Operation Manual

37
MegaDens 3 Pro 322 / MegaDens 4 Pro 326 / MegaDens 5 Pro 331 / MegaDens A Pro 331
Ontsteking
Ontstekingsprocedure:
1. Er is warmtevraag:
: warm waterverwarming;
: centrale verwarming.
2. bij warm watervraag gaat de pomp (32) draaien en gaat
(of blijft) de driewegklep (95) naar de tapwaterstand
bij cv-vraag gaat pomp (32) draaien en gaat de
driewegklep (95) naar de cv-stand.
3. De ventilator (16) wordt aangestuurd.
4. De vonk-elektrode (81) gaat vonken.
5. Het gasblok (44) opent de gastoevoer
6. Het gas komt via de meng-venturi de ventilator in, die het
gas/luchtmengsel naar de brander blaast.
7. Bij de brander wordt het mengsel door de vonk-elektrode
(81) ontstoken, waarna de warmte via de cv-wisselaar (161)
aan het langsstromende cv-water wordt overgedragen.
8. Het vlamsignaal wordt met de ionisatie-elektrode (82)
gemeten. Als na het ontsteken voldoende vlamsignaal
wordt gemeten, verschijnt het vlamsymbool op het display:
9. Hierna volgt vrijgave van de regeling.
Als het toestel na het openen van de gasklep niet
ontsteekt, geeft het toestel een vlamstoring (A01) aan.
Herstart
Als de ontsteking de eerste keer niet lukt, doet het toestel
nog 2 keer een ontsteekpoging voordat het in storing valt.
Als het toestel na een vlamstoring is gereset, wordt er maar
1 ontsteekpoging uitgevoerd.
Als een vlamstoring 6 keer is gereset, werkt de resettoets
niet meer. In dit geval dient de stekker even uit het stop-
contact te worden gehaald!
Werking van de modulatie (brandervermogen)
Op de aanzuigzijde van de ventilator is een meng-venturi gekop-
peld, waarin gas aan de aangezogen lucht wordt toegevoegd. Als
de ventilator draait, komt er onderdruk in de meng-venturi. Deze
onderdruk zorgt ervoor dat gas wordt ‘aangezogen’. Hoe harder
de ventilator draait, hoe hoger de onderdruk, hoe meer gas wordt
toegevoegd. Deze onderdruk wordt in het gasblok (44) als signaal
gebruikt om meer of minder gas te geven.
Door deze directe koppeling blijft de drukverhouding van gas- en
lucht 1:1.
Bij een aangesloten AAN/UIT-kamerthermostaat bepaalt de
toestelregeling zelf op welk vermogen het toestel warmte aflevert.
Bij een aangesloten OpenTherm-kamerthermostaat wordt de cv-
aanvoertemperatuur mede bepaald door deze thermostaat.
Na het opstartprogramma (ca. 2
min.) ziet u de waterdruk in de cv-
installatie (16 = 1,6 bar), zoals het
voorbeeld hiernaast. Het toestel is
gereed voor gebruik.
Als er een bepaalde code knippert (A of F) of als er hele-
maal niets op het display staat, is er iets aan de hand.
Zie hoofdstuk 13.2 op blz. 34 en 35.
Opstartcyclus
1. De stekker wordt in het stopcontact gestoken.
2. Na circa 10 seconden ziet u enige tijd 2 cijfers, bijv. 18, in
het display. Dit betekent software versie 1.8.
3. De ventilator (16) draait. U ziet ‘FH’ op het display.
3. Tegelijkertijd draait de pomp (32) (cyclisch aan/uit) en
schakelt de driewegklep (95) een aantal keren om.
Einde warmtevraag
1. Gasblok (44) stopt de gastoevoer.
2. De ventilator (16) draait na.
3. Na cv-verwarming draait de cv-pomp na (afhankelijk van
de parameter-instelling P9 en P12).
Na tapwaterverwarming draait de pomp ook even na.
Wachttijden (signalering d1 of d2)
Na tapwatervraag schakelt het toestel pas na een wachttijd
(o.a. afhankelijk van parameter-instelling P10) over op
eventueel cv-bedrijf. Ook als de brander uitschakelt door
een te hoge cv-aanvoertemperatuur, is er een wachttijd.
Directe beveiligingen
Ionisatie-elektrode (82)
Gedurende het ontsteken en branden controleert de print of
de vlam aanwezig blijft. Het vlam signaal op het functie-
display geeft aan of dit signaal aanwezig is. Als het signaal
er niet is of wegvalt, geeft het toestel een A1-storing aan.
Deze storing is met de RESET-toets op te heffen.
Delta-T beveiliging warmtewisselaar (278 en 186)
Om de warmtewisselaar (161) te beveiligen tegen een
te groot temperatuurverschil, bij onvoldoende waterdoor-
stroming, mag het temperatuurverschil tussen de cv-
aanvoer- (278) en cv-retoursensor (186) niet te groot
worden. Indien temperatuurverschil te groot wordt, wordt het
vermogen teruggemoduleerd (instelling parameter P23).
Te hoge cv-aanvoertemperatuur
Als de cv-aanvoer-dubbel-sensor (278) langere tijd een
temperatuur van meer dan 105
o
C meet, geeft het toestel
een A3-storing.
Lage druk in de cv-installatie (137)
Als de cv-waterdruk onder ± 0,4 bar komt, schakelt het
toestel uit en geeft het toestel een F37-storing aan.
Als de druk weer voldoende is, wordt deze storing
automatisch opgeheven. Als de druk aan de lage kant is,
tussen 0,4 en 0,7 bar, wordt F20 zichtbaar. Hiermee wordt
de bewoner gewaarschuwd dat er bijgevuld moet worden.
Hoge druk in de cv-installatie (137)
Cv-waterdruk erg hoog (2,5 - 2,8 bar): ..... F21
De brander blijft in bedrijf.
Cv-waterdruk te hoog (> 2,8 bar): ........... F40
De brander is uit.
Foutcode F40 3x voorgekomen: .............. A26
De brander is uit.
Overstortventiel cv-zijdig (14)
Dit ventiel treedt in werking bij een cv-druk hoger dan 3 bar.
Vorstbeveiliging (278)
Het toestel wordt d.m.v. een vorstbeveiligingsfunctie via
de cv-aanvoersensor (278) beveiligd tegen bevriezing. Als
de temperatuur bij deze sensor onder de 5
o
C komt, gaat het
toestel op laagstand branden en schakelt weer uit na een
temperatuurverhoging tot 15
o
C.
Voorkomen vastzitten van de pomp (32) en driewegklep (95)
Om te voorkomen dat de pomp (32) en de driewegklep (95)
vast gaan zitten, worden deze, indien er 24 uur geen
cv-vraag of warmwater-vraag is geweest, enkele secon-
den aangestuurd.
Warmtewisselaarsensor (335)
Deze sensor, die op de voorkant van de cv-wisselaar is
geplaatst, schakelt het toestel uit als deze 2 minuten
lang een temperatuur meet van 115°C.
Hiermee wordt het rookgasafvoersysteem beveiligd
tegen te hoge temperaturen.
De grootte van de vlam is afhankelijk
van het brandervermogen.