User Manual

20
Er zijn twee andere posities die ook geschikt zijn voor de ingang (en uitgang) van de oppervlakbedrading
in de melder. De ene bevindt zich naast het verwijderbare deel en de ander direct ertegenover.
5. Lijn de montageplaat nauwkeurig uit en schroef deze vast op z‘n plek. Sluit de draden aan op het
klemmenblok. Bij verzonken bedrading moet ervoor worden gezorgd dat de achterste pakking de rand
van de opening in het plafond of de wand afsluit. Dit is om te voorkomen dat tocht het binnendringen
van rook/hitte in de melder beïnvloedt. Als de opening te groot is of als de melder deze niet afdicht,
moet deze worden afgedicht met siliconenrubber of een soortgelijk middel.
6. Vervang de bedradingsafdekking en plaats de melder voorzichtig op de basis en schuif de melder
erop (zie afbeelding 6).
7. Verbind de netvoeding met het meldersgroep. Controleer of het groene lampje op de voorkant
van de melder brandt.
8. Druk op de Test/Hush-knop (test/onderdrukkings-knop) en houd deze 10 seconden ingedrukt
(zie afbeelding 7). De claxon klinkt. Ga na of u de doorgekoppelde melders ook binnen deze tijd hoort.
De Test-knop laat de plaatselijke claxon klinken, die direct stopt bij loslaten. Daarna hoort u alle
doorgekoppelde melders, omdat de claxons van deze melders nog eens 3 seconden afgaan.
BEDRADING INVOER
L: LIVE -
FASE (BRUIN)
N: NEUTRAL -
NUL (BLAUW)
IC: INTERCONNECT -
DOORKOPPELEN
(BIJV. ORANJE)
AARDE
(GROEN/GEEL)
Afb.4 Afb.5