Operation Manual

57
Instellingen (Edit functie)
De geavanceerde bewerkingsfunctie 2 gebruiken
fig.D-F.eps
Het beeldvenster geeft ‘F-’ weer.
* Het - gedeelte geeft de huidig ingestelde waarde weer.
8 Gebruik de VALUE draaiknop of regelaar [A7 (6)], [B1 (8)], [B3
(A)]-[B5 (C)] en [B8 (F)] om het systeem exclusief in te voeren.
9 Druk op de [ENTER] knop.
10 Geef de uitgaande poort aan.
(-> Poortinstelling (p. 65)).
De geavanceerde bewerkingsfunctie 3 of 4 gebruiken
fig.D-LSBSelect.eps
Het beeldvenster geeft ‘L- - -’ weer.
* Het - - - gedeelte geeft de huidig ingestelde waarde weer.
8 Gebruik de [A1]-[A8] en B12 regelaars om in de vorm van een
decimaal cijfer aan te geven, hoeveel bytes u wilt voeren.
9 Druk op de [ENTER] knop.
10 Gebruik de [A1]-[A8] en [B1]-[B8] regelaars om de eerste byte in te voeren.
11 Druk op de [ENTER] knop.
12 Voer de tweede en volgende bytes op dezelfde wijze in.
13 Zodra u zoveel bytes heeft ingevoerd als u bij stap 8 had aangegeven, wordt er
gecontroleerd of het bericht dat u heeft ingevoerd een geldig MIDI bericht is. Als
er een probleem is, geeft het beeldvenster ‘ERR’ weer.
Druk op de [ENTER] knop; u keert naar stap 8 terug. Voer de waarden opnieuw in.
14 Als u de geavanceerde bewerkingsfunctie 4 gebruikt, geeft u de boven en
ondergrens aan.
(-> Het waardebereik (boven/ondergrens) aangeven (p. 45)).
15 Geef de uitgaande poort aan.
(-> Poortinstelling (p. 65)).
16 Geeft de voor het regelaartype geschikte knopfunctie aan (p. 64) of maak
virtuele middenklikinstellingen (p. 65).