Operation Manual

95
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
STARTEN EN
RIJDEN
BELANGRIJK Als u winterbanden gebruikt
waarvan de maximum toegestane snelheid
lager is dan de topsnelheid van de auto
(met een marge van 5%), dan dient u in
het interieur van de auto een voor de be-
stuurder duidelijk zichtbaar waarschu-
wingsplaatje te plaatsen met de maximum
toegestane snelheid wanneer met die win-
terbanden wordt gereden (overeenkom-
stig de EU-normen).
Monteer op alle vier de wielen dezelfde
banden (zelfde merk en profieldiepte)
voor meer veiligheid tijdens het rijden en
remmen en voor een betere bestuur-
baarheid.
Keer de draairichting van de banden niet
om.
SNEEUWKETTINGEN
Het gebruik van sneeuwkettingen is af-
hankelijk van de voorschriften van het land
waar wordt gereden.
De sneeuwkettingen mogen alleen op de
voorwielen gemonteerd worden (aange-
dreven wielen).
Controleer na enkele tientallen meters rij-
den of de kettingen nog goed gespannen
zijn.
BELANGRIJK Op het noodreservewiel
kan geen sneeuwketting worden gemon-
teerd. Als u een lekke voorband hebt, kunt
u het noodreservewiel op de achteras
plaatsen en het achterwiel op de vooras.
Zo hebt u op de vooras twee normale
wielen waarop u sneeuwkettingen kunt
monteren.
Bij winterbanden met de in-
dicatie “Q” mag niet sneller
worden gereden dan 160 km/h; de
geldende snelheidsbeperkingen over-
eenkomstig de nationale wegenver-
keerswetgeving moeten echter altijd
worden gerespecteerd.
LET OP
Beperk de snelheid als u
sneeuwkettingen gebruikt; rijd
niet harder dan 50 km/h. Ver-
mijd kuilen, stoepranden en
andere obstakels en rijd, om de auto en
het wegdek niet te beschadigen, geen
lange stukken op sneeuwvrije wegen.
AUTO LANGERE TIJD
STALLEN
Tref de volgende maatregelen als de auto
enkele maanden niet wordt gebruikt:
zet de auto in een overdekte, droge en
goed geventileerde ruimte;
schakel een versnelling in;
zorg ervoor dat de handrem niet is aan-
getrokken;
maak de minkabel los van de accu en
controleer de acculading (zie de para-
graaf “Accu - Acculading en elektrolyt-
niveau controleren” in het hoofdstuk
“Onderhoud en zorg”);
maak de gespoten plaatdelen schoon
en behandel ze met een beschermende
was;
087-096 500 Ins NL 1ed:087-096 FIAT 500 NL 7-12-09 9:46 Pagina 95