Operation Manual

75
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
VEILIGHEID
HOE U DE
VEILIGHEIDSGORDELS IN
OPTIMALE STAAT HOUDT
Voor het juiste onderhoud van de veilig-
heidsgordels moeten de volgende aanwij-
zingen zorgvuldig worden opgevolgd:
zorg dat de gordel goed uitgetrokken
en niet gedraaid is; controleer ook of
de oprolautomaat zonder haperingen
werkt;
vervang de gordels na een ongeval, ook
al zijn ze ogenschijnlijk niet beschadigd.
Vervang de gordels ook als de gordel-
spanners in werking zijn geweest;
u kunt de gordels met de hand wassen
met water en een neutrale zeep. Spoel
ze uit en laat ze in de schaduw drogen.
Gebruik geen bijtende, blekende of
kleurende middelen. Vermijd het ge-
bruik van alle chemische producten die
het weefsel van de gordel kunnen aan-
tasten;
voorkom dat vocht in de oprolauto-
maat komt: de werking van de oprol-
automaten is alleen gegarandeerd, als
ze niet nat zijn geweest;
vervang de gordels bij tekenen van slij-
tage of beschadigingen.
KINDEREN VEILIG
VERVOEREN
Voor optimale bescherming bij een onge-
val moeten alle inzittenden zittend reizen
en beschermd worden door goedgekeur-
de veiligheidssystemen.
Dit geldt met name voor kinderen.
Dit is een wettelijk voorschrift volgens
richtlijn 2003/20/EU in alle lidstaten van
de Europese Unie.
Het hoofd van kleine kinderen is in ver-
houding met de rest van het lichaam gro-
ter en zwaarder dan dat van volwassenen,
terwijl spieren en botstructuur nog niet
volledig zijn ontwikkeld.
Daarom moeten kleine kinderen door an-
dere systemen beschermd worden dan
door de veiligheidsgordels.
De resultaten van het onderzoek over de
optimale bescherming van kleine kinde-
ren zijn verwerkt in de Europese
ECE/R44-voorschriften die wettelijk ver-
plicht zijn. De systemen zijn onderver-
deeld in vijf groepen:
Groep 0 gewicht tot 10 kg
Groep 0+ gewicht tot 13 kg
Groep 1 gewicht 9 - 18 kg
Groep 2 gewicht 15 - 25 kg
Groep 3 gewicht 22 - 36 kg
ZEER GEVAARLIJK: Monteer
absoluut geen kinderzitje ach-
terstevoren op de passagiers-
stoel voor als de frontairbag
aan passagierszijde is inge-
schakeld. Als bij een ongeval
de airbag in werking treedt (opblaast),
kan dit ernstig letsel en zelfs de dood
tot gevolg hebben. Wij raden u aan kin-
deren altijd op de zitplaatsen achter
te vervoeren, omdat die plaatsen bij een
ongeval de meeste bescherming bieden.
Kinderzitjes mogen beslist nooit op de
voorstoel gemonteerd worden bij au-
to’s die zijn uitgerust met een airbag
aan passagierszijde. Als bij een onge-
val de airbag in werking treedt (op-
blaast), kan dit ernstig letsel en zelfs de
dood tot gevolg hebben, ongeacht de
zwaarte van het ongeluk. Als er geen
andere mogelijkheid is, kunnen kinde-
ren op de voorstoel aan passagierszij-
de worden vervoerd bij auto’s die zijn
uitgerust met een uitschakelbare fron-
tairbag aan passagierszijde. In dit ge-
val moet u er absoluut zeker van zijn
dat de airbag is uitgeschakeld door te
controleren of het waarschuwings-
lampje
F
op het instrumentenpaneel
brandt (zie “Frontairbag aan passa-
gierszijde” in het hoofdstuk “Frontair-
bags”). Bovendien moet de passagiers-
stoel zo ver mogelijk naar achteren zijn
geschoven om te voorkomen dat het
kinderzitje eventueel in aanraking komt
met het dashboard.
LET OP
071-086 500 Ins NL 1ed:071-086 FIAT 500 NL 7-12-09 9:44 Pagina 75