan maakt u het) een regel ingevoegd die
er ongeveer als volgt uitziet:
00:80:77:31:01:07 DELL008077310107
waarbij de eerste ingang het MAC-adres (Ethernet-adres) van de afdrukserver is, en de tweede ingang de naam van
de afdrukserver. (Deze naam moet hetzelfde zijn als gebruikt is in het bestand /etc/hosts.)
Als de RARP-daemon nog niet draait, start u deze nu op (afhankelijk van uw systeem is de opdracht rarpd, rarpd -a,
in.rarpd -a of iets anders; typ man rarpd of raadpleeg de met uw systeem meegeleverde documentatie voor meer
informatie). Als u bij een systeem op basis van Berkeley UNIX
®
wilt controleren of de RARP-daemon draait, typt u
de onderstaande opdracht:
ps -ax | grep -v grep | grep rarpd
Bij systemen op basis van AT&T UNIX
®
tikt u:
ps -ef | grep -v grep | grep rarpd
De Dell-afdrukserver ontvangt het IP-adres van de RARP-daemon nadat de machine is opgestart.
Het IP-adres congureren met APIPA
De Dell-afdrukserver ondersteunt het APIPA (Automatic Private IP Addressing)-protocol. Met APIPA zullen DHCP-
clients automatisch een IP-adres en subnetmasker configureren als er geen DHCP-server beschikbaar is. Het apparaat
selecteert een eigen IP-adres van 169.254.1.0 t/m 169.254.254.255. Het subnetmasker wordt automatisch ingesteld op
255.255.0.0 en het gateway-adres wordt ingesteld op 0.0.0.0.
Standaard is het APIPA-protocol ingeschakeld. U kunt het APIPA-protocol uitschakelen via het bedieningspaneel van
de machine of Beheer via een webbrowser.
Het IP-adres congureren met ARP
Als het netwerk geen DHCP-server gebruikt, kunt u ook de opdracht ARP (Address Resolution Protocol) gebruiken.
De opdracht ARP is beschikbaar op Windows
®
-systemen waarop TCP/IP is geïnstalleerd, en op UNIX
®
-systemen.
Als u ARP wilt gebruiken, voert u de onderstaande opdracht in:
arp -s ipaddress ethernetaddress
ipaddress
Waarbij ethernetaddress het MAC-adres (Ethernet-adres) van de afdrukserver en ipaddress het IP-adres
van de afdrukserver is.
Bijvoorbeeld: