Operation Manual

36
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
BUITENVERLICHTING /
DIMLICHT fig. 32
Draai met de contactsleutel in stand
MAR, de draaiknop in stand
2
. Als het
dimlicht wordt ingeschakeld, schakelt de
dagverlichting uit en schakelen de buiten-
verlichting en het dimlicht in. Op het
instrumentenpaneel gaat lampje
3
branden. Draai met de contactsleutel in
stand STOP of met uitgenomen sleutel,
de draaiknop van stand O in stand
2
;
de buitenverlichting en de kentekenplaat-
verlichting schakelen in. Op het instru-
mentenpaneel gaat lampje
3
branden.
GROOTLICHT fig. 32
Druk de hendel naar voren in de richting
van het dashboard (vergrendelde stand),
als de draaiknop reeds in stand
2
staat.
Op het instrumentenpaneel gaat het con-
trolelampje
1
branden. Als vervolgens de
hendel naar het stuurwiel wordt getrok-
ken, dan dooft het grootlicht en wordt het
dimlicht weer ingeschakeld.
GROOTLICHTSIGNAAL fig. 32
Trek de hendel naar het stuur (stand zon-
der vergrendeling). Op het instrumenten-
paneel gaat het lampje
1
branden.
RICHTINGAANWIJZERS fig. 33
Zet de hendel in de vergrendelde stand:
omhoog (stand a): inschakeling rechter
richtingaanwijzer;
omlaag (stand b): inschakeling linker
richtingaanwijzer.
Op het instrumentenpaneel gaat het con-
trolelampje ¥ of Î knipperen. De rich-
tingaanwijzers schakelen automatisch uit
als de auto weer rechtuit rijdt.
Functie wisselen van rijbaan
Als u bij wisseling van rijstrook kort rich-
ting wilt aangeven, moet u de linker hen-
del korter dan een halve seconde in de
onvergrendelde stand zetten. De rich-
tingaanwijzer aan de gekozen zijde knip-
pert 3 keer en dooft daarna automatisch.
BUITENVERLICHTING
Met de linker hendel bedient u de buiten-
verlichting. De buitenverlichting werkt uit-
sluitend als de contactsleutel in stand
MAR staat. Als u de buitenverlichting in-
schakelt, gaat ook de verlichting van het
instrumentenpaneel en van de bedienings-
knoppen op het dashboard branden.
DAGVERLICHTING (D.R.L.) fig. 32
(indien aanwezig)
Als u met de sleutel in stand MAR de draai-
knop in stand O zet, wordt automatisch de
dagverlichting ingeschakeld; de andere lam-
pen en de interieurverlichting blijven uitge-
schakeld. De automatische inschakeling van
de dagverlichting kan worden in- of uitge-
schakeld via het menu op het display (zie de
paragraaf “Multifunctioneel display en instel-
baar multifunctioneel display” in dit hoofd-
stuk). Als de dagverlichting wordt uitgescha-
keld, dan wordt met de draaiknop in stand
O geen enkele verlichting ingeschakeld.
fig. 32
F0S0210m
fig. 33
F0S0211m
De dagverlichting is een al-
ternatief voor het dimlicht tij-
dens het rijden overdag. Deze dagver-
lichting is in bepaalde landen verplicht
en waar niet verplicht, toegestaan.
De dagverlichting is geen vervanging
voor het dimlicht tijdens het rijden in
tunnels of in het donker.
Het gebruik van de dagverlichting is af-
hankelijk van de wettelijke voorschrif-
ten van het land waarin u zich bevindt.
Houdt u aan de voorschriften.
LET OP
025-047 500 Ins NL 1ed:025-047 FIAT 500 NL 7-12-09 9:32 Pagina 36