Operation Manual

50
Instellingen (Edit functie)
Geavanceerde bewerking 1, 2
Bij programmawijziging toewijzing in de geavanceerde bewerkingsfunctie 1 kunt u, naast de items van de eenvoudige bewerking, tevens de boven en ondergrens van het
programmawijzigingbericht invoeren. In de geavanceerde bewerkingsfunctie 2 kunt u bovendien Bank LSB/MSB instellingen met de programmawijziging meesturen.
1. Druk op de [EDIT] knop, zodat deze oplicht.
2. Beweeg de regelaar waaraan u een programmawijzigingbericht wilt toewijzen iets. Als de regelaar een knop is, drukt u deze in. Het beeldvenster geeft het nummer van
de geselecteerde regelaar weer.
3. Controleer de indicatie in het beeldvenster, en druk vervolgens op de [ENTER] knop.
4. Draai aan de VALUE draaiknop om ervoor te zorgen dat het beeldvenster ‘PC’ weergeeft.
5. Druk op de [ENTER] knop.
Geavanceerde bewerking 1 - het waardebereik aangeven -
6. Draai aan de VALUE draaiknop, of druk op de [A2 (1)] regelaar om
de ‘PC1’, indicatie op te roepen.
7. Druk op de [ENTER] knop.
8. Voer het kanaal in.
9. Druk op de [ENTER] knop.
10. Voer het waardebereik in
(-> Het waardebereik (boven/ondergrens) aangeven (p. 45)).
Geavanceerde functie 2 - een bankselectie verzenden -
6. Draai aan de VALUE draaiknop, of druk op de [A3 (2)] regelaar om
de ‘PC2’, indicatie op te roepen.
7. Druk op de [ENTER] knop.
8. Voer het kanaal in.
9. Druk op de [ENTER] knop.
10. Voer de bankselectie MSB (CC#00) in. Gebruik de
VALUE draaiknop of regelaar [A1]-[A8] en [B1]-[B8] om
de gewenste MSB in te voeren.
* Het - - gedeelte geeft de huidig ingestelde waarde weer.
11. Druk op de [ENTER] knop.
12. Voer de bankselectie LSB (CC#32) in. Gebruik de
VALUE draaiknop of regelaar [A1]-[A8] en [B1]-[B8] om
de gewenste LSB in te voeren.
* Het - - gedeelte geeft de huidig ingestelde waarde weer.
13. Druk op de [ENTER] knop.
14. Voer het programmanummer in.
15. Druk op de [ENTER] knop.
16. Geef de uitgaande poort aan. (-> Poortinstelling (p. 65).