Operation Manual

28
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
De buitenspiegels zijn bol,
waardoor de afstandswaar-
neming iets wordt beïnvloed.
LET OP
Tijdens het rijden moeten de
spiegels altijd in stand 1
staan.
LET OP
fig. 25
F0S0019m
Met elektrische verstelling fig. 26
Ga als volgt te werk:
kies met de schakelaar B welke spiegel
u wilt verstellen;
plaats voor het verstellen van de spiegel
de joystick A in een van de vier rich-
tingen.
Buitenspiegels inklappen
fig. 27
Indien nodig (bijv. bij nauwe doorgangen)
kunnen de buitenspiegels worden inge-
klapt door ze vanuit stand 1 (uitgeklapt)
naar stand 2 (ingeklapt) te bewegen.
SPIEGELS
BINNENSPIEGEL fig. 25
De binnenspiegel is voorzien van een be-
veiligingsmechanisme, waardoor de spiegel
bij een krachtig contact met een inzittende
losschiet.
Met het hendeltje A kan de spiegel in twee
standen worden gezet: normale of anti-
verblindingsstand.
ELEKTRONISCH DIMBARE
BINNENSPIEGEL
(indien aanwezig)
Enkele uitvoeringen zijn voorzien van een
elektronisch dimbare binnenspiegel met
automatische anti-verblindingsfunctie. Aan
de onderzijde van de spiegel is een
ON/OFF-knop aanwezig voor het in-/uit-
schakelen van de anti-verblindingsfunctie.
Bij inschakeling gaat het lampje op de spie-
gel branden. Als u de achteruit inschakelt,
wordt de spiegel altijd ingesteld op dag-
gebruik.
BUITENSPIEGELS
Handbediende verstelling
De buitenspiegel is vanaf de buitenzijde
verstelbaar door licht te drukken op een
van de vier zijden van het spiegelglas.
fig. 27
F0S0035m
fig. 26
F0S0020m
025-047 500 Ins NL 1ed:025-047 FIAT 500 NL 7-12-09 9:32 Pagina 28