Operation Manual

35
5 Na de montage de bougie vastdraaien met behulp van
een bougiesleutel met het juiste aandrijfmoment.
LET OP
Bij de montage van een nieuwe bougie dient u deze een
halve slag te draaien nadat hij stevig tegen de afdichting is
geplaatst. Wanneer u dezelfde bougie opnieuw gebruikt is
een 1/8  1/4 slag voldoende.
PAS OP
De bougie moet goed worden vastgedraaid. Een losse
bougie kan zeer heet worden en de motor beschadigen.
5.3.4 SPANNINGSREGELING
De regeling dient te worden uitgevoerd als de motor warm
is en de generator zonder belasting loopt.
Controleer de spanning van de generator door middel van
een testapparaat of voltmeter verbonden met de stekkerbus
van 230V of de aansluitklemmen (nr. 1718 fig. 6 en 14) van
de generator.
De spanning moet tussen 230 en 240 Volt liggen.
Als deze waarden niet worden gemeten moet u de
stroomregelschroef (nr. 32 fig. 10 en 15) bijstellen.
Met de wijzers van de klok meedraaien om de spanning te
verhogen.
Tegen de wijzers van de klok in draaien om zowel het
toerental als de spanning te verlagen.
6.00 STILSTAND EN DEMONTAGE
6.01 DEMONTAGE
De eenheid mag alleen door gekwalificeerd werkplaatsen
worden gedemonteerd.
7.0 WAT TE DOEN BIJ BRAND
In het geval van brand mag u de generatorbehuizing niet
openen en moet u gebruik maken van de goedgekeurde
brandblussers.