Users Guide

234 Netwerk
Netwerkmenu op het bedieningspaneel van de Dell-machine
Via het menu Netwerk op het bedieningspaneel kunt u de Dell-machine voor het netwerk configureren.
De Dell-machine wordt geleverd met de toepassing Beheer via een webbrowser, die u kunt gebruiken voor het
configureren van diverse aspecten van het netwerk.
TCP/IP
Als u de machine met een netwerkkabel op uw netwerk aansluit, gebruik dan de selecties van het LAN met
kabel-menu. Als u de machine op een draadloos Ethernet-netwerk aansluit, geeft u de instellingen via het menu
WLAN op.
Opstartmethode
De selectie in dit veld bepaalt hoe de machine een IP-adres krijgt.
Automatisch
In deze modus zoekt de machine naar een DHCP-server in het netwerk. Als er geen DHCP-server wordt
aangetroffen en de DHCP-server is geconfigureerd om een IP-adres toe te wijzen aan de machine, wordt het door de
DHCP-server geleverde IP-adres gebruikt.
Als er geen DHCP-server beschikbaar is, wordt het IP-adres via het APIPA-protocol ingesteld. Zodra de machine is
ingeschakeld, kan het enkele minuten duren voordat de machine op het netwerk naar een server zoekt.
Statisch
In deze modus moet u het IP-adres voor de machine handmatig toewijzen. Nadat het IP-adres is opgegeven, wordt
het op het toegewezen adres vastgezet.
Als u de afdrukserver niet via DHCP, BOOTP of RARP wilt configureren, dient u de opstartmethode in te stellen op
Statisch zodat de afdrukserver een statisch IP-adres heeft. Zo wordt voorkomen dat de afdrukserver probeert om een
IP-adres van een van deze systemen te krijgen.
U kunt de opstartmethode wijzigen via het bedieningspaneel van de machine of Beheer via een webbrowser.
IP-Adres
In dit veld verschijnt het huidige IP-adres van de machine. Als u Statisch hebt geselecteerd als opstartmethode, voert
u het IP-adres in dat u aan de machine wilt toewijzen (vraag uw netwerkbeheerder welk IP-adres u kunt gebruiken).
Als u een andere opstartmethode hebt geselecteerd dan Statisch, zal de machine proberen om het IP-adres te
bepalen via het DHCP-, BOOTP- of RARP-protocol.
Het standaard IP-adres van de machine is wellicht niet compatibel met de IP-adresnummering van uw netwerk. Het
verdient aanbeveling uw netwerkbeheerder om een IP-adres te vragen dat compatibel is met het netwerk waarmee
uw machine verbonden is.
Subnetmasker
In dit veld verschijnt het huidige subnetmasker van de machine. Als u DHCP, BOOTP of RARP niet gebruikt om
het subnetmasker op te vragen, kunt u het gewenste subnetmasker zelf opgeven. Vraag uw netwerkbeheerder welk
subnetmasker u mag gebruiken.
Gateway
In dit veld verschijnt het adres van de huidige gateway of router van de machine. Als u DHCP, BOOTP of RARP niet
gebruikt om het gateway- of routeradres op te vragen, kunt u het gewenste adres zelf opgeven. Als u geen gateway of
router hebt, hoeft u in dit veld niets in te vullen. Raadpleeg uw netwerkbeheerder als u niet zeker bent.