Operation Manual

91
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
STARTEN EN
RIJDEN
GEBRUIK VAN DE
HANDGESCHAKELDE
VERSNELLINGSBAK
Om de versnellingen in te schakelen, moet
u het koppelingspedaal geheel intrappen
en vervolgens de versnellingspook in de
gewenste stand plaatsen (het schakelsche-
ma staat op de knop van de pook fig. 2).
Bij uitvoeringen met een zes-versnellings-
bak, moet voor het inschakelen van de 6e
versnelling de pook naar rechts worden
gedrukt om te voorkomen dat per onge-
luk de 4e versnelling wordt ingeschakeld.
Dit geldt ook voor het schakelen van de
6e naar de 5e versnelling.
BELANGRIJK De achteruit kan alleen bij
een stilstaande auto worden ingeschakeld.
Wacht bij een draaiende motor en een ge-
heel ingetrapt koppelingspedaal minstens
2 seconden, voordat u de achteruit in-
schakelt. Hiermee wordt voorkomen dat
de tandwielen beschadigen.
Om de achteruit R vanuit de vrijstand in
te schakelen, moet de schuifring A onder
de knop omhoog worden getrokken en
de pook naar rechts en vervolgens naar
achteren worden verplaatst.
BELANGRIJK Gebruik het koppelingspe-
daal uitsluitend voor het overschakelen.
Laat tijdens het rijden de voet nooit - zelfs
niet licht - op het koppelingspedaal rus-
ten. Bij uitvoeringen voor bepaalde mark-
ten kan de regelelektronica van het kop-
pelingspedaal een foutief gebruik door de
bestuurder beschouwen als een storing.
fig. 2
F0S0076m
Om op de juiste wijze te
schakelen, moet u het kop-
pelingspedaal geheel intrappen.
Daarom mag er niets onder het pe-
daal liggen dat dit kan verhinderen:
let erop dat de vloermatten niet zijn
dubbelgevouwen, waardoor de slag
van de pedalen kan worden beperkt.
LET OP
Laat uw hand tijdens het rij-
den niet op de pookknop rus-
ten omdat door de uitgeoe-
fende druk, ook als deze licht
is, de interne onderdelen van de ver-
snellingsbak na verloop van tijd kun-
nen slijten.
BRANDSTOFBESPARING
Hierna volgen enkele nuttige tips, waar-
door het brandstofverbruik zo laag mo-
gelijk blijft en de uitstoot van schadelijke
uitlaatgassen, zowel CO
2
als andere
schadelijke stoffen (stikstofoxiden, onver-
brande koolwaterstoffen, fijn stof (PM)
enz.) zoveel mogelijk beperkt wordt.
ALGEMENE OPMERKINGEN
Onderhoud van de auto
Zorg voor een goed onderhoud van de
auto door de controles en afstellingen die
in het “Geprogrammeerd Onderhouds-
schema“ staan vermeld, te laten uitvoeren.
Banden
Controleer regelmatig, ten minste een
keer per maand, de spanning van de ban-
den: als de spanning te laag is, wordt de
weerstand groter en neemt het verbruik
toe.
Overbodige bagage
Rijd niet met een overbeladen bagage-
ruimte. Het gewicht van de auto (vooral
in stadsverkeer) en de wieluitlijning heb-
ben grote invloed op het brandstofver-
bruik en de stabiliteit.
087-096 500 Ins NL 1ed:087-096 FIAT 500 NL 7-12-09 9:46 Pagina 91