Operation Manual

33
2.5 Geen stroom in de bougie.
(Door bevoegd personeel laten controleren).
2.6 Er gaat geen brandstof naar de carburateur.
(Door bevoegd personeel laten controleren).
3 De generator slaat af.
Oorzaken en oplossingen:
3.1 Geen brandstof meer in de tank: tanken.
3.2 Laag olieniveau.
Controleren en bijvullen.
(Zie Onderhoud).
3.3 Luchtfilter is vies.
(Door bevoegd personeel laten controleren).
4 De generator produceert geen stroom
Oorzaken en oplossingen:
4.1 Thermoschakelaar is uitgeschakeld.
Aanzetten door op de schakelaars te drukken (nr. 10
fig. 6 en 14) voor 230V A.C., (nr. 11 fig. 6 en 14) voor
12V D.C.
4.2 Condensator (nr. 19 fig. 8) is beschadigd.
(Door gekwalificeerd personeel laten controleren).
4.3 Diodenbrug (nr. 21 fig. 8) is beschadigd.
In dit geval werken alleen de 12V D.C. en de groene
LED op het controlepaneel niet.
(Door gekwalificeerd personeel laten controleren).
4.4 Rotordioden zijn beschadigd.
(Door gekwalificeerd personeel laten controleren).
4.5 Frequentie te laag.
(Door gekwalificeerd personeel laten controleren).
5 De geleverde stroom produceert
schommelingen
Oorzaken
en oplossingen:
5.1 Te veel olie in de motor: controleren.
5.2 Defecte carburateur.
Laat de carburateur schoonmaken door
gekwalificeerd
personeel.
5.0 ONDERHOUD
LET OP
Maak alleen gebruik van originele reserveonderdelen. De
generator kan worden beschadigd als er nietoriginele
onderdelen worden gebruikt die andere kwaliteitsnormen
kennen.
Goed en regelmatig onderhoud zijn van essentieel belang
om de generator op maximaal vermogen te laten werken.
Bovendien zal de generator bij regelmatig onderhoud langer
meegaan.
GEVAAR
Voordat u controles of onderhoudswerkzaamheden gaat
uitvoeren aan de generatorgroep, moet u de
veiligheidsschakelaar (nr. 7 fig. 6 en 14) naar positie „O“
draaien, om te voorkomen dat de eenheid per ongeluk
wordt gestart.
5.1 AARD EN FREQUENTIE CONTROLES
5.2 ONDERHOUDSWERKZAAMHEDEN
WAAR
GEEN GEKWALIFICEERD
PERSONEEL BIJ NODIG IS
Om deze werkzaamheden uit te kunnen voeren moet eerst
de deur van de generator worden geopend. Hierbij dienen
de volgende maatregelen in acht genomen te worden:
1) De generator moet in een volledige stilstandspositie zijn
en alle onderdelen moeten afgekoeld zijn.
2) Laat de eenheid afkoelen.
3) Zet de veiligheidsschakelaar in positie „0“.
N.B. Zet hem na de controle weer in positie „I“.
OLIEPEILCONTROLE
1) Verwijder de olievuldop (nr. 9 fig. 8) en maak de peilstok
schoon.
2) Breng de peilstok terug door hem er weer volledig in te
schroeven.
3) Verwijder de peilstok en controleer of het olieniveau
tussen de minimum en maximumniveaus ligt.
Zo niet, bijvullen met de aanbevolen olie.
4) Breng de dop weer aan.
LET OP
Alle controles moeten worden uitgevoerd terwijl de
generatorgroep waterpas staat.
controle
verversen
(2)
(2)
Luchtfilter schoonmaken
(1) (2)
Bougie controle - schoonmaken
(2)
Klepafstelling contr
ole - afstellen
(2)
Benzinefilter en -tank schoonmaken
(2)
Toerental
of frequentie afst
ellen
(2)
(2)
Ophangpunten voor
trillingsdempers contr
ole
(2)
Benzineslangen contr
ole Iedere twee jaar (2)
(eventueel vervangen)
N.B. (1): In stoffige gebieden vaker schoonmaken
(2): Alleen door vakpersoneel laten uitvoeren
REGULIERE PERIODES TUSSEN ONDERHOUDSBEURTEN
uitvoeren met de tussenperiodes of na de werkuren
die in de tabel worden gegeven, afhankelijk van de
situat
ie die zich het eerst voordoet.
Iedere
anno
of
300 uur
Iedere
6 maa.
of
100
uur
Eerste
maand
of
20 uur
Ie
dere
3 maa.
of
50
uur
Motorolie
Ieder
gebruik