Operation Manual

32
MegaDens 3 Pro 322 / MegaDens 4 Pro 326 / MegaDens 5 Pro 331 / MegaDens A Pro 331
12.2.18 Hoeveelheidsregelaar tapwater (niet bij MD A)
Open een warm waterkraan en meet de volumestroom.
Vervang de hoeveelheidsregelaar bij een te grote
afwijking (meer dan -15%). Zie ook de tapwater-
grafieken op blz. 39 en de technische specificaties op
blz. 40. Controleer ook het filter aan de inlaat van de
stromingssensor.
12.2.20 Koppelingen
Controleer de gas-, tapwater- en cv-koppelingen
op bevestiging en lekkage. Indien nodig:
Draai de koppelingen vast
Vervang bij lekkage de pakking of o-ring.
12.2.17 Werking tapwaterbedrijf
Controleer warm waterbedrijf.
12.2.10 Gasverbruik
Meet het gasverbruik bij max. vermogen.
Zie blz. 40 voor het maximum gasverbruik.
12.2.22 Werking voor cv-bedrijf
Zet de kamerthermostaat vragend en controleer de
werking voor cv. Zodra de brander voor cv in bedrijf
is, is op het display zichtbaar:
Omdat de cv-pomp iedere 24 uur even bekrachtigd
wordt kan deze in principe niet vast gaan zitten.
12.2.24 Rookgasafvoer en de luchttoevoer
Controleer of (de aansluitingen van) het lucht-
toevoer- en rookgasafvoersysteem in een goede
staat verkeert en de verbindingen goed dicht zijn.
12.2.12 Rookgaslekkage brander
Controleer (m.b.v. bijvoorbeeld een lasspiegel)
het toestel op rookgaslekkage tussen de cv-
wisselaar en de brander.
12.2.21 Zuurgraad van het cv-water
Als er niet-zuurstof diffusiedichte kunststof slangen
voor de vloerverwarming of de installatie zijn gebruikt,
controleer dan de zuurgraad van het cv-water. De pH-
waarde moet tussen de 5 en 8 zitten om corrosie-
problemen te voorkomen. Zoek bij afwijkende
waarden de oorzaak op en zorg voor een oplossing.
12.2.11 Vonk-elektrode werking
Controleer of er bij de start een goede vonk
is voor de ontsteking.
Controleer de conditie van de kabel naar de
vonk-elektrode.
12.2.13 CO
2
-percentage vollast
12.2.14 CO-waarde vollast
12.2.15 CO
2
-percentage laaglast
12.2.16 CO-waarde laaglast
Meet het CO en CO
2
-percentage in de rookgasafvoer.
bij vollast: tapkraan vol open.
bij laaglast: op cv-bedrijf.
12.2.23 Druk van de cv-installatie
De druk moet ca. 1,6 bar zijn
(bij een koude cv-installatie).
Als de druk aan de lage kant
is (lager dan 1 bar), moet de
cv-installatie bijgevuld worden.
Bij klachten van bewoners over extra bijvullen of bij veel
F20/F21/F37/F40/A26-storingen in het storingsgeheugen:
controleer het expansievat en de cv-overstort.
Toegestane waarden CO in rookgassen:
bij laaglast / vollast.
(geldt voor aardgas en propaan)
Beoordeling
Geen bezwaar
tegen het gebruik
Verhoogde CO-waarde:
zoek de oorzaak van de hoge
CO-waarde en los dit op
Ontoelaatbare hoge CO-waarde:
zet het cv-toestel uit.
Waarschuw de bewoners het
toestel niet meer aan te zetten.
Zoek de oorzaak van de hoge
CO-waarde en los dit op.
Meetnauwkeurigheid: 20%
Als de CO-waarde te hoog is, controleer dan:
het branderbed.
de meng-venturi (zie ook 12.2.6).
de gasdrukinstelling op laagstand (12.2.8).
rookgasafvoer en luchttoevoer (12.2.23).
gasinspuiter: aanwezig? geen corrosie?
rookgasrecirculatie.
Toegestane
waarde
< 300 ppm
> 300 ppm
< 1.000 ppm
> 1.000 ppm
Belangrijk! : kap terugplaatsen
Plaats de kap van de luchtdicht
afgesloten ruimte weer terug, voordat
u de CO / CO
2
-meting doet.
Dicht de opening rondom de meet-
sondes tijdens de meting goed af.
Juiste waarden CO
2
in rookgassen:
Aardgas (G25):
laagstand 7.5-8.5% CO
2
vollast 8-9,5% CO
2
Propaan (G31):
laagstand 9-10% CO
2
vollast 9-10% CO
2
Als de CO
2
-waarden afwijken, controleer dan:
bij laaglast: de gasdrukinstelling gasblok (12.2.8).
bij vollast: het gasverbruik (12.2.10).
gasinspuiter (aanwezigheid / vervuiling)
Let op: het CO
2
-percentage is geen maat voor
vervuiling!
12.2.19 Warm watertemperatuur
Open een warm waterkraan en meet de temperatuur.
Zodra de brander voor tapwater in bedrijf is,
is op het display zichtbaar: . Zie ook blz. 40.
12.2.25 Meetnippels en meetslang gasblok
Vergeet niet, in verband met de elektrische
veiligheid, om de mantel weer met de parkers
vast te schroeven.
Papier of ander materiaal mag niet op of tegen
verwarmingstoestellen aanliggen.
De ketel moet rondom vrij zijn. Controleer dit en
leg dit eventueel uit aan de bewoners!
Monteer de kap van de luchtdicht afgesloten
ruimte en de mantel weer op z’n plaats.
Controleer of de meetnippels op het gasblok
goed gesloten zijn!
Controleer of het siliconen slangetje goed
gemonteerd zit op het gasblok, het meetpunt
luchtdruk in de geslotenruimte en de ventilator!
Controleer of de meetpunten in de rookgasafvoer-
en luchttoevoeraansluitingen bovenop het toestel
weer gesloten zijn (indien aanwezig)!