Installation manual

Installatie
Aansluiten
11
Aansluiten
Dit hoofdstuk geeft aan hoe de
volgende aansluitingen op een correcte
manier te maken:
Waterzijdige aansluitingen
Condensafvoer
Gasaansluiting
Rookgasafvoer
Luchtinlaat (alleen bij gebruik als
gesloten toestel)
Electrische aansluitingen
Het toestel dient te worden aangesloten
met inachtneming van de (inter-)
nationale en lokale normen en
voorschriften, de installateur is
verantwoordelijk voor de naleving
hiervan.
Waterzijdige aansluitingen
Het toestel dient op dusdanige wijze te
worden aangesloten, dat waterstroming
door het toestel tijdens bedrijf
gegarandeerd wordt. Sluit de
aanvoerleiding (4) en retourleiding (5)
van het systeem spanningsvrij aan op
de aansluitingen van het toestel.
Wanneer het toestel wordt gebruikt in
een systeem met twee retourleidingen,
dan dient de retourleiding als koude
retour. De 2
e
retourleiding (6) dient dan
als warme retour (verwijder kap/
blindflens voor
aansluiten).
De (optionele) set met veiligheids-
ventiel, manometer en ontluchter dient
op de aanvoeraansluiting (4) van het
toestel te worden gemonteerd, alvorens
deze aan te sluiten op de
aanvoerleiding van het systeem.
De (optionele) pompset dient op de
retouraansluiting (5) van het toestel te
worden gemonteerd, alvorens deze aan
te sluiten op de retourleiding van het
systeem.
Condensafvoer (7)
De sifon (inclusief in leveromvang
toestel) dient, na deze met water te
hebben gevuld, te worden
gemonteerd op de aansluiting aan de
onderzijde van de condensbak. Leid de
slang onder het frame van het toestel
en sluit deze aan op het afvoersysteem
in het ketelhuis. De aansluiting op het
afvoersysteem dient altijd een open
verbinding te zijn, mo overstroming van
het toestel te voorkomen in geval van
verstopping van de afvoer.
1 2 3
4 5 6
7