Operation Manual

47
Instellingen (Edit functie)
Geavanceerde bewerking 1
In de geavanceerde bewerkingsfunctie 1 voor controlewijziging toewijzing kunt u ,
naast de items van de eenvoudige bewerkingsfunctie, voor de controlewijziging
gegevens tevens een boven en ondergrens instellen.
1. Druk op de [EDIT] knop, zodat deze oplicht.
2. Beweeg de regelaar waaraan u een controlewijziging wilt toewijzen iets.
Als de regelaar een knop is, drukt u deze in.
Het beeldvenster geeft het nummer van de geselecteerde regelaar weer.
3. Controleer de indicatie in het beeldvenster, en druk vervolgens op de
[ENTER] knop.
4. Draai aan de VALUE draaiknop om ervoor te zorgen, dat het
beeldvenster ‘CC’ weergeeft.
5. Druk op de [ENTER] knop.
6. Draai aan de VALUE draaiknop, of druk op de [A2 (1)] regelaar om de
‘CC1’ indicatie op te roepen.
7. Druk op de [ENTER] knop.
8. Voer het kanaal in.
9. Druk op de [ENTER] knop.
10. Voer het controlewijzigingnummer.
11. Druk op de [ENTER] knop.
12. Geef het waardebereik aan
(->Het waardebereik (boven/ondergrens) aangeven (p. 45)).
13. Geef de uitgaande poort aan.
(-> Poortinstelling (p. 65).
14. Geeft de voor het regelaartype geschikte knopfunctie of virtuele
middenklik instellingen aan (p. 64).
Geavanceerde bewerking 2
In de geavanceerde bewerkingsfunctie 2 kunt u de functie van een typische
roterende encoder simuleren. Als deze functie aan een regelaar is toegewezen,
zorgt het naar rechts (of naar boven) bewegen van de regelaar ervoor, dat de
middenpositie hetzelfde resultaat voortbrengt, als wanneer u de encoder met de klok
mee zou draaien. Op gelijksoortige wijze zorgt het naar links (of naar beneden)
draaien van de middenpositie voor een resultaat alsof u de encoder tegen de klok
in draait. Naarmate de regelaarpositie verder van het midden af wordt bewogen,
heeft dit eenzelfde resultaat als wanneer u de roterende encoder sneller zou draaien.
U kunt deze geavanceerde bewerkingsfunctie 2 wel aan een knop toewijzen,
maar deze heeft geen functie.
1. Druk op de [EDIT] knop, zodat deze oplicht.
2. Beweeg de regelaar waaraan u een controlewijziging wilt toewijzen
iets. Als de regelaar een knop is, drukt u deze in.
3. Het beeldvenster geeft het nummer van de geselecteerde regelaar weer.
4. Controleer de indicatie in het beeldvenster, en druk vervolgens op de
[ENTER] knop.
5. Draai aan de VALUE draaiknop om ervoor te zorgen, dat het
beeldvenster ‘CC’ weergeeft.
6. Druk op de [ENTER] knop.
7. Draai aan de VALUE draaiknop, of druk op de [A3 (2)] regelaar om de
‘CC2’ indicatie op te roepen.
8. Druk op de [ENTER] knop.
9. Voer het kanaal in.
10. Druk op de [ENTER] knop.
11. Voer het controlewijzigingnummer in en druk op de [ENTER] knop.
Geef de uitgaande poort aan.
(-> Poortinstelling (p. 65).