Operation Manual

45
Instellingen (Edit functie)
Geavanceerde bewerking 1-3
Bij AFTERTOUCH toewijzing in de geavanceerde bewerkingsfunctie 1 kunt u, naast
de items van de eenvoudige bewerking, tevens de boven en ondergrens van de
aftertouch gegevens invoeren. In de geavanceerde bewerkingsfunctie 2 en 3 kunt u
bovendien ook in plaats van een kanaal noot aftertouch gegevens (polifonische
toetsdruk) aangeven.
1. Druk op de [EDIT] knop, zodat deze oplicht.
2. Beweeg de regelaar waaraan u een aftertouch wilt toewijzen iets. Als de
regelaar een knop is, drukt u deze in. Het beeldvenster geeft het nummer
van de geselecteerde regelaar weer.
3. Controleer de indicatie in het beeldvenster, en druk vervolgens op de
[ENTER] knop.
4. Draai aan de VALUE draaiknop om ervoor te zorgen, dat het
beeldvenster ‘AT’ weergeeft.
5. Druk op de [ENTER] knop.
6. Draai aan de VALUE draaiknop, of druk op de [A2 (1)]-[A4 (3)] regelaar
om de ‘AT1’, 'AT2' of 'AT3' indicatie op te roepen.
7. Druk op de [ENTER] knop.
8. Voer het kanaal in.
9. Druk op de [ENTER] knop.
10. Voer, als u de geavanceerde bewerkingsfunctie 2 of 3 gebruikt, een
nootnummer in en druk op de [ENTER] knop.
11. Geef, als u de geavanceerde bewerkingsfunctie 1 of 3 gebruikt, een
bovengrens en ondergrens aan; volg de beschrijving onder Het
waardebereik (boven/ondergrens) aangeven (p. 45).
12. Geef, als u de geavanceerde bewerkingsfunctie 1 of 3 gebruikt, de
uitgaande poort aan.
(-> Poortinstelling (p. 65).
13. Geeft de voor het regelaartype geschikte knopfunctie aan (p. 64).
Het waardebereik (boven/ondergrens) aangeven
Als u in de Edit functie met behulp van het PCR keyboard MIDI berichten toewijst, en
u een functie heeft geselecteerd, waarbij het mogelijk is om het bereik van de waarde
aan te geven, dient u de maximale en minimale waarde in te stellen.
1. Het beeldvenster dient er als volgt uit te zien.
2. Gebruik de VALUE draaiknop of regelaar [A1]-[A8] en
[B1]-[B8] om de bovengrens aan te geven.
3. Druk op de [ENTER] knop.
4. Het beeldvenster dient er als volgt uit te zien.
5. Gebruik de VALUE draaiknop of regelaar [A1]-[A8] en
[B1]-[B8] om de ondergrens aan te geven.
6. Druk op de [ENTER] knop.