Instructions

17
Wanneer de accu onjuist wordt aangesloten (polen verwisseld) of de oplader geen contact maakt, brandt op het display de
storingsmelding ˝ ˝. Als op het display de storingsmelding ˝ ˝ wordt weergegeven, dan is een defecte 6 V-accu aangesloten
die niet met de acculader kan worden opgeladen. Als de accu correct is aangesloten, worden op het display de werkelijke accu-
spanning en de symbolen voor het ingestelde oplaadprogramma weergegeven. Selecteer nu het gewenste oplaadprogramma
door meermaals indrukken van de MODE-toets.
Afbeelding 2: display
1. Accuspanningsindicatie
2. 6 V-oplaadprogramma
3. Oplaadprogramma voor de winter
4. 12 V-oplaadprogramma
5. Oplaadprogramma voor de auto
6. Oplaadprogramma voor de motorets
7. Accuspanningsindicatie
6.1 Voorbereiding
Reinig de accupool van stof en corrosieresten. Uitsluitend voor open accus: Vul gedestilleerd water bij tot het minimale vulpeil
bereikt is. Laat de cellen van de accu open tot het opladen is beëindigd. Volg bij onderhoudsvrije accus de tips van de accufab-
rikant heel nauwkeurig op.
6.2 De acculader aansluiten
Let op: Controleer of de stekker van de oplader niet in het stopcontact zit. Sluit in beginsel eerst de rode pluskabel (+)
van de oplader op de pluspool van de accu aan. Daarna sluit u de zwarte massakabel (-) op de minpool van de accu
aan. Als u de accu in de ingebouwde staat oplaadt, moet u de zwarte minkabel (-) op de carrosserie aansluiten, zover
mogelijk uit de buurt van de accu, carburateur en brandstoeidingen. Houd deze volgorde steeds aan.
Let op: Nadat de netstekker ingestoken werd, moet u het gewenste laadprogramma selecteren door de MODE-toets
meermaals in te drukken. Wordt de MODE-toets niet ingedrukt, dan wordt het laadproces niet gestart. Wanneer het
laadproces actief is, is het niet meer mogelijk om over te schakelen naar een ander laadprogramma. Indien u met een
ander dan het ingestelde laadprogramma wenst te werken, trekt u de netstekker uit het stopcontact en wacht u totdat
het display donker geworden is. Daarna steekt u de stekker weer in en gaat u zoals hierboven beschreven te werk.
Steek nu de stekker van de oplader in het stopcontact. De achtergrondverlichting van het display wordt ingeschakeld.
De oplaadprogramma‘s kunnen in onderstaande volgorde, door het indrukken van de MODE-toets, worden geselecteerd:
Motorets 6 V Motorets 6 V Winter
Motorets 12 V Motorets 12 V Winter
Auto 12 V Auto 12 V Winter
Afhankelijk van de laadtoestand van de accu past het apparaat de laadstroom aan, teneinde de aangesloten accu optimaal
op te laden. Uitsluitend tijdens de hoofdlaadfase wordt geladen met de aangegeven maximale laadstroom. Vlak voordat de
maximale laadcapaciteit wordt bereikt, wordt gewerkt met een lagere laadstroom. Zo wordt de accu behoedzaam en optimaal
t/m maximale capaciteit opgeladen.
Het op het display weergegeven accusymbool (7) (afbeelding 2: display) geeft de actuele capaciteit van de accu aan.
Mogelijke oplaadprogramma‘s
6 volt-modus
Oplaadprogramma voor 6 V-accu‘s, 1,2 Ah tot 14 Ah, temperaturen boven 0°C
Laadstroom: 2 A maximaal
Laadspanning: 7,2 V
6 volt-wintermodus
Oplaadprogramma voor 6 V-accu‘s, 1,2 Ah tot 14 Ah, temperaturen onder 0°C
Laadstroom: 2 A maximaal
Laadspanning: 7,4 V
Motoretsmodus
Oplaadprogramma voor 12 V-accu‘s, 1,2 Ah tot 14 Ah, temperaturen boven 0°C
Laadstroom: 2 A maximaal
Laadspanning: 14,6 V