230V AC Netspanning gevoede Ei3024 / 3016 / 3014 Melders Handleiding Lees de handleiding zorgvuldig door en bewaar deze zolang als het product wordt gebruikt. Het bevat essentiële informatie over de werking en installatie van uw melder. De handleiding moet worden beschouwd als onderdeel van het product. Als u de melder alleen installeert MOET de handleiding aan de eigenaar van de woning worden gegeven. De handleiding moet aan elke daaropvolgende gebruiker worden doorgegeven.
Inhoud Handleiding installateur 4 1. Inleiding 4 1.1 Overzicht 1.2 Technische specificaties 2. Installatie 2 6 8 10 2.1 Belangrijke veiligheidsaanwijzingen 11 2.2 Waar moet de melder worden geplaatst? 12 2.3 Welke melder in welke ruimte? 13 2.4 Waar in de ruimte? 15 2.5 Te vermijden locaties 16 2.6 Bevestiging en bedrading 18 2.7 Melders doorkoppelen 2.
Handleiding gebruiker 25 3. Testen 25 3.1 Uw melder testen en onderhouden 3.2 Uw melder reinigen 26 28 4. Wat te doen bij een alarm 30 5. Probleemoplossing en indicatoroverzichtstabellen 32 6. Belangrijke beschermingen 40 7. Service en garantie 43 7.1 Uw melder laten onderhouden 7.
Handleiding installateur 1 Inleiding 4
De Ei3024 is een multisensor-brandmelder met hittegevoelige optische rooksensor en automatische stofcompensatie, waardoor sneller gereageerd wordt op veel verschillende soorten brand. De melder detecteert rook en hitte van een brand en is ideaal voor in de gang, overloop, woonkamer en slaapkamer. De Ei3016 is een optische rookmelder, met een beproefde optische sensor en automatische stofcompensatie, waardoor sneller gereageerd wordt op smeulende brand.
1.
Ei3016 Optische rookmelder Ei3014 Hittemelder Opening voor rook Hittesensor (Thermistor) Verwijdervergrendeling melder Verwijdervergrendeling melder Led-indicator RF-module Led-indicator RF-module Learn-schakelaar (leer-schakelaar) RF-module Learn-schakelaar (leer-schakelaar) RF-module 7
1.2 Technische specificaties Optische sensor Optisch (Ei3024 en Ei3016) Hittesensor Thermistor klasse A1 detectie (Ei3014 en Ei3024) Voeding 100-250V AC, 50Hz, 0,25W Back-up batterij Ingebouwde, 10 jaar oplaadbare Vanadium Pentoxide lithium-knoopcellen.
Doorkoppeling Tot 12 melders kunnen doorgekoppeld worden via een bedraad of draadloos systeem (met de optionele Ei3000MRF SmartLINK-module) Bij meer dan 12 melders verwijzen wij naar onze website www.eielectronics.nl/draadlooskoppelen. Of neemt u contact op met onze adviseurs bij Hemmink.
2 Installatie 10
2.1 Belangrijke veiligheidsaanwijzingen Melders die worden gevoed door netvoeding moeten geïnstalleerd en doorgekoppeld worden door een gekwalificeerde installateur in overeenstemming met de plaatselijke voorschriften voor elektrische installaties. Het niet correct installeren van deze melder kan de gebruiker blootstellen aan gevaar voor elektrische schok of brand en kan het product beschadigen.
De melder moet 24 uur per dag continu gevoed worden, dus is het belangrijk dat deze niet op een circuit is aangesloten dat uitgeschakeld kan worden door een schakelaar. In Nederland vereist de wetgeving (met het Bouwbesluit 2012) dat rookmelders voor woonfuncties aangesloten moeten worden op een voorziening voor elektriciteit in die woning.
2.3 Welke melder in welke ruimte? Onderstaande tabel en uitleg zijn bedoeld voor het optimaal beveiligen tegen brand, en beschrijven dus meer mogelijkheden dan het Bouwbesluit en NEN 2555.
Voorbeeld voor plaatsing rook- en hittemelders (volgens Bouwbesluit) (aanbevolen) (aanbevolen) (volgens Bouwbesluit) (aanbevolen) (aanbevolen) (aanbevolen) (aanbevolen) optische rookmelder, of multi-sensor melder voor optimale veiligheid hittemelder of hittemelder/CO 14 (aanbevolen)
2.4 Waar in de ruimte? De locaties moeten voldoen aan van toepassing zijnde voorschriften voor gebouwen PLEKKEN MET DODE LUCHT IDEALITER IN HET MIDDEN VAN HET PLAFOND NOOIT BINNEN 50 cm VAN WANDEN / HOEKEN Afb.1 50 cm (min) Plafondmontage Hete rook stijgt op en verspreidt zich, dus een centrale positie aan het plafond is de beste locatie. De lucht is “dood” en beweegt niet in hoeken, daarom moeten melders niet in de buurt van hoeken worden gemonteerd.
Bij schuine plafonds Op plekken met een schuin of puntdak plafond dient u de melder tussen 30 en 60 cm onder het hoogste punt horizontaal te monteren (dakhelling vanaf 15˚). Stilstaande lucht in de nok (warmtelaag) kan voorkomen dat rook de melder bereikt. (zie afbeelding 2). Afb.2 2.5 Te vermijden locaties Rook-, hitte- of multi-sensor brandmelders NIET plaatsen in een van de volgende ruimtes: • Badkamers, doucheruimtes of andere ruimtes waar de melder geactiveerd kan worden door stoom, condensatie.
• Oppervlakken die normaal gesproken warmer of kouder zijn dan de rest van de ruimte (bijv. zolderluik). Temperatuurverschillen kunnen ervoor zorgen dat hitte of rook de melder niet bereiken. • Naast of direct boven verwarmingstoestellen of ventilatieroosters, ramen, wandventilatie-openingen etc. waarbij tocht de richting van de luchtstroom kan wijzigen en snelle temperatuurschommelingen kan veroorzaken. • Op erg hoge of ongunstige plekken (bijv.
2.6 Bevestiging en bedrading 50 cm (min) 50 cm (min) 1. Selecteer een locatie in overeenstemming met het advies in de vorige delen. 2. Koppel de -netvoeding los van het circuit dat gebruikt zal worden. 3. Til de bedradingsafdekking op zoals weergegeven in afbeelding 3. De bedrading moet als volgt verbonden worden met het klemmenblok op de montageplaat: Schuimplafondpakking (moet aangebracht zijn) Afb.
Waarschuwing: Het door elkaar gebruiken (of niet-aangesloten laten) van de fase- en nuldraad bij het doorkoppelen van melders kan alle melders beschadigen. Zorg ervoor dat draden met dezelfde kleur worden gebruikt in de ruimtes voor fase-, nul- en koppeldraden. Wij adviseren nadrukkelijk om het volgende te controleren voordat de melder wordt aangesloten: • controleer op fase en nulgeleider met een tester met twee sondes. • controleer op fase met een neon tester.
IC: INTERCONNECT DOORKOPPELEN (BIJV. ORANJE) L: LIVE FASE (BRUIN) N: NEUTRAL NUL (BLAUW) AARDE (GROEN/GEEL) Afb.4 BEDRADING INVOER Afb.5 Er zijn twee andere posities die ook geschikt zijn voor de ingang (en uitgang) van de oppervlakbedrading in de melder. De ene bevindt zich naast het verwijderbare deel en de ander direct ertegenover. 5. Lijn de montageplaat nauwkeurig uit en schroef deze vast op z‘n plek. Sluit de draden aan op het klemmenblok.
9. Breng de ‘groepenkastlabel’ aan, die zich op of in de buurt van de groepenkast bevindt en noteer installatiedatum en aantal melders op de groep. 10. Controleer of de melder correct werkt, zie het deel UW MELDER TESTEN EN ONDERHOUDEN. Afb.6 Schuif op de melder Afb.7 KLIK Melders testen GROEN VOEDINGSLAMPJE 2.7 Melders doorkoppelen Bij doorgekoppelde melders klinken alle melders als een melder brand detecteert.
Opmerking: In een Ei Electronics-alarmsysteem kunnen maximaal 12 brand-, rook-, hitte-, koolmonoxidemelders en toebehoren zonder beperkingen doorgekoppeld worden. (Elke melder uit de Ei3000-serie kan ook doorgekoppeld worden naar een Ei2110e-, Ei160e- en Ei140RC-serie). Bij meer dan 12 melders verwijzen wij naar onze website www.eielectronics.nl/draadlooskoppelen. Of neemt u contact op met onze adviseurs bij Hemmink.
L (Live): Fase – aansluiten met bruine draad; N (Neutral): Nul – aansluiten met blauwe draad. En alleen wanneer rookmelders gekoppeld worden: IC (=interconnect/koppeldraad) gebruiken. Gebruik voor het bedraad doorkoppelen van rookmelders (max. 12 melders) geen aardedraad of een draad die later verward kan worden met de bestaande bedrading (geen bruin, zwart, grijs, blauw of geel-groen; neem bijv. oranje). De maximale lengte om rookmelders bedraad te kunnen koppelen is 250 meter (max. 50 Ohm).
2.8 Melder verwijderen * Voeding loskoppelen voor verwijderen * Verwijdergleuf opsporen Vind de pijl aan de voorzijde van de melder. De gleuf bevindt zich direct boven de pijl Schuif melder van basis Met ingebrachte schroevendraaier moet het onderste deel van de melder weg van de schroevendraaier worden gedrukt, in de richting van de pijlen op de afdekking 24 Schroevendraaier inbrengen Breng een platkopschroevendraaier ca.
Handleiding gebruiker 3 Testen 25
3.1 Uw melder testen en onderhouden Alle melders moeten regelmatig worden getest, om er zeker van te zijn dat deze correct werken. Richtlijnen en best practices voor testen zijn: 1. Nadat het systeem is geïnstalleerd. 2. Een keer per maand daarna. 3. Na langere afwezigheid van de woning (bijv. na een vakantie). 4. Na reparatie of onderhoud van een van de melders of huishoudelijke elektrische werkzaamheden.
(iii) Houd de Test-knop 10 seconden ingedrukt en controleer of het alarm klinkt. Hiermee wordt de werking van de sensor, elektronica en claxon getest. Het alarm stopt als de knop wordt losgelaten. Het indrukken van de Test-knop simuleert rook en/of hitte en is daarom de beste manier om te controleren of de melder correct werkt. (Raadpleeg de indicatoroverzichtstabel als de rode of gele led knippert).
De Ei3000MRF-modules (indien aanwezig) moeten terug worden geplaatst op de melders en de melders moeten terug worden geplaatst op de montageplaten als de woning weer bezet is. Zorg ervoor dat de oorspronkelijke RF-module weer met dezelfde melder wordt gekoppeld. (Langetermijnopslag (langer dan 1 jaar) kan de batterijen zodanig beschadigen, dat ze niet opnieuw worden opgeladen als de melders weer op de netvoeding worden aangesloten).
WAARSCHUWING: Verf uw melder niet. Behalve de hierboven beschreven reiniging, is ander onderhoud door de klant niet nodig. Onderhoud of reparaties moeten worden uitgevoerd door de fabrikant. Alle melders zijn gevoelig voor het binnendringen van stof en insecten, wat kan leiden tot foutieve alarmen of een defecte melder. In bepaalde omstandigheden kunnen verontreinigingen zich ondanks regelmatige reiniging ophopen in de rooksensorkamer, waardoor de melder klinkt of defect raakt.
4 Wat te doen bij een alarm 30
(i). Controleer deuren van een ruimte op hitte of rook. Open geen hete deur. Gebruik een alternatieve vluchtroute. Sluit alle deuren achter u bij het verlaten. (ii). Als er veel rook is, moet u wegkruipen, waarbij u dicht bij de grond blijft. Adem indien mogelijk kort in door een natte doek of houd uw adem in. Mensen overlijden vaker door het inademen van rook dan door vlammen. (iii). Ga zo snel mogelijk naar buiten. Niet stoppen om dingen in te pakken.
5 Probleemoplossing en Indicatoroverzichtstabellen 32
Uw melder maakt geen geluid als de u de Test-knop indrukt • Controleer of de melder correct is bevestigd op de montageplaat. • Wacht 15 seconden na het aansluiten van de voeding voordat er wordt getest met de knop. • Houd de knop minimaal 10 seconden stevig ingedrukt. • Als de claxon niet afgaat, moet uw melder worden geretourneerd voor reparatie of vervanging - zie deel UW MELDER LATEN ONDERHOUDEN.
Doorgekoppelde melders gaan niet allemaal af • Houd de Test-knop minimaal 10 seconden ingedrukt om ervoor te zorgen dat het signaal wordt overgedragen naar alle doorgekoppelde melders. • Als dat niet het geval is en u een bedrade doorkoppeling hebt, adviseren wij u om een gekwalificeerde installateur te raadplegen. • Als de melder is uitgerust met een RF-module voor draadloze doorkoppeling, moet gecontroleerd worden dat alle melders in het RadioLINK-systeem gevoed worden en correcte huiscode hebben.
Normale modus Modus Inschakelen Handeling Schuif op montageplaat Groene led (voeding) Gele led (storing) Rode led (alarm) x1 x1 x1 Geluid Stand-by Testen (maandelijks) Test-knop indrukken en ingedrukt houden In alarmmodus Detectie van brand Geactiveerd via doorkoppeling Indrukken van de Test-hush-knop (onderdrukkingsknop op de melder die de brand detecteert x 10 min Met ingedrukte test-knop zal de groene led elke seconde knipperen = led brandt continu = led knippert 35
Memory-mode (geheugenmodus) Status Handeling Rode led (alarm) 0-24u x2 >24u + Test-knop indrukken en ingedrukt houden Om het geheugen Houd de test-knop >20s ingedrukt te wissen x2 Geluid elke 48 sec elke 8 sec Klinkt totdat de test-knop wordt losgelaten Het alarmgeheugen is een belangrijke functie en waarschuwt de eigenaar van de woning dat de melder eerder een brand heeft gedetecteerd en in alarmtoestand is geweest terwijl niemand in de woning was.
Storingsmodi en geheugenindicator Wat u hoort/ziet Groene led1 (voeding) x1 Gele led2 (storing) Rode led (alarm) Piept elke 48 sec Wat dit betekent Wat te doen 230V-voeding uit 230V-voeding weer aansluiten 230V-voeding weer aansluiten x1 elke 48 sec 230V-voeding uit, back-up batterij bijna leeg x1 elke 48 sec Back-up batterij bijna leeg Melder vervangen elke 48 sec x2 Sensorstoring x2 Melder vervangen elke 48 sec x3 Einde van de levensduur x3 Melder vervangen elke 8 sec x4 x4 M
De melder kan diens status en geschiedenis communiceren via verschillende led-knippersignalen en piepjes. Een uitgebreider rapport van alle dergelijke gebeurtenissen is echter beschikbaar d.m.v. de AudioLINK-download via de app. Storing back-up batterij bijna leeg Als de reservebatterij leeg is, wordt een korte piep afgegeven en knippert de gele led foutindicator elke 48 seconden. In zo‘n geval moet gecontroleerd worden of de groene led stroomindicator continu brandt.
3 keer per 48 seconden om aan te geven dat het einde van de levensduur is bereikt. De gehele melder moet worden vervangen (controleer de vervanging ook aan de hand van de datum op de sticker aan de zijkant van de melder). Koppel eerst de netvoeding los en vervang de melder - zie deel ‘Melder verwijderen’. Maximale stofcompensatie (alleen Ei3016 en Ei3024) De melder bewaakt de ophoping van stof in de optische rookkamer en compenseert deze, waardoor de kans op vals alarm wordt verlaagd.
6 Belangrijke beschermingen 40
herhaald. Een sensorstoring kan slechts een keer worden onderdrukt. Beperkingen van brandmelders Multi-sensor brand-, rook-, hittemelders kunnen een aanzienlijke bijdrage leveren om het gevaar voor overlijden door brand te verlagen. Onafhankelijke autoriteiten hebben echter aangegeven dat deze systemen ondoeltreffend kunnen zijn in enkele brandsituaties. Daarvoor zijn er een aantal redenen: - De melders werken niet als de netvoeding uitgeschakeld of losgekoppeld is en de back-up batterij leeg is.
Als een brandbeveiligingssysteem is geïnstalleerd, moeten de fundamentele voorzorgsmaatregelen altijd worden getroffen, waaronder die hieronder: • Lees alle aanwijzingen door. • Gebruik het testen van de melder als een middel om uw gezin bekend te maken met het alarmgeluid en om brandoefeningen regelmatig met alle gezinsleden uit te voeren. Herhaal vluchtroutes zodat iedereen thuis weet wat hij/zij moet doen als het alarm klinkt. Raadpleeg voor meer informatie uw plaatselijke brandweer.
7 Service en garantie 43
7.1 Uw melder laten onderhouden Als uw melder niet werkt nadat u zorgvuldig alle aanwijzingen hebt doorgelezen en dit in de garantieperiode valt, moet gecontroleerd worden of de melder correct is geïnstalleerd en 230V-voeding ontvangt. Neem daarna contact met ons op.
Garantie en servicebepaling De leverancier garandeert vijf jaar productgarantie na aankoopdatum, tegen alle defecten die niet veroorzaakt zijn door verkeerd gebruik of beschadiging van de melder. De schade ontstaan door brand is niet te verhalen op de fabrikant of leverancier. Wanneer rookmelder niet correct werkt en u heeft de testprocedures zoals beschreven doorlopen (zie ook www.eielectronics.nl), dan dient u contact op te nemen met uw installateur / leverancier / woningbouwvereniging.
0086 Ei Electronics, Shannon, Co. Clare, Ireland 18 DoP nr.
KM522831 KM83678 NEN-EN14604:2005+AC 2008 BS5446-2:2003 47
Importeur voor Nederland: Hemmink B.V. - Ampèrestraat 24 – 28 - 8013 PV Zwolle. e-mail: info@hemmink.nl www.eielectronics.nl of www.hemmink.nl Producent: Ei Electronics, Shannon, Co Clare, Ierland. www.eielectronics.