COP 500L LUM NL_COP 500X LUM NL 18/11/14 10:05 Pagina 1 F I A T 5 0 0 L NEDERLANDS De gegevens in deze publicatie zijn uitsluitend indicatief bedoeld. Fiat Chrysler Automobiles behoudt zich het recht voor op elk moment de in deze publicatie beschreven modellen om technische of commerciële redenen te wijzigen. Wendt u voor nadere informatie tot het Fiat Servicenetwerk. Gedrukt op milieuvriendelijk chloorvrij papier.
COP 500L LUM NL_COP 500X LUM NL 18/11/14 10:05 Pagina 2 WAAROM KIEZEN VOOR ORIGINELE ONDERDELEN Dit Instructieboek is bedoeld om de bedrijfsomstandigheden van het voertuig te verduidelijken. Voor de enthousiaste gebruiker die de inzichten, curiositeiten en gedetailleerde informatie over de eigenschappen en functies van het voertuig wil weten, biedt Fiat de gelegenheid om een speciaal gedeelte te raadplegen dat beschikbaar is in elektronisch formaat.
Beste klant, Wij feliciteren u en bedanken u dat u voor een Fiat 500L hebt gekozen. Wij hebben dit boekje opgesteld om u te helpen alle kenmerken van dit voertuig te leren kennen en het op de beste manier te gebruiken. Dit boekje bevat informatie, adviezen en belangrijke waarschuwingen voor een juist gebruik van het voertuig, zodat u het maximum uit de technologische eigenschappen van uw Fiat 500L kunt halen.
AANDACHTIG LEZEN TANKEN Benzinemotoren: tank uitsluitend loodvrije benzine met een minimum octaangetal van 95 RON die aan de Europese specificatie EN228 voldoet. Gebruik geen benzine die methanol of ethanol E85 bevat. Het gebruik van dergelijke mengsels kan leiden tot problemen met de ontsteking en het rijden, evenals tot beschadiging van fundamentele componenten van het brandstoftoevoersysteem. Dieselmotoren: tank uitsluitend dieselolie voor motorvoertuigen die aan de Europese norm EN590 voldoet.
GEBRUIK VAN HET INSTRUCTIEBOEK BEDIENINGSAANWIJZINGEN Elke keer als er aanwijzingen over de richting van het voertuig worden gegeven (links/rechts of vooruit/achteruit), dan moeten deze begrepen worden als gezien door een inzittende op de bestuurdersstoel. Speciale uitzonderingsgevallen op deze regel zullen duidelijk in de tekst zijn aangegeven.
SYMBOLEN Sommige onderdelen van het voertuig zijn voorzien van gekleurde plaatjes met daarop symbolen die de voorzorgsmaatregelen aangeven die in acht genomen moeten worden wanneer het betreffende onderdeel wordt gebruikt. Een plaatje waarop deze symbolen zijn samengevat bevindt zich onder de motorkap.
WEGWIJS IN UW AUTO 6 WEGWIJS IN UW AUTO Grondige kennis van uw nieuwe voertuig begint hier. In dit boekje is op eenvoudige en rechtstreekse wijze beschreven hoe uw voertuig gemaakt is en hoe het werkt. Daarom adviseren wij u het comfortabel zittend in uw voertuig te lezen, dan kunt u met eigen ogen onmiddellijk zien wat hier beschreven is. DASHBOARD ................................. FIAT CODE SYSTEEM..................... DE SLEUTELS ................................ CONTACTSLOT ............................
DASHBOARD De aanwezigheid en de opstelling van de bedieningselementen, de instrumenten en de meters kunnen variëren afhankelijk van de versies. 1 F0Y0042C 1. Verstelbare luchtroosters 2. Radiobedieningstoetsen op het stuurwiel (voor bepaalde versies/markten) 3. Bedieningshendel buitenverlichting 4. Instrumentenpaneel 5. Bedieningshendel ruitenwissers voor/achter en tripcomputer 6. Verstelbare en richtbare luchtroosters in het midden 7. Vast luchtrooster aan bovenkant 8. Frontairbag passagierszijde 9.
WEGWIJS IN UW AUTO FIAT CODE SYSTEEM Dit is een elektronische startblokkering die de beveiliging tegen diefstalpogingen verbetert. Deze schakelt automatisch in wanneer de contactsleutel wordt verwijderd. In elke sleutel zit een elektronisch apparaatje dat het uitgezonden signaal, afkomstig van een antenne die in het contactslot is ingebouwd, kan identificeren wanneer de motor gestart wordt.
SLEUTEL MET AFSTANDSBEDIENING (voor bepaalde versies/markten) De metalen baard A fig. 3 van de sleutel bedient het contactslot en het portierslot. Druk op knop B om de metalen baard in/uit te klappen. 3 F0Y0019C Druk kort op knop : ontgrendeling van de portieren en bagageruimte, tijdgestuurde inschakeling binnenverlichting en dubbel knipperen van de richtingaanwijzers (voor bepaalde versies/markten). De portieren worden automatisch ontgrendeld wanneer de afsluiter van de brandstoftoevoer ingrijpt.
WEGWIJS IN UW AUTO CONTACTSLOT BELANGRIJK 1) Druk knop B fig. 3 alleen in wanneer de sleutel ver genoeg van het lichaam (vooral de ogen) en van voorwerpen die snel beschadigen (bijvoorbeeld kleding) is verwijderd. Laat de sleutel niet onbeheerd achter, om te voorkomen dat mensen, met name kinderen, per ongeluk op de knop drukken. 2) Als het safe lock systeem is ingeschakeld, dan is het niet meer mogelijk om de portieren vanuit het interieur te openen.
6) Verwijder de sleutel nooit terwijl de auto rijdt. Het stuurwiel zal automatisch vergrendeld worden zodra eraan gedraaid wordt. Dit geldt ook voor voertuigen die gesleept worden. STOELEN 7) 9) 2) 3) VOORSTOELEN Lengteafstelling: trek hendel A omhoog fig. 6, houd hem in het midden en schuif de stoel naar voren of naar achteren: in de rijstand moeten de armen op de rand van het stuurwiel rusten. 6 7 F0Y0216C 8 F0Y0217C F0Y0384C 8) Hoogteverstelling: trek hendel B fig.
WEGWIJS IN UW AUTO Elektrisch verstelbare lendensteun (voor bepaalde versies/markten): druk, met de contactsleutel in de stand MAR, op de knop A fig. 9 om de lendensteun te verstellen. Laat de knop los zodra de gewenste stand bereikt is. 9 BELANGRIJK Plaats geen voorwerpen zwaarder dan 3 kg op het tafeltje: om veiligheidsredenen komt dit los uit zijn zitting als zwaardere voorwerpen erop gelegd worden. ACHTERBANK Lengteverstelling: trek de hendel A fig.
❒ til de ontgrendelhendel B fig. 13 op om de tweede rij stoelen neer te klappen: de rugleuning en de zitting worden automatisch naar voren geklapt. Begeleid, indien nodig, de rugleuning tijdens het eerste deel van het inklappen. 13 F0Y0073C Terugplaatsen van de achterstoelen van de tweede rij BELANGRIJK Het wordt aanbevolen deze procedures uit te voeren door van buiten het voertuig te werk te gaan.
WEGWIJS IN UW AUTO 15) Verplaats de voorste passagiersstoel met tafeltje niet als er een kind op zit of als het kind in een geschikt kinderzitje zit. HOOFDSTEUNEN VERWIJDEREN VERSTELLINGEN Breng de hoofdsteunen in de hoogste stand, druk op de knoppen A en B fig. 15 (voorste hoofdsteunen) of A en B fig. 16 (achterste hoofdsteunen) aan beide zijkanten en verwijder de hoofdsteunen door ze omhoog te trekken.
STUURWIEL BELANGRIJK 17) 18) BINNENSPIEGEL VERSTELLINGEN Het stuurwiel kan zowel axiaal als verticaal versteld worden. Om te verstellen, hendel A fig. 17 omlaag zetten in stand 1, het stuurwiel in de meest geschikte stand zetten en het op zijn plaats vergrendelen door hendel A in stand 2 te zetten. 17 ACHTERUITKIJKSPIEGELS 17) De verstelling van het stuurwiel mag uitsluitend gebeuren bij stilstaande auto en afgezette motor.
WEGWIJS IN UW AUTO ❒ zet knop A op stand B en beweeg hem om de linker buitenspiegel af te stellen; ❒ zet knop A op stand D en beweeg hem om de rechter buitenspiegel af te stellen. Na het afstellen moet knop A in de tussenstand C (geblokkeerde stand) worden gezet. ELEKTRISCH DIMBARE ACHTERUITKIJKSPIEGEL (voor bepaalde versies/markten) De elektrisch dimbare spiegel fig. 19 heeft een ON/OFF-toets om de elektrisch dimbare antiverblindingsfunctie in/uit te schakelen.
KLIMAATREGELING 2) .
WEGWIJS IN UW AUTO 18 A - Draaiknop luchttemperatuur: blauwe zone = koude lucht, rode zone = warme lucht; B - knop luchtrecirculatie aan/uit: met de interne luchtrecirculatie kan de gewenste toestand (verwarming of koeling, afhankelijk van de keuze) sneller bereikt worden. Het wordt echter afgeraden de interne luchtrecirculatie in te schakelen op regenachtige of koude dagen om te voorkomen dat de ruiten beslaan.
HANDBEDIENDE KLIMAATREGELING Bedieningselementen 23 F0Y0041C A - Draaiknop luchttemperatuur: blauwe zone = koude lucht, rode zone = warme lucht; B - aan/uit-knop luchtrecirculatie; C - knop voor inschakeling/regeling ventilator (0 = ventilator uit / = ventilatorsnelheid) / 1-2-3-4 = ventilatorsnelheid; D - knop voor inschakeling/uitschakeling compressor klimaatregeling; E - toets voor inschakeling/uitschakeling achterruitverwarming; F - regelknop luchtverdeling: lucht uit luchtuitstroomopeningen midden,
WEGWIJS IN UW AUTO AUTOMATISCHE DUAL-ZONE KLIMAATREGELING 19) 5) Bedieningselementen 24 F0Y0034C A - regelknop temperatuur bestuurderszijde; B - aan/uit-knop interne luchtrecirculatie; C - aan/uit-knop achterruit- en voorruitverwarming (voor bepaalde versies/markten); D - knop voor inschakeling/uitschakeling compressor klimaatregeling; E - aan/uit-knop klimaatregeling; F - knop voor instelling ventilatorsnelheid; G - led ventilatorsnelheid; H - selectieknoppen luchtverdeling; I - knop voor activering
REGELING STOP/ START-SYSTEEM De automatische dual-zone klimaatregeling regelt het Start/Stopsysteem (motor wordt afgezet wanneer de voertuigsnelheid 0 km/h is) om een passend comfort in het interieur te garanderen.
WEGWIJS IN UW AUTO STADSLICHT EN DIMLICHT Draai, met de contactsleutel in de stand MAR, de schakelaar A fig. 25 naar . Als het dimlicht wordt ingeschakeld, gaan de dagrijlichten uit en worden het stadslicht en het dimlicht ingeschakeld. Het controlelampje op het instrumentenpaneel gaat branden. Als de contactsleutel naar STOP wordt gedraaid of wordt verwijderd en de draaischakelaar A wordt van O naar gedraaid, gaan het stadslicht en de kentekenplaatverlichting branden.
“Cornering lights” Wanneer het dimlicht ingeschakeld is en de snelheid lager is dan 40 km/h, als de draaihoek van het stuurwiel groot is of de richtingaanwijzers branden, gaat er een lamp (ingebouwd in de mistlamp) branden aan de betreffende kant om het zicht 's nachts te verbeteren. "FOLLOW ME HOME" SYSTEEM Met dit systeem kan de ruimte vóór het voertuig gedurende een ingestelde tijdsduur worden verlicht.
WEGWIJS IN UW AUTO RUITEN REINIGEN RUITENWISSERS/ -SPROEIERS VOORRUIT 6) 7) Werkt alleen met de contactsleutel in de stand MAR. Automatische wis-/wasregeling 26 F0Y0049C Draaischakelaar A fig. 26 heeft vier verschillende standen: ruitenwissers uit. wissen met interval. langzaam continu wissen. snel continu wissen. Zet de hendel omhoog (onstabiele stand) om de tijdelijke snelle wisstand in te schakelen.
❒ synchroon wissen (met de halve wisfrequentie) als de ruitenwissers voor werken; ❒ continu wissen met ingeschakelde achteruitversnelling. Bij ingeschakelde ruitenwissers voor en als de achteruitversnelling is geschakeld, is de werking van de achterruitwisser op dezelfde wijze continu. Door de hendel naar het stuur te trekken (onstabiele stand), wordt de achterruitsproeier ingeschakeld. Als de hendel ten minste een halve seconde in deze stand wordt gehouden, dan wordt ook de achterruitwisser ingeschakeld.
WEGWIJS IN UW AUTO DAK MET VAST GLASPANEEL NOODBEDIENING Het zonnescherm werkt alleen met de contactsleutel in de stand MAR. Druk op de knop A fig. 28: het zonnescherm beweegt naar de achterkant van de auto, tot het volledig geopend is. Als de knop niet werk, beweeg dan het zonnescherm met de hand: verwijder de beschermdop fig.
ELEKTRISCH SCHUIFDAK (voor bepaalde versies/markten) 23) 11) Het schuifdak en het zonnescherm kunnen alleen bediend worden als de contactsleutel in de stand MAR staat. BEDIENINGSKNOPPEN Openen/sluiten voorpaneel Door te drukken op de knop A fig. 30 , opent het paneel in de spoilerstand. Druk, vanuit de spoilerstand, nogmaals en langer dan een halve seconde op de knop A om het schuifdak automatisch in de compleet geopende stand te brengen.
WEGWIJS IN UW AUTO ❒ draai de contactsleutel naar STOP en houd hem 10 seconden in die stand. Draai hem vervolgens naar MAR; ❒ houd knop A ingedrukt: na ongeveer 10 seconden gaat het schuifdak schokkerig dicht.
NOODVERGRENDELING VOORPORTIER PASSAGIERSZIJDE EN ACHTERPORTIEREN 12) 32 De portieren kunnen gesloten worden als de stroom uitvalt. Steek de contactsleutel in de zitting A fig. 34 (voorportier aan passagierszijde) of A fig. 33 (achterportieren), draai hem rechtsom en verwijder hem uit de zitting A. F0Y0039C BELANGRIJK Bij ingeschakelde centrale portiervergrendeling worden de portieren ontgrendeld als aan de handgreep aan de passagiersportier wordt getrokken (de led blijft branden).
WEGWIJS IN UW AUTO INITIALISATIE MECHANISME PORTIER OPENEN/SLUITEN Als de accu is losgekoppeld of als een zekering is doorgebrand, dan moet het open-/sluitmechanisme als volgt opnieuw geïnitialiseerd worden: ❒ sluit alle portieren; ❒ druk op de knop van de op afstandsbediening of op de knop het dashboard; ❒ druk op de knop van de op afstandsbediening of op de knop het dashboard.
❒ A: linker voorruit openen/sluiten. "Continue automatische" werking tijdens openen/sluiten en knelbeveiliging ingeschakeld. ❒ B: rechter voorruit openen/sluiten. "Continue automatische" werking tijdens openen/sluiten en knelbeveiliging ingeschakeld. ❒ C: inschakeling/uitschakeling ruitbediening achterportieren. ❒ D: linker achterruit openen/sluiten (voor bepaalde versies/markten). "Continue automatische" werking tijdens openen/sluiten en knelbeveiliging ingeschakeld.
WEGWIJS IN UW AUTO BAGAGERUIMTE 27) 28) 29) 31) Achterklep van binnenuit openen in geval van nood 13) De ontgrendeling van de bagageruimte gebeurt elektrisch en is uitgeschakeld wanneer de auto rijdt. OPENEN 26) Indien ontgrendeld, kan de achterklep van buitenaf geopend worden met de elektrische hendel A fig. 36 onder de rand van de achterklep tot de klik van het ontgrendelen wordt gehoord of met knop op de behulp van de afstandsbediening.
❒ druk op de knop afstandsbediening. van de "CARGO MAGIC SPACE" (voor bepaalde versies/markten) 14) De verstelbare "Cargo Magic Space" laadvloer kan in drie verschillende standen worden geplaatst: ❒ Stand 0 (laadvloer volledig naar beneden); ❒ Stand 1 (laadvloer op drempelniveau); ❒ Stand 2 (laadvloer volledig omhoog gezet); Bovendien kan met de laadvloer in deze stand elk voorwerp in de bagageruimte correct worden vastgezet, waardoor wegglijden in geval van bruusk remmen wordt voorkomen.
WEGWIJS IN UW AUTO 28) Verplaats de voor- of achterstoel niet als er een kind op zit of als er een kind in het kinderzitje op de stoel zit. MOTORKAP 29) Zorg ervoor dat de rugleuning aan beide zijden goed is vergrendeld (rode strepen B onzichtbaar) om te voorkomen dat de rugleuning bij bruusk remmen naar voren kan klappen en zo de passagiers kan verwonden. Bedien en trek de hendel A fig. 43 in de richting aangegeven door de pijl en bedien vervolgens de hendel B fig.
BELANGRIJK 32) Voor de rijveiligheid moet de motorkap tijdens het rijden altijd perfect gesloten zijn. Controleer dus altijd of de motorkap goed gesloten en vergrendeld is. Als u tijdens het rijden merkt dat de motorkap niet goed vergrendeld is, stop dan onmiddellijk en sluit hem op de juiste wijze.
WEGWIJS IN UW AUTO Wanneer de stuurbekrachtiging is ingeschakeld, draait het stuur lichter, waardoor het parkeren makkelijker wordt: deze functie is daarom bijzonder geschikt voor het rijden in de stad. VERSIE MET LPG-SYSTEEM 35) 36) 37) 16) 17) 18) 19) 20) 21) 22) BELANGRIJK 33) After-market werkzaamheden waarbij wijzigingen van de stuurinrichting of de stuurkolom betrokken zijn (bijv. bij montage van een alarmsysteem) zijn ten strengste verboden.
VULINHOUDEN LPG 49 F0Y0423C In Italië heeft de tank een levensduur van 10 jaar vanaf de registratiedatum van het voertuig. Als het voertuig in een ander land dan Italië geregistreerd is, kunnen de levensduur en de test-/ inspectieprocedures variëren afhankelijk van de wetgeving die in dat land van kracht is. Neem in ieder geval, als de tijdslimiet in het betreffende land verstreken is, contact op met het Fiat Servicenetwerk om de tank te laten vervangen.
WEGWIJS IN UW AUTO 38 37) Als er gaslucht wordt geroken, schakel dan over van werking op gas naar werking op benzine en ga onmiddellijk naar een Fiat Servicepunt om het voertuig te laten controleren en eventuele systeemstoringen uit te sluiten. BELANGRIJK 16) Het voertuig is uitgerust met een gasvormig LPG-injectiesysteem dat speciaal ontworpen is voor deze auto: daarom is het absoluut verboden de configuratie van het systeem of de componenten ervan te wijzigen.
VERSIE MET AARDGASSYSTEEM (Natural Power) BELANGRIJK Om een inconsistente weergave van de aardgasmeter op het instrumentenpaneel te voorkomen, is het raadzaam om bij elke tankbeurt minstens 10 liter te tanken. 38) 39) 40) 41) Cilindercertificering 23) 24) 25) 26) 27) De cilinders zijn in overeenstemming met EEG-richtlijn Procedure nr. 110 gecertificeerd en moeten, in overeenstemming met de Procedure van de EEG-Richtlijn nr.
WEGWIJS IN UW AUTO BELANGRIJK Als het voertuig in een ander land dan Italië geregistreerd is, dan dienen de certificatiedata, identificatie- en inspectieprocedures voor de aardgascilinders te voldoen aan de wetgeving van dat land. Onthoud dat de levensduur van de cilinders in ieder geval 20 jaar is vanaf de productiedatum, zoals aangegeven in EEG-richtlijn nr. 110. KEUZE VAN BRANDSTOFTOEVOER BENZINE OF AARDGAS Deze motor werkt normaal op aardgas behalve tijdens het starten, wanneer hij op benzine werkt.
41) Als er gaslucht wordt geroken, schakel dan over van werking op aardgas naar werking op benzine en ga onmiddellijk naar een Fiat Servicepunt om het voertuig te laten controleren en eventuele systeemstoringen uit te sluiten. BELANGRIJK 23) Als, tijdens de werking op aardgas, het aardgas opraakt, schakelt het systeem automatisch over op benzine en gaan alle streepjes op de digitale meter op het display uit, naast de CNG-waarschuwing. Deze weergave blijft zo tot de volgende aardgastankbeurt.
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL 42 KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL In dit deel van het instructieboek vindt u alle informatie die u nodig hebt om het instrumentenpaneel goed te begrijpen, te interpreteren en te gebruiken. BEDIENINGSPANEEL EN BOORDINSTRUMENTEN................ 43 DISPLAY ......................................... 45 LAMPJES EN MELDINGEN............. 48 - Rode waarschuwingslampjes ........... - Gele waarschuwingslampjes ............ - Groene controlelampjes ...................
BEDIENINGSPANEEL EN BOORDINSTRUMENTEN De achtergrondkleur van de instrumenten en het type instrumenten kunnen afhankelijk van de versies variëren. De lampjes op het bedieningspaneel kunnen verschillend zijn afhankelijk van de versie/het uitrustingsniveau (bijv. LPG, Natural Power, Dualogic versnellingsbak enz.) van het voertuig. De lampjes en zijn alleen aanwezig op de dieselversies. Bij dieselversies komt het maximum motortoerental (rode bereik op de toerenteller) overeen met 5000 tpm.
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL 44 VERSIES MET HERCONFIGUREERBAAR MULTIFUNCTIONEEL DISPLAY 55 A. Snelheidsmeter – B. Herconfigureerbaar multifunctioneel display – C. Toerenteller – D. Brandstofmeter met reservelampje – E.
DISPLAY MULTIFUNCTIONEEL DISPLAY De volgende informatie wordt op het display fig. 56 getoond: G Aanduiding Stop/Start-functie (voor bepaalde versies/markten) H Buitentemperatuur (voor bepaalde versies/markten) I Display "Speed Limiter" (voor bepaalde versies/markten) HERCONFIGUREERBAAR MULTIFUNCTIONEEL DISPLAY De volgende informatie wordt op het display fig.
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL BEDIENINGSKNOPPEN SETUP-MENU De knoppen en bevinden zich op het instrumentenpaneel fig. 58. De knoppen en zijn op enkele versies aanwezig. Inschakeling menu: druk kort op de knop . Selectie menu-item: het menu bestaat uit een serie opties die gekozen kunnen worden met de knoppen en , voor toegang tot verschillende keuze- en instellingsmogelijkheden (Setup) die hieronder zijn aangegeven. Sommige opties hebben een submenu.
TRIP COMPUTER De Trip Computer kan gebruikt worden om informatie over de werking van het voertuig weer te geven, wanneer de contactsleutel in de stand MAR is gedraaid. Met deze functie kunnen twee afzonderlijke reizen worden aangemaakt, “Trip A” en Trip B” genaamd, waarmee "volledige reizen" van de auto worden bewaakt. Beide functies werken onafhankelijk van elkaar.
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL LAMPJES EN MELDINGEN BELANGRIJK De controlelampjes gaan branden en er verschijnt een speciaal bericht en/of er klinkt een geluidssignaal, wanneer van toepassing. Deze meldingen zijn korte waarschuwingen en mogen vanwege hun beknopte karakter niet worden beschouwd als volledig en/of een alternatief voor de informatie die is opgenomen in het Instructieboek. Het wordt daarom geadviseerd het instructieboek altijd aandachtig te lezen.
Controlelampje Wat het betekent STORING EBD (rood) en (geel) en ESC bij draaiende motor tegelijk gaan branden, dan is er Wanneer de lampjes een storing in het EBD-systeem of is het systeem niet beschikbaar. In dit geval kunnen de achterwielen bij hard remmen plotseling blokkeren waardoor de auto begint te slippen. Bij sommige versies verschijnt een speciaal bericht op het display.
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL 50 Controlelampje Wat het betekent STORING AIRBAG Het lampje gaat continu branden (bij sommige versies verschijnen er een bericht en een symbool op het display) als er een storing in het airbagsysteem is vastgesteld. 42) 43) VEILIGHEIDSGORDELS NIET VASTGEMAAKT (voor bepaalde versies/markten) Het lampje gaat continu branden wanneer bij stilstaand voertuig auto de veiligheidsgordel aan bestuurdersof passagierszijde (indien een passagier aanwezig is) niet is omgelegd.
Controlelampje Wat het betekent TE HOGE KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR Het lampje gaat branden (bij sommige versies verschijnen er een bericht en een symbool op het display) als de motor oververhit raakt. Op het display verschijnt een speciaal bericht. Tijdens een normale rit: breng het voertuig tot stilstand, zet de motor af en controleer of het koelvloeistofniveau in het reservoir zich niet onder het MIN-teken bevindt.
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL 52 Controlelampje Wat het betekent CONTINU BRANDEND: MOTOROLIEDRUK TE LAAG Het lampje gaat continu branden, bij sommige versies verschijnen ook een bericht en een symbool op het display wanneer het systeem een te lage motoroliedruk detecteert. 28) KNIPPEREN: VERSLECHTERDE MOTOROLIE (alleen dieselversies met DPF) Het lampje gaat knipperend branden en bij sommige versies wordt een bericht weergegeven.
Controlelampje Wat het betekent STORING ELEKTRISCHE STUURBEKRACHTIGING “DUALDRIVE” Tijdens het starten van de motor: wanneer de contactsleutel naar MAR wordt gedraaid, gaat het lampje branden, maar dit moet na enkele seconden doven. Als het lampje blijft branden, draai dan de contactsleutel naar STOP en start de motor opnieuw.
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL 54 Gele waarschuwingslampjes Controlelampje Wat het betekent iTPMS (voor bepaalde versies/markten) Storing iTPMS/iTPMS tijdelijk uitgeschakeld Het waarschuwingslampje knippert ongeveer 75 seconden en blijft daarna permanent branden (er verschijnt ook een bericht op het display) om aan te geven dat het systeem tijdelijk uitgeschakeld of defect is. Het systeem gaat weer normaal werken zodra de bedrijfsomstandigheden dat toelaten.
Controlelampje Wat het betekent MISTACHTERLICHT Het lampje gaat branden wanneer het mistachterlicht wordt ingeschakeld. STORING ABS Het lampje gaat branden (bij sommige versies verschijnen er een bericht en een symbool op het display) als het systeem niet goed werkt. In dergelijke gevallen blijft het remsysteem normaal werken, maar met uitsluiting van het ABS systeem. Rijd zeer voorzichtig en wendt u zo snel mogelijk tot het Fiat Servicenetwerk.
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL 56 Controlelampje Wat het betekent ESC-SYSTEEM (voor bepaalde versies/markten) Als het lampje tijdens het rijden niet uitschakelt of blijft branden (bij sommige versies verschijnen er een bericht en een symbool op het display), neem dan contact op met het Fiat Servicenetwerk. Activering ESC-systeem: de activering van het systeem tijdens het rijden wordt aangegeven door het knipperen van het waarschuwingslampje.
Controlelampje Wat het betekent STORING INSPUIT-/EOBD-SYSTEEM Het lampje blijft branden of gaat branden tijdens het rijden (bij sommige versies verschijnen er ook een bericht en een symbool op het display) als het inspuitsysteem niet goed werkt. Waarschuwingslampje brandt continu: duidt op een storing in het brandstoftoevoer-/ ontstekingssysteem die zou kunnen leiden tot overmatige uitlaatgasemissies, mogelijk prestatieverlies, slechte rijeigenschappen en een hoog brandstofverbruik.
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL 58 Controlelampje Wat het betekent STORING VOORGLOEIBOUGIES (Dieselversies) Het lampje knippert (en bij sommige versies verschijnen er een bericht en een symbool op het display) om een storing in het voorgloeisysteem aan te geven. Neem in dit geval zo snel mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.
Controlelampje Wat het betekent DPF (ROETFILTER) REGENERATIE BEZIG (Alleen dieselversies met DPF) Het lampje gaat continu branden (bij sommige versies verschijnen er ook een bericht en een symbool op het display) om de bestuurder te waarschuwen dat het DPF-systeem bezig is met het verwijderen van de opgehoopte vervuilende deeltjes (roet) middels regeneratie.
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL Controlelampje Wat het betekent ALGEMENE STORINGSMELDING Het lampje gaat onder de volgende omstandigheden branden. Neem in dergelijke gevallen contact op met het Fiat Servicenetwerk om de storing zo spoedig mogelijk te verhelpen.
Groene controlelampjes Controlelampje Wat het betekent GEEN LPG (of AARDGAS) MEER (LPG of Natural Power versies) Het controlelampje gaat branden (en er verschijnt een bericht op het display) als er een storing wordt gedetecteerd in de LPG-niveausensor (LPG-versies) of de aardgasniveausensor (Natural Power versies). In dit geval zal de brandstoftoevoer automatisch naar benzine overschakelen.
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL Controlelampje Wat het betekent "DUALDRIVE" ELEKTRISCHE STUURBEKRACHTIGING AAN (voor bepaalde versies/markten) De inschakeling van de "Dualdrive" elektrische stuurbekrachtiging wordt gemeld door het branden van de led in de knop op het instrumentenpaneel en door weergave van het woord CITY (bij sommige versies wordt dit gemeld door weergave van het CITY-bericht). Wanneer de stuurbekrachtiging wordt uitgeschakeld, verdwijnt het CITY-bericht.
SYMBOLEN EN MELDINGEN OP HET DISPLAY Controlelampje Wat het betekent STORING DUALOGIC VERSNELLINGSBAK (voor bepaalde versies/markten) Het symbool wordt op het display weergegeven, samen met een speciaal bericht en een geluidssignaal, wanneer er een storing in de versnellingsbak wordt gedetecteerd.
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL 64 Bericht op display KANS OP GLAD WEGDEK Het symbool gaat branden (en er verschijnt een speciaal bericht op het display) wanneer de buitentemperatuur lager dan of gelijk is aan 3°C. In geval van een storing van de buitentemperatuursensor, worden de cijfers die de waarde aangegeven door streepjes vervangen. STORING LPG-TOEVOERSYSTEEM Het symbool en het bijbehorende bericht verschijnen op het display als het LPGtoevoersysteem defect is.
Bericht op display Inschakeling systeem: dit wordt aangegeven door een bericht op het display. Uitschakeling systeem: dit wordt aangegeven door een bericht op het display. Bij weergegeven. sommige versies wordt ook het symbool Systeemstoring ❒ Versies met multifunctioneel display: wordt aangegeven door het branden van het waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel en een bericht op het display.
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL 66 LED OP DASHBOARDBEKLEDING Controlelampje Wat het betekent PASSAGIERSAIRBAG/ZIJAIRBAGS UITGESCHAKELD (voor bepaalde versies/markten) De led bevindt zich op het instrumentenpaneel en gaat aan als de frontairbag en de zijairbag aan passagierszijde worden uitgeschakeld. Wanneer bij ingeschakelde frontairbag aan passagierszijde de contactsleutel naar MAR wordt gedraaid, enkele seconden continu branden, waarna hij moet doven.
VEILIGHEID Dit hoofdstuk is bijzonder belangrijk. Hierin worden de veiligheidssystemen beschreven waarmee het voertuig is uitgerust en aanwijzingen over hoe deze op de juiste wijze gebruikt moeten worden. ACTIEVE VEILIGHEIDSSYSTEMEN . RIJHULPSYSTEMEN ...................... BESCHERMINGSSYSTEMEN INZITTENDEN ................................. VEILIGHEIDSGORDELS .................. SBR-SYSTEEM (SEAT BELT REMINDER) .................................... GORDELSPANNERS....................... KINDERZITJES ...........
VEILIGHEID ACTIEVE VEILIGHEIDSSYSTEMEN ABS (Anti-lock Braking System) 44) 45) 46) 47) 48) 49) 50) Dit systeem, dat deel uitmaakt van het remsysteem, voorkomt het blokkeren of slippen van een of meerdere wielen op alle soorten wegdek en ongeacht de kracht van de remwerking, zodat het voertuig ook tijdens paniekremmen onder controle gehouden kan worden en de remweg wordt geoptimaliseerd.
Inschakeling/uitschakeling van het ASR-systeem Het systeem schakelt automatisch in wanneer de motor wordt gestart. Tijdens het rijden kan het ASR uitgeschakeld en vervolgens weer ingeschakeld worden door op knop ASR OFF fig. 60 te drukken. 60 F0Y0164C DST (Dynamic Steering Torque of stuurcorrectie)-systeem 62) De DST-functie (stuurcorrectie) gebruikt de integratie van het ESC-systeem in de elektrische stuurbekrachtiging om het veiligheidsniveau van de gehele auto te verhogen.
VEILIGHEID 50) Voor een goede werking van het ABS is het van essentieel belang dat de banden van alle wielen van hetzelfde merk en type zijn, in perfecte conditie verkeren en vooral van het voorgeschreven type en maat zijn. 51) Het HBA-systeem kan niet de door het wegdek geboden grip boven de limieten van de natuurkundige wetten laten toenemen: rijd altijd voorzichtig in overeenstemming met de condities van het wegdek.
RIJHULPSYSTEMEN Het voertuig is voorzien van de volgende actieve veiligheidsvoorzieningen: ❒ Traction Plus; ❒ City Brake Control - "Collision Mitigation"; ❒ iTPMS. Zie de volgende pagina's voor de beschrijving van de werking van deze systemen. TRACTION PLUS SYSTEEM (voor bepaalde versies/markten) Het systeem werkt als een rijhulpmiddel bij het wegrijden en optrekken op wegen met slechte grip (sneeuw, ijs, modder, enz.) dat de aandrijfkracht optimaal over de vooras verdeelt.
VEILIGHEID 72 ❒ een vooruitversnelling is ingeschakeld; ❒ de veiligheidsgordels van de voorstoelen zijn omgelegd. Het systeem kan in elk geval uitgeschakeld (en vervolgens ingeschakeld) worden via het display van het Setup-menu. Het systeem grijpt in als er een gevaar is van een dreigende botsing en de bestuurder het rempedaal niet direct intrapt. Als het systeem detecteert dat het vooroprijdende voertuig geraakt kan worden, kan het de auto voor mogelijk noodremmen voorbereiden.
waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel en een waarschuwingsbericht op het display, samen met een geluidssignaal. Als slechts een band leeg is, kan het systeem aangeven om welke band het gaat: het wordt in elk geval aanbevolen om de spanning van alle vier de banden te controleren. Deze aanduiding wordt ook weergegeven nadat de motor wordt afgezet en weer gestart wordt, zolang de resetprocedure niet wordt uitgevoerd.
VEILIGHEID Als het systeem tijdelijk uitgeschakeld is, knippert het waarschuwingslampje ongeveer 75 seconden en blijft daarna vast branden; tegelijkertijd wordt op het display een speciaal bericht weergegeven. Deze aanduiding wordt ook aangegeven na het afzetten en opnieuw starten van de motor, als de correcte werkingscondities niet hersteld worden. BELANGRIJK 64) Het systeem is een ondersteuning voor de bestuurder die altijd zijn volle aandacht bij het rijden moet houden.
41) Als op wegen met bomen met uitstekende takken wordt gereden, wordt geadviseerd om het systeem uit te schakelen om te voorkomen dat takken ter hoogte van de motorkap of de voorruit het systeem hinderen. 42) Dek het werkingsbereik van de sensor niet af met stickers of andere voorwerpen. Let ook op andere voorwerpen op de motorkap (bijv. een laag sneeuw) en zorg ervoor dat deze het door de laser verzonden licht niet hinderen.
VEILIGHEID VEILIGHEIDSGORDELS 69) 70) GEBRUIK VAN DE VEILIGHEIDSGORDELS De bestuurder moet zich aan alle plaatselijke wettelijke voorschriften met betrekking tot de verplichting en de manier waarop de gordel wordt gebruikt houden en moet er ook voor zorgen dat andere inzittenden van het voertuig deze voorschriften naleven. Leg de veiligheidsgordel altijd om alvorens weg te rijden. De veiligheidsgordel moet omgelegd worden terwijl men goed rechtop, met de rug tegen de rugleuning zit.
SBR-SYSTEEM (Seat Belt Reminder) 69 F0Y0792C Dit systeem bestaat uit een voorziening die, samen met het lampje op het instrumentenpaneel fig. 70 (eerst continu brandend met continu geluidssignaal en daarna knipperend met intermitterend geluidssignaal), de bestuurder en de passagier op de voorstoel waarschuwt als hun veiligheidsgordels niet zijn omgelegd. BELANGRIJK 69) Druk nooit op knop C fig. 66 tijdens het rijden.
VEILIGHEID 78 PASSAGIER Voor de passagier geldt een vergelijkbare oplossing, maar de indicatie wordt onderbroken als de passagier de auto verlaat. Als beide voorste veiligheidsgordels worden losgemaakt terwijl de auto rijdt en binnen een paar seconden na elkaar, hebben het geluidssignaal en het aangaan van het waarschuwingslampje betrekking op de laatste gebeurtenis.
Natuurlijk moeten zwangere vrouwen wel het onderste deel van de gordel lager omleggen, zodat de gordel over het bekken en onder de buik komt fig. 71. Naar gelang de zwangerschap verder gevorderd is, moet de bestuurder zowel de stoel als het stuurwiel zodanig verstellen dat volledige controle over het voertuig mogelijk is (pedalen en stuurwiel moeten gemakkelijk bereikbaar zijn). De maximale speling tussen de buik en het stuurwiel moet aangehouden worden. Zorg dat de gordelband nooit gedraaid is.
VEILIGHEID ❒ gebruik water en neutrale zeep om de gordels met de hand te wassen. Spoel de gordels en laat ze in de schaduw drogen. Gebruik nooit agressieve, blekende of kleurende middelen of andere chemische stoffen die het weefsel van de gordel kunnen aantasten; ❒ zorg dat er geen vocht in de oprolautomaat komt: de goede werking ervan is alleen gegarandeerd als ze droog blijven; ❒ vervang de gordels als ze sporen van slijtage of beschadiging vertonen.
Vergeleken met een volwassene, is het hoofd van kleine kinderen in verhouding tot de rest van het lichaam groter en zwaarder, maar de spieren en de botstructuur van kinderen zijn nog niet volledig ontwikkeld. Daarom zijn correcte beveiligingssystemen, naast veiligheidsgordels voor volwassenen, noodzakelijk om het gevaar van letsel in geval van een aanrijding, remmen of plotselinge manoeuvres, zo veel mogelijk te beperken. Kinderen moeten veilig en comfortabel op hun zitplaats blijven.
VEILIGHEID Het kinderzitje wordt op zijn plaats gehouden door de veiligheidsgordels van het voertuig, zoals getoond in de figuur, en moet het kind beschermen met de eigen gordels. Groep 1 Kinderen met een gewicht van 9 tot 18 kg mogen in een in de rijrichting gemonteerd kinderzitje vervoerd worden fig. 75.
GESCHIKTHEID VAN DE PASSAGIERSSTOELEN VOOR HET GEBRUIK VAN UNIVERSELE KINDERZITJES In overeenstemming met de Europese Richtlijn 2000/3/EG is de geschiktheid van elke passagiersstoel voor de montage van universele kinderzitjes in de volgende tabel weergegeven: versies met 5 zitplaatsen Gewichtsgroep Voorpassagier Passagier achterin in het midden Passagiers achterin aan de zijkanten tot 13 kg U X U Groep 1 9-18 kg U X U Groep 2 15-25 kg U X U Groep 3 22-36 kg U X U Groep Groep 0, 0+ ve
VEILIGHEID 84 ISOFIX-KINDERZITJE MONTEREN 82) 83) 84) 85) De auto is uitgerust met ISOFIX verankeringspunten, een nieuwe standaard dat het monteren van een kinderzitje snel, eenvoudig en veilig maakt. Met het ISOFIX-systeem kunnen ISOFIX-kinderzitjes gemonteerd worden, zonder het gebruik van de veiligheidsgordels van het voertuig, maar door het kinderzitje rechtstreeks vast te maken aan de drie op het voertuig aanwezige bevestigingspunten.
GESCHIKTHEID VAN PASSAGIERSSTOELEN VOOR GEBRUIK VAN ISOFIX KINDERZITJE In de onderstaande tabellen worden, conform de Europese regelgeving ECE 16, de verschillende mogelijkheden weergegeven van de montage van ISOFIX kinderzitjes op de stoelen die zijn uitgerust met de speciale beugels.
VEILIGHEID 500L LIVING versies met 7 zitplaatsen (voor bepaalde versies/markten) Voorpassagier 2e rij achter middelste passagier 2e rij achter passagiers zijkant 3e rij achter passagiers zijkant (waar aanwezig) Groep 0+, 0+ (tot 13 kg) U X U X Groep 1 (9 tot 18 kg) U X U UF (*) Groep 2 (15 tot 25 kg) U X U UF (*) Groep 3 (22 tot 36 kg) U X U UF (*) Gewichtsgroep (*) = De stoel op de 2e rij moet afgesteld worden.
KINDERZITJES AANBEVOLEN DOOR FCA VOOR UW 500L Lineaccessori MOPAR® omvat een volledige reeks kinderzitjes die bevestigd moeten worden met de driepuntsveiligheidsgordel of de ISOFIX-beugels. Gewichtsgroep Kinderzitjes Type kinderzitje Britax Baby Safe plus Goedkeuringsnummer: E1 04301146 Fiat bestelcode: 71806415 Installatie kinderzitjes Dit mag alleen bevestigd worden met de driepuntsveiligheidsgordel tegen de rijrichting in.
VEILIGHEID Gewichtsgroep Kinderzitjes Type kinderzitje Fair G0/1S ISOFIX Goedkeuringsnummer: E4 04443718 Fiat bestelcode voor Midden en Zuid-Europa: 71806647 Fiat bestelcode voor NoordEuropa: 71806649 Fiat bestelcode voor OostEuropa: 71806650 + Groep 1 – van 9 tot 18 kg + Fair ISOFIX RWF platform, type "L" voor G0/1S Fiat bestelcode: 71806634 + + Fair hoofdsteun Fiat bestelcode voor Midden en Zuid-Europa: 71806648 Fiat bestelcode voor NoordEuropa: 71806652 Fiat bestelcode voor OostEuropa: 71806653
Gewichtsgroep Kinderzitjes Type kinderzitje Installatie kinderzitjes Britax Safefix TT Goedkeuringsnummer: E1 04301199 Fiat bestelcode: 71805956 Kinderzitje, Isofix universeel met Top Tether Dit moet gemonteerd worden in de rijrichting, met behulp van Isofix verankeringen en de bovenste gordel, die bij het kinderzitje geleverd wordt. Dit moet gemonteerd worden op de buitenste achterste stoelen. Voor optimale bescherming de achterste stoel zo ver mogelijk naar achteren zetten.
VEILIGHEID 90 Belangrijke aanbevelingen voor het veilig vervoeren van kinderen ❒ Monteer de kinderzitjes op de achterbank, omdat die plaats bij een ongeval de meeste bescherming biedt. ❒ Houd kinderen zo lang mogelijk in kinderzitjes die tegen de rijrichting in gemonteerd zijn, tot ze 3-4 jaar zijn. ❒ Indien een kinderzitje tegen de rijrichting in op de achterbank is gemonteerd, dan is het raadzaam om het kinderzitje zo dicht mogelijk tegen de voorstoel aan te monteren.
80) Wanneer het kinderzitje niet in gebruik is, zet het dan vast met de veiligheidsgordel of met de ISOFIXbevestigingen, of verwijder het uit het voertuig. Laat het kinderzitje niet los in het interieur liggen. Zo wordt voorkomen dat, in het geval van bruusk remmen of een ongeval, het zitje letsel veroorzaakt aan de inzittenden. 81) Verplaats, na de montage van een kinderzitje, de stoel niet: verwijder het kinderzitje altijd alvorens willekeurig welke instellingen uit te voeren.
VEILIGHEID Als de airbags onder de hierboven beschreven omstandigheden niet opgeblazen worden, dan bieden ze geen aanvullende bescherming ten opzichte van de veiligheidsgordels, zodat hun activering geen zin heeft. In deze gevallen wijst de uitgebleven activering dus niet op een storing van het systeem. Frontairbag bestuurderszijde 86) 87) Deze bestaat uit een onmiddellijk opblaasbaar kussen dat in een speciale ruimte in het midden van het stuurwiel is geplaatst fig. 81.
Uitschakelprocedure airbag Ga als volgt te werk met behulp van het display Setup Menu: ❒ druk op de knop en, nadat de melding "Bag pass: Off) (om uit te schakelen) of de melding (Bag pass: On) (voor het inschakelen) op de display is verschenen door het indrukken van en , druk nogmaals de knop op de knop ; ❒ op de display verschijnt een bevestigingsmelding; ❒ druk op de knoppen of om "Ja" te selecteren (om het inschakelen/ uitschakelen te bevestigen) of "Nee" (om te annuleren); ❒ druk kortstondig op de knop
VEILIGHEID FRONTAIRBAG PASSAGIER EN KINDERZITJES: WAARSCHUWING 86 94 F0Y0709C
ZIJAIRBAGS Om de bescherming van de inzittenden in geval van een flankbotsing te vergroten, is de auto uitgerust met in de stoel gemonteerde zijairbags (voor bepaalde markten/versies) en hoofdairbag. Zijairbags (voor bepaalde versies/markten) Deze bestaan uit twee soorten kussens die zich in de rugleuning van de voorstoelen bevinden fig. 87 en die het bekken, de borst en schouders van de inzittenden bij middelzware flankbotsingen beschermen.
VEILIGHEID 96 BELANGRIJK 86) Breng geen stickers of andere voorwerpen op het stuurwiel, op het dashboard in de zone van de passagiersairbag, op de zijkant van de dakbekleding en op de stoelen aan. Plaats nooit voorwerpen (bijv. mobiele telefoons) op het dashboard aan passagierszijde, omdat deze het correct openen van de airbag kunnen hinderen en tevens de inzittenden ernstig kunnen verwonden. 87) Rijd altijd met de handen op de stuurwielrand zodat de airbag indien nodig ongehinderd opgeblazen kan worden.
96) De led geeft de beschermingstoestand van de zijairbag van de passagier aan. Als de led uit is, is de zijairbag van de passagier actief: gebruik het Setup Menu om deze zijairbag uit te schakelen (in dat geval gaat de led branden) Wanneer de motor wordt gestart (sleutel in stand MAR), brandt de led circa 8 seconden, als ten minste 5 seconden na de vorige uitschakeling zijn verstreken. Als dit niet het geval is, neem dan contact op met het Fiat Servicenetwerk.
STARTEN EN RIJDEN 98 STARTEN EN RIJDEN Laten we eens kijken naar het "hart" van het voertuig: dan kunt u zien hoe u het potentieel ervan optimaal kunt benutten. We zullen u laten zien hoe u het voertuig in elke situatie veilig kunt besturen, zodat het een echt "maatje" voor u kan zijn, waarbij het comfort en de portefeuille niet vergeten worden. MOTOR STARTEN .......................... 99 HANDREM......................................100 GEBRUIK VAN DE HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK .....................
MOTOR STARTEN 99) 100) 51) 52) 53) 54) 55) Alvorens de motor te starten, de stoel, achteruitkijkspiegels, buitenspiegels instellen en de veiligheidsgordel correct vastmaken. Trap nooit het gaspedaal in om de motor te starten. VERSIES MET HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK Benzine-uitvoeringen Ga als volgt te werk: ❒ trek de handrem aan en zet de versnellingspook in de vrijstand. Voor 0.
STARTEN EN RIJDEN BELANGRIJK 99) Het is gevaarlijk om de motor in afgesloten ruimten te laten draaien. De motor verbruikt zuurstof en produceert kooldioxide, koolmonoxide en andere giftige gassen. 100) Onthoud dat de rem- en stuurbekrachtiging niet werken zolang de motor niet is gestart en er dus meer kracht benodigd is voor de bediening van het rempedaal en het stuur.
BELANGRIJK 102) Laat kinderen nooit zonder toezicht in het voertuig achter. Verwijder altijd de sleutel uit het contactslot als het voertuig verlaten wordt en neem hem mee. 103) Bij auto's met een armsteun voor, moet deze armsteun worden opgetild om te voorkomen dat deze de werking van de hefboom in de weg zit.
STARTEN EN RIJDEN BELANGRIJK Het koppelingspedaal mag uitsluitend voor het schakelen gebruikt worden. Laat tijdens het rijden de voet nooit, zelfs niet licht, op het koppelingspedaal rusten. Bij bepaalde versies/markten kan de regelelektronica van het koppelingspedaal een foutieve rijstijl als een defect interpreteren. BELANGRIJK 104) Trap het koppelingspedaal helemaal in om op juiste wijze te schakelen. Om die reden mag er niets op de vloer onder de pedalen liggen.
❒ duw tijdens het rijden de versnellingspook naar (+) om de volgende versnelling of naar (-) om een versnelling terug te schakelen; BELANGRIJK Het gebruik van de “Kick Down” functie wordt uitsluitend aanbevolen tijdens het inhalen of snel accelereren, om niet het brandstofverbruik te verhogen. AUTOMATISCHE BEDIENING (AUTO) Ga als volgt te werk: ❒ trap het rempedaal in en start de motor; ❒ als AUTO niet wordt weergegeven, duw dan de versnellingspook A fig.
STARTEN EN RIJDEN De inschakeling van een lagere (of hogere) versnelling gebeurt alleen als het motortoerental dit toestaat. STOP/START-SYSTEEM 106) 107) BELANGRIJK 105) Als de motor niet met een ingeschakelde versnelling start, zal de mogelijk gevaarlijke situatie wegens het feit dat de versnellingsbak automatisch in de vrijstand is gezet, door een geluidssignaal worden aangegeven.
) Controleer alvorens de motorkap te openen of de motor is afgezet en de contactsleutel in de stand STOP staat. Raadpleeg altijd het plaatje aan de binnenkant van de motorkap. Wij adviseren om de contactsleutel te verwijderen als er zich nog inzittenden in het voertuig bevinden. Verlaat de auto na de contactsleutel te hebben uitgenomen of in de stand STOP te hebben gedraaid. Controleer tijdens het tanken of de motor is afgezet en of de contactsleutel in de stand STOP staat.
STARTEN EN RIJDEN De opgeslagen snelheid oproepen: accelereer geleidelijk tot een snelheid bereikt wordt in de buurt van de opgeslagen snelheid, schakel de versnelling in die op het moment dat de snelheid werd opgeslagen was geselecteerd en druk op toets CANC RES (B fig. 95). OPGESLAGEN SNELHEID VERHOGEN/VERLAGEN Snelheid verhogen: trap het gaspedaal in en sla de nieuwe snelheid op of beweeg de hendel omhoog (+), tot de nieuwe snelheid bereikt is, die automatisch opgeslagen zal worden.
HET SYSTEEM INSCHAKELEN Zet de draaischakelaar A fig. 96 op . INSCHAKELING/ UITSCHAKELING SYSTEEM Druk op de CANC RES-knop (B fig. 96) om het systeem in/uit te schakelen.. Inschakeling van het systeem: dit wordt aangegeven door het op aangaan van het controlelampje het instrumentenpaneel. Uitschakeling van het systeeme: dit wordt aangegeven door de weergave van symbool . 96 F0Y0050C SNELHEIDSLIMIET PROGRAMMEREN De snelheidslimiet kan geprogrammeerd worden zonder het systeem in te hoeven schakelen.
STARTEN EN RIJDEN WERKING MET EEN AANHANGER De werking van de sensoren wordt automatisch uitgeschakeld zodra de elektrische stekker van de aanhanger in het stopcontact van de trekhaak van de auto wordt gestoken. De sensoren worden automatisch ingeschakeld zodra de stekker van de aanhangerkabel verwijderd wordt. BELANGRIJKE INFORMATIE Let tijdens parkeermanoeuvres in bijzondere mate op obstakels die zich boven of onder de sensoren kunnen bevinden.
ACHTERUITRIJCAMERA 111) De verschillende gekleurde zones fig. 99 geven de afstand aan vanaf de achterkant van het voertuig. Rode zone (A): 0÷30 cm Gele zone (B): 30 cm ÷ 1 m Groene zone (C): 1 m of meer 60) BESCHRIJVING De camera bevindt zich op de achterklep fig. 98. BELANGRIJK Let tijdens parkeermanoeuvres in bijzondere mate op obstakels die zich boven of onder het bereik van de camera kunnen bevinden.
STARTEN EN RIJDEN 110 BELANGRIJK 60) Voor een correcte werking is het uiterst belangrijk dat de camera altijd schoon en vrij van modder, vuil, sneeuw of ijs wordt gehouden. Zorg ervoor dat de camera tijdens het reinigen niet gekrast of beschadigd wordt. Vermijd het gebruik van droge, ruwe of harde doeken. De camera moet met schoon water worden gewassen, waaraan eventueel autoshampoo is toegevoegd.
Op de trekhaak rust het gewicht van de aanhanger waardoor het laadvermogen van de auto proportioneel wordt gereduceerd. Om er zeker van te zijn dat het maximum toelaatbaar getrokken gewicht (op de typegoedkeuring vermeld) niet wordt overschreden, dient men in acht te nemen dat deze waarde betrekking heeft op het toelaatbaar gewicht van volgeladen aanhangwagen, inclusief accessoires en bagage. Respecteer de lokale snelheidsbeperkingen voor auto’s met aanhanger. Rijd in geen geval harder dan 100 km/h.
STARTEN EN RIJDEN TANKPROCEDURE Diesel- en benzineversies Ga als volgt te werk: ❒ open het klepje A fig. 100 door het naar buiten te trekken, steek het vulpistool in de vulopening en begin te tanken; ❒ wacht na het tanken minstens 10 seconden alvorens het vulpistool te verwijderen zodat de brandstof in de tank kan vloeien; ❒ neem het vulpistool uit de vulopening en sluit het klepje A. De hierboven beschreven tankprocedure is aangegeven op het plaatje B fig.
Natural Power versies BELANGRIJK BELANGRIJK 115) Monteer geen voorwerp/dop op de rand van de vulopening die niet geleverd is voor het voertuig. Het gebruik van niet-goedgekeurde voorwerpen/doppen kan toename van de druk in de tank veroorzaken, hetgeen tot gevaarlijke situaties kan leiden. 61) Tank uitsluitend dieselolie die aan de Europese norm EN590 voldoet.
NOODGEVALLEN 114 NOODGEVALLEN Een lekke band of een doorgebrand lampje? Soms kan een probleem uw reis in gevaar brengen. De pagina's over noodsituaties kunnen u helpen om op zelfstandige en kalme wijze kritieke situaties op te lossen. Wij adviseren u om in een noodsituatie het gratis telefoonnummer te bellen dat in het garantieboekje is vermeld. U kunt ook het gratis landelijke of internationale universele telefoonnummer bellen om het dichtstbijzijnde Servicepunt te vinden. ALARMKNIPPERLICHTEN ...........
ALARMKNIPPERLICHTEN EEN WIEL VERWISSELEN BEDIENING Druk op de knop fig. 104 om de lichten in/uit te schakelen. Wanneer de alarmknipperlichten werken, knipperen de controlelampjes en . 104 F0Y0037C Noodremmen Bij het remmen in noodsituaties gaan de alarmknipperlichten automatisch branden, evenals de controlelampjes en op het instrumentenpaneel. De lichten gaan automatisch uit wanneer het noodremmen ophoudt.
NOODGEVALLEN ❒ plaats de sleutel A fig. 110 om de krik uit te zetten tot de bovenkant van de krik B correct in de chassisbalk C terechtkomt (naast de markering op de chassisbalk zelf); 106 F0Y0355C 108 F0Y0093C 110 107 F0Y0357C ❒ neem de sleutel A fig. 108 en draai de wielbevestigingsbouten ongeveer een slag los. Bij versies met lichtmetalen velgen, de auto schudden om het loskomen van de velg te vergemakkelijken; ❒ neem de wig uit de gereedschapshouder en open deze zoals aangegeven (zie fig.
❒ zorg dat de contactvlakken van het noodreservewiel en de velg schoon zijn, verwijder eventueel vuil om het losraken van de wielbouten te voorkomen; ❒ monteer het noodreservewiel door de eerste wielbout twee slagen aan te draaien in het gat dat zich het dichtst bij het ventiel bevindt; haal de bout enkele slagen aan en doe hetzelfde bij de andere bouten; ❒ neem de sleutel A fig. 105 en draai de wielbouten volledig vast; ❒ draai aan de slinger van de krik D om de auto omlaag te brengen.
NOODGEVALLEN 114 F0Y0368C EEN STANDAARDWIEL MONTEREN Versie met stalen velgen ❒ zorg dat de contactvlakken van het standaardwiel en de naaf schoon zijn, verwijder eventueel vuil om het losraken van de wielbouten te voorkomen; ❒ monteer het standaardwiel en steek de 5 wielbouten in de gaten; ❒ monteer het wieldeksel, zorg dat de inkeping (op het wieldeksel) uitgelijnd is met het ventiel; ❒ draai de wielbevestigingsbouten vast met de bijgeleverde sleutel; ❒ breng het voertuig omlaag en verwijder de krik; ❒
120) De rijeigenschappen van het voertuig veranderen bij een gemonteerd noodreservewiel. Vermijd bruusk optrekken en remmen, scherpe stuurbewegingen en snelle bochten. De totale levensduur van het noodreservewiel is ongeveer 3000 km. Hierna moet de band vervangen worden door een nieuw exemplaar van hetzelfde type. Monteer nooit een standaardband op de velg van een noodreservewiel. Zorg ervoor dat het verwisselde wiel zo snel mogelijk gerepareerd en gemonteerd wordt.
NOODGEVALLEN De kit bevat: ❒ een busje A fig. 115 met afdichtmiddel, voorzien van: een vulleiding B en een sticker C met daarop het opschrift “max. 80 km/h” die na reparatie op een goed zichtbare plaats moet worden aangebracht (bijv. op het dashboard); ❒ compressor D met drukmeter en aansluitnippels, te vinden in de bagageruimte; 115 OPPOMPEN Ga als volgt te werk: ❒ Trek de handrem aan. Draai de ventieldop los, neem de vulslang A fig.
BELANGRIJK 124) Beschadigingen op de zijkanten van de band kunnen niet gerepareerd worden. Gebruik de Fix&GO Automatic-kit niet als de band beschadigd is geraakt door het rijden met een lege band. 125) Doe de beschermende handschoenen aan die bij de Fix&Go Automatic-kit zijn geleverd. 126) Breng de sticker op een voor de bestuurder goed zichtbare plaats aan, om eraan te herinneren dat de band behandeld is met de Fix&Go Automatic kit. Rijd voorzichtig, met name in bochten.
NOODGEVALLEN 122 EEN LAMP VERVANGEN 132) 133) 65) 66) ALGEMENE INSTRUCTIES ❒ Controleer alvorens een lamp te vervangen of de contacten zijn geoxideerd; ❒ vervang defecte lampen door exemplaren van hetzelfde type en vermogen; ❒ controleer na vervanging van een lamp in de koplamp altijd of de koplamp goed is afgesteld; ❒ als een lamp niet werkt, controleer dan of de betreffende zekering is doorgebrand alvorens de lamp te vervangen.
TYPEN LAMPEN Gebruik Type Vermogen H7 55 W Parkeer-/dagrijlichten (DRL) W21/5W 21W/5W Parkeerlichten achter/Remlichten P21/5W 21W/5W Richtingaanwijzers voor WY21W 21 W Richtingaanwijzers op flanken WY5W 5W Richtingaanwijzers achter Dimlicht/grootlicht P21W 21 W 3e remlicht LED – Mistlampen H11 55 W Achteruitrijlicht W16W 16 W Mistachterlicht W16W 16 W Kentekenverlichting C5W 5W Plafondverlichting voor C5W 5W Plafondverlichting voor (zonnekleppen) C5W 5W Verlichting
NOODGEVALLEN BOVENSTE KOPLAMPUNIT Deze bevat de lampen voor de richtingaanwijzers en het dimlicht. De plaatsing van de lampen is als volgt:fig. 117: A Richtingaanwijzers B Dimlicht 118 F0Y0022C ❒ monteer de lamphouder weer in zijn zitting en draai hem rechtsom, tot hij hoorbaar vastklikt; ❒ monteer het deksel A fig. 117. DIMLICHT 117 F0Y0021C RICHTINGAANWIJZERS Ga als volgt te werk om de lamp te vervangen: ❒ verwijder het deksel A fig. 117; ❒ draai de lamphouder B fig.
GROOTLICHT Ga als volgt te werk om de lamp te vervangen: ❒ draai het wiel helemaal naar binnen; ❒ draai de schroeven A fig. 121 los en verwijder de klep B; ❒ verwijder de lamp E uit de stekker F en vervang hem; ❒ monteer de nieuwe lamp in de stekker, controleer of hij goed vast zit; ❒ monteer het samenstel stekker en lamphouder D weer in zijn zitting; ❒ monteer het deksel C fig. 120 weer op zijn plaats. STADSLICHT/ DAGRIJLICHTEN (DRL) 121 F0Y0145C ❒ verwijder het deksel C fig.
NOODGEVALLEN 125 F0Y0171C MISTLAMPEN (voor bepaalde versies/markten) Ga als volgt te werk om de lamp te vervangen: ❒ draai het wiel helemaal naar binnen; ❒ draai de schroeven A fig. 126 los en verwijder de klep B; 126 F0Y0148C ❒ druk op de klem C fig.
❒ maak de stekker los en draai de lamphouder C linksom fig. 135; ❒ verwijder lamp D uit de lamphouder en vervang hem; 130 F0Y0258C 133 F0Y0028C VASTE ACHTERLICHTUNITS 131 F0Y0151C Hierin zitten de lampen voor de mistachterlichten (linkerkant) en de lampen voor de achteruitrijlichten (rechterkant). Ga als volgt te werk om de lamp te vervangen: ❒ open de bagageruimte, verwijder de sierlijst, draai de vier bevestigingsbouten A fig.
NOODGEVALLEN KENTEKENVERLICHTING Ga als volgt te werk om de lampen te vervangen: ❒ verwijder lampenglas A fig. 136; ZEKERINGEN VERVANGEN 134) 135) 136) 137) 138) 139) BELANGRIJK 136 F0Y0030C ❒ verwijder de lamp B fig. 137 uit de zijdelingse veercontacten en vervang hem; 137 128 ❒ Monteer de nieuwe lamp en zorg voor een optimale vergrendeling tussen de veercontacten, monteer vervolgens lampenglas A fig. 136.
BELANGRIJK Draai, voordat het deksel B fig. 138 verwijderd wordt, de twee bajonetschroeven A langzaam linksom (met behulp van de bijgeleverde platte schroevendraaier) totdat ze loskomen. Dit wordt aangegeven door het omhoog komen van de koppen. Monteer, na het vervangen van de zekering, het deksel B weer op de zekeringenkast. De zekeringenkast bevindt zich naast de accu fig. 139.
NOODGEVALLEN ZEKERINGENKAST IN DASHBOARD De zekeringenkast bevindt zich aan de linkerkant van het dashboard. Verwijder het klepje A fig. 140 om bij de zekeringen te komen.
ZEKERINGENKAST IN BAGAGERUIMTE De zekeringenkast bevindt zich aan de linkerkant van de bagageruimte. Ga, om bij de zekeringen te komen, te werk in het punt aangegeven door de pijl en verwijder het klepje A fig. 141.
NOODGEVALLEN ZEKERINGEN IN ZEKERINGENKAST IN MOTORRUIMTE fig. 139 APPARATEN ZEKERING AMPÈRE Claxon F10 15 Achterruitverwarming F20 30 Aansteker/stopcontact voorzijde F85 15 Stopcontact in de bagageruimte (voor bepaalde versies/markten) F86 15 Verwarming buitenspiegels F88 7.
ZEKERINGEN IN ZEKERINGENKAST IN BAGAGERUIMTE fig. 141 APPARATEN ZEKERING AMPÈRE Elektrische verstelling lendensteun voorstoel F1 15 Elektrische stoelverwarming voor F2 15 Hi-Fi-systeem F3 20 Elektrisch zonnescherm schuifdak F5 20 Elektrisch schuifdak F6 20 BELANGRIJK 134) Als de zekering opnieuw doorbrandt, neem dan contact op met het Fiat Servicenetwerk. 135) Vervang een doorgebrande zekering nooit door metalen draden of ander materiaal.
NOODGEVALLEN STARTEN MET HULPACCU Als de accu leeg is, kan de motor gestart worden met startkabels en de accu van een ander voertuig, of met een hulpaccu. BELANGRIJK Bij gebruik van een hulpaccu dient men zich te houden aan de instructies voor gebruik en de voorzorgsmaatregelen die zijn aangegeven door de fabrikant.
❒ koppel het uiteinde van de pluskabel (+) los van de plusklem (+) van de hulpaccu; ❒ koppel een uiteinde van de pluskabel (+) los van de plusklem (+) van het voertuig met de lege accu. Als het vaak nodig is om een noodstart uit te voeren, laat de accu en het laadsysteem van het voertuig dan controleren door het Fiat Servicenetwerk. BELANGRIJK Alle accessoires (bijv. mobiele telefoons, enz.) aangesloten op de stopcontacten van het voertuig verbruiken stroom, ook als ze niet worden gebruikt.
NOODGEVALLEN ❒ schakel de richtingaanwijzer links in en weer uit; ❒ schakel de richtingaanwijzer rechts in en weer uit; ❒ schakel de richtingaanwijzer links in en weer uit; ❒ draai de contactsleutel naar de stand STOP en daarna naar MAR. LPG-versies: in geval van een botsing wordt de benzinetoevoer onmiddellijk afgesloten, de LPG-veiligheidskleppen worden gesloten en de injectie wordt onderbroken waardoor de motor afgezet wordt.
BELANGRIJK 144) Draai, alvorens sleephandelingen te verrichten, de contactsleutel naar MAR en vervolgens naar STOP, zonder hem uit het contactslot te nemen. Bij verwijdering van de sleutel schakelt automatisch het stuurslot in en kunnen de wielen niet meer verdraaid worden. 145) Maak voor de montage van het sleepoog de schroefdraad zorgvuldig schoon. Controleer of het sleepoog volledig in de zitting is vastgedraaid alvorens het voertuig te slepen.
ONDERHOUD EN ZORG 138 ONDERHOUD EN ZORG Dankzij correct onderhoud kunnen de prestaties van het voertuig, evenals beperkte bedrijfskosten en het behoud van de efficiëntie van de veiligheidssystemen gedurende langere tijd gegarandeerd worden. In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe. GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD.................................139 MOTORRUIMTE..............................152 ACCU OPLADEN ............................160 RUITENWISSERS/ ACHTERRUITWISSER.....................162 HET VOERTUIG OPKRIKKEN .
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD Juist onderhoud is essentieel voor een lange levensduur van het voertuig onder optimale omstandigheden. Daarom heeft Fiat een reeks controles en onderhoudsbeurten opgesteld die op vaste afstandsintervallen uitgevoerd moeten worden, en, waar aanwezig, op vaste tijdsintervallen, zoals beschreven in het Geprogrammeerd Onderhoudsschema. Vóór elke onderhoudsbeurt is het altijd noodzakelijk de aanwijzingen in het Geprogrammeerd Onderhoudsschema zorgvuldig op te volgen (bijv.
ONDERHOUD EN ZORG 140 GEBRUIK VAN HET VOERTUIG ONDER ZWARE OMSTANDIGHEDEN Als het voertuig onder een van de volgende omstandigheden wordt gebruikt: ❒ het trekken van aanhangers of caravans; ❒ het rijden op stoffige wegen; ❒ talrijke korte ritten (minder dan 7-8 km) en bij buitentemperaturen onder het vriespunt; ❒ de motor vaak stationair draait of lange afstanden worden gereden bij lage snelheden of als de auto lang niet wordt gebruikt; dienen de volgende controles vaker te worden uitgevoerd dan aangegeven
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUDSSCHEMA (benzineversies) De controles vermeld in het Geprogrammeerd Onderhoudsschema moeten, na het bereiken van 120.000 km/8 jaar, cyclisch herhaald worden te beginnen vanaf het eerste interval, daarna dezelfde intervallen aanhouden als daarvoor.
ONDERHOUD EN ZORG 142 km x 1000 15 30 45 60 75 90 105 120 135 150 Jaren 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Visueel de toestand controleren van: buitenzijde van carrosserie, bodemplaatbescherming, slangen en leidingen (uitlaat, brandstof- en remsysteem en rubber elementen (hoezen, slangen, bussen enz.
km x 1000 15 30 45 60 75 90 105 120 135 150 Jaren 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Conditie en slijtage van de achterste trommelremvoeringen visueel controleren (voor bepaalde versies/ markten) ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● Conditie en spanning van aandrijfriem(en) hulporganen (bij versies zonder automatische riemspanner) visueel inspecteren Spanning van aandrijfriem(en) hulporganen controleren (versies zonder automatische riemspanner) (of elke 2 jaar) ● ● Visueel de conditie controleren van d
ONDERHOUD EN ZORG km x 1000 15 30 45 60 75 90 105 120 135 150 Jaren 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Visueel de toestand controleren van: aardgasleidingen en verbindingen, bevestiging aardgastank, repareren indien nodig (alleen Natural Power versies) (1) ● ● ● ● ● Drukregelaar controleren en indien nodig het binnenfilter vervangen (alleen Natural Power versies) (1) ● ● ● ● ● Werking en parameters van het brandstoftoevoersysteem m.b.
km x 1000 15 30 45 60 75 90 105 120 135 150 Jaren 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Motorolie en oliefilter vervangen (2) ● ● ● ● ● Bougies vervangen (3) ● ● ● ● ● Remvloeistof verversen (4) ● ● ● ● ● Filter in de drukregelaar vervangen (alleen LPG-versies) ● (2) Als het voertuig voornamelijk binnen de bebouwde kom gebruikt wordt of wanneer het aantal jaarlijks afgelegde kilometers minder dan 10.000 bedraagt, moeten de motorolie en het oliefilter elk jaar vervangen worden.
ONDERHOUD EN ZORG km x 1000 15 30 45 60 75 90 105 120 135 150 Jaren 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Papieren filter (LPG in gasvormige toestand) vervangen (alleen LPGversies) ● ● ● ● Aandrijfriem(en) hulporganen vervangen (5) ● Getande distributieriem vervangen (0.
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUDSSCHEMA (Dieselversies) De controles vermeld in het Geprogrammeerd Onderhoudsschema moeten, na het bereiken van 120.000 km/6 jaar, cyclisch herhaald worden te beginnen vanaf het eerste interval, daarna dezelfde intervallen aanhouden als daarvoor.
ONDERHOUD EN ZORG 148 km x 1000 20 40 60 80 100 120 140 160 180 200 Jaren 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Visueel de toestand controleren van: buitenzijde van carrosserie, bodemplaatbescherming, slangen en leidingen (uitlaat, brandstof- en remsysteem en rubber elementen (hoezen, slangen, bussen enz.
km x 1000 20 40 60 80 100 120 140 160 180 200 Jaren 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Conditie en slijtage van de achterste trommelremvoeringen visueel controleren (voor bepaalde versies/ markten) ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● Conditie van getande distributieriem visueel controleren (1.
ONDERHOUD EN ZORG 150 km x 1000 20 40 60 80 100 120 140 160 180 200 Jaren 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Motorolie en oliefilter vervangen (2) (3) Aandrijfriem(en) hulporganen vervangen (4) ● Getande distributieriem vervangen (behalve 1.
km x 1000 20 40 60 80 100 120 140 160 180 200 Jaren 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 ● Brandstoffilterelement vervangen (5) ● ● Luchtfilterelement vervangen (6) ● ● ● ● ● Remvloeistof verversen (7) ● ● ● ● ● Interieurfilter vervangen (6) (O) (●) O ● O ● O ● O ● O ● (5) Als het voertuig op brandstof rijdt van een kwaliteit die niet voldoet aan de betreffende Europese specificatie, moet dit filter om de 20.
ONDERHOUD EN ZORG MOTORRUIMTE . NIVEAUS CONTROLEREN 148) 149) 69) 0.9 TwinAir Turbo 105 pk versies 144 F0Y0180C A. Motoroliepeilstok – B. Motoroliedop/-vulopening – C. Motorkoelvloeistof – D. Vloeistof voor ruitensproeiers/achterruitsproeier – E. Remvloeistof – F.
1.4 16V 95 pk versies 145 F0Y0181C A. Motoroliepeilstok – B. Motoroliedop/-vulopening – C. Motorkoelvloeistof – D. Vloeistof voor ruitensproeiers/achterruitsproeier – E. Remvloeistof – F.
ONDERHOUD EN ZORG 1.4 16V 120 pk versies 146 F0Y0399C A. Motoroliepeilstok – B. Motoroliedop/-vulopening – C. Motorkoelvloeistof – D. Vloeistof voor ruitensproeiers/achterruitsproeier – E. Remvloeistof – F.
1.3 16v MultiJet versies 147 F0Y0182C A. Motoroliepeilstok – B. Motoroliedop/-vulopening – C. Motorkoelvloeistof – D. Vloeistof voor ruitensproeiers/achterruitsproeier – E. Remvloeistof – F.
ONDERHOUD EN ZORG 1.6 16V 105 pk MultiJet versies 148 F0Y0314C A. Motoroliepeilstok – B. Motoroliedop/-vulopening – C. Motorkoelvloeistof – D. Vloeistof voor ruitensproeiers/achterruitsproeier – E. Remvloeistof – F.
1.6 16V 120 pk MultiJet versies 149 F0Y0413C A. Motoroliepeilstok – B. Motoroliedop/-vulopening – C. Motorkoelvloeistof – D. Vloeistof voor ruitensproeiers/achterruitsproeier – E. Remvloeistof – F.
ONDERHOUD EN ZORG 158 MOTOROLIE 150) 70) 71) MOTORKOELVLOEISTOF 4) Controleer of het oliepeil zich tussen het MIN- en MAX-teken op de peilstok A bevindt. Wanneer het olieniveau nabij of onder het MIN-teken komt, moet olie bijgevuld worden via de vulopening B tot aan het MAX-teken. Neem de oliepeilstok A uit, maak hem schoon met een niet pluizende doek en breng hem weer in. Neem de motoroliepeilstok weer uit en controleer of het peil tussen het MIN- en MAX-teken op de peilstok staat. Draai, bij 0.
ONDERHOUD AIRCONDITIONINGSYSTEEM Schakel in de winter de airconditioning minstens eens per maand ongeveer 10 minuten in. Laat vóór het begin van het zomerseizoen het systeem controleren door het Fiat Servicenetwerk. BELANGRIJK 148) Rook nooit als er werkzaamheden in de motorruimte worden verricht. Er kunnen brandbare gassen en dampen aanwezig zijn die in brand kunnen vliegen. 149) Wees heel voorzichtig bij het werken in de motorruimte wanneer de motor heet is: gevaar voor brandwonden.
ONDERHOUD EN ZORG 74) Onjuiste installatie van elektrische en elektronische accessoires kan ernstige schade aan het voertuig toebrengen. Als na aanschaf van de auto accessoires (bijv. alarmsysteem, mobiele telefoon enz.) gemonteerd moeten worden, neem dan contact op met het Fiat Servicenetwerk, dat de meest geschikte apparaten weet aan te raden en vooral kan beoordelen of een accu met een grotere capaciteit nodig is.
❒ sluit de kabels van de acculader aan op de accupolen; let daarbij op de polariteit; ❒ schakel de acculader in; ❒ schakel na het opladen eerst de acculader uit alvorens de accu los te koppelen; ❒ sluit de minklem aan op de accu. VERSIES MET Stop/Start-SYSTEEM (voor bepaalde versies/markten) Ga als volgt te werk om de accu op te laden: ❒ maak stekker A fig.
ONDERHOUD EN ZORG RUITENWISSERS/ ACHTERRUITWISSER 162) 75) WISSERBLADEN VOORRUIT VERVANGEN Ga als volgt te werk: ❒ hef de wisserarm op, druk op het lipje A fig. 151 van de springveer en verwijder het wisserblad van de arm; ❒ monteer het nieuwe wisserblad door het lipje in de speciale zitting op de wisserarm te blokkeren; ❒ laat de wisserarm voorzichtig op de ruit zakken. WISSERBLAD ACHTERRUIT VERVANGEN RUITENSPROEIERS Ga als volgt te werk: ❒ til de afdekking A fig.
Achterruitsproeier De sproeiers van de achterruit zijn niet verstelbaar. De sproeier bevindt zich boven de achterruit fig. 154. HET VOERTUIG OPKRIKKEN BELANGRIJK Als de auto opgeheven moet worden, ga dan naar een Fiat dealer die is uitgerust met een garagekrik of een hefbrug. 163) De auto mag alleen zijdelings worden opgekrikt door de hefarmen van de garagekrik of de brug te plaatsen in de getoonde zones fig. 155 en fig. 156 (om de achterzijde op te tillen).
ONDERHOUD EN ZORG 164 WIELEN EN BANDEN CARROSSERIE BELANGRIJK TIPS VOOR HET OMWISSELEN VAN DE BANDEN 164) 77) 78) 79) 80) De voor- en achterbanden zijn onderhevig aan verschillende belastingen en spanningen die te wijten zijn aan stuurbewegingen, manoeuvres en remmen. Daarom kunnen ze ongelijkmatig verslijten. Om dit probleem op te lossen, moeten de banden op het juiste moment worden omgewisseld.
BELANGRIJK BELANGRIJK 81) Om de esthetische eigenschappen van de lak te behouden, mogen er geen schuur- en/of polijstproducten voor het reinigen van het voertuig worden gebruikt. 82) Niet wassen met rollen en/of borstels in autowasstraten. Was het voertuig uitsluitend met de hand en gebruik pH-neutrale reinigingsmiddelen; droog af met een vochtige leren zeem. Schuuren/of polijstmiddelen mogen niet gebruikt worden om het voertuig schoon te maken.
TECHNISCHE GEGEVENS 166 TECHNISCHE GEGEVENS Alles dat u nuttig kunt vinden om te begrijpen hoe uw voertuig is gemaakt en hoe het werkt is in dit hoofdstuk vermeld en wordt toegelicht met gegevens, tabellen en grafieken. Voor de liefhebbers en de monteurs, maar ook gewoon voor degenen die elk detail van hun voertuig willen kennen. IDENTIFICATIEGEGEVENS..............167 MOTORCODES CARROSSERIEVERSIES.................168 MOTOR ..........................................170 WIELEN ..............................
IDENTIFICATIEGEGEVENS VIN-PLAAT Deze is aangebracht aan de linkerkant van de bagageruimte fig. 157 (til de mat op voor toegang) en hierop zijn de volgende gegevens vermeld: M Nummer voor onderdelen. N Correcte waarde van de absorptiecoëfficiënt van de rookgassen (voor dieselmotoren). IDENTIFICATIEPLAATJE CARROSSERIELAK Dit is aan de binnenkant van de achterklep gemonteerd en bevat de volgende gegevens fig.
TECHNISCHE GEGEVENS MOTORCODES - CARROSSERIEVERSIES VERSIES DIE VOLDOEN AAN DE NIEUWE NORMEN Versies Motorcodes Carrosserieversies 199LYC1B L2U 199LYC1B L2V (****) 199LYC1B L2Z (*) 199LYC1B L2AF (**) 0.9 TwinAir Turbo 105 pk 199B6000 199LYC1B L2AG (***) 199LYC1B HL2Z (*) (****) 199LYC1B L2AA (*) (****) 199LYC1B HL2AA (*) (****) 199LYB1B L1G 199LYB1B L1N (*) 1.4 16V 95 pk 843A1000 199LYB1B L1L (**) 199NYB1B LB0C (*****) 199LYF1B L7AC 199LYF1B L7AD (*) 1.
Versies Motorcodes Carrosserieversies 199LYF1B L7AN 1.
TECHNISCHE GEGEVENS MOTOR Versies 0.9 TwinAir Turbo Natural Power 0.9 TwinAir Turbo 105 pk 312A2000 199B6000 Otto Otto Aantal en opstelling cilinders 2 in lijn 2 in lijn Boring en slag zuigers (mm) 80,5 x 86,0 80,5 x 86,0 875 875 10 ± 0.2 10 ± 0.
Versies 1.4 16V 95 pk 1.4 16V 120 pk 1.
TECHNISCHE GEGEVENS Versies 1.3 16V 85 pk Multijet 1.
Versies 1.6 16V 105 pk MultiJet 1.
TECHNISCHE GEGEVENS WIELEN 165) 166) STANDAARD VELGEN EN BANDEN BELANGRIJK Als de gegevens in het instructieboek afwijken van die van het kentekenbewijs, dient men zich altijd aan de gegevens van het kentekenbewijs te houden. Voor de rijveiligheid moeten alle wielen zijn voorzien van banden van hetzelfde merk en type. 500L versies Versies 0.9 TwinAir Turbo Natural Power 0.
Versies Velgen Banden Winterbanden 205/55 R16 91H 205/55 R16 91Q (M+S) 7Jx17 H2 ET 41 225/45 R17 91V 225/45 R17 91Q (M+S) 6Jx15 H2 ET 39 195/65 R15 91H 195/65 R15 91Q (M+S) 205/55 R16 91H 205/55 R16 91Q (M+S) 7Jx17 H2 ET 41 225/45 R17 91V 225/45 R17 91Q (M+S) 6Jx15 H2 ET 39 195/65 R15 91H (***) 195/65 R15 91Q (M+S) 205/55 R16 91H 205/55 R16 91Q (M+S) 7Jx17 H2 ET 41 225/45 R17 91V 225/45 R17 91Q (M+S) Velgen Banden Winterbanden 205/55 R16 91H 205/55 R16 91Q (M+S) 225/45 R17 91V
TECHNISCHE GEGEVENS 500L LIVING versies Versies 0.9 TwinAir Turbo Natural Power 0.
Versies 1.6 16V Multijet Velgen Banden Winterbanden 6Jx15 H2 ET 39 (***) 195/65 R15 91H (***) 195/65 R15 91Q (M+S) 205/55 R16 91H 205/55 R16 91Q (M+S) 225/45 R17 91V 225/45 R17 91Q (M+S) 6Jx16 H2 ET 36.5 6½Jx16 H2 ET 39 7Jx17 H2 ET 41 Noodreservewiel (*) Velg / Band 4JX16 H ET 15 T135/70 R16 100M (*) Voor bepaalde versies/markten (***) Alleen 1.
TECHNISCHE GEGEVENS BANDENSPANNING IN KOUDE TOESTAND (bar) Bij warme banden moet de bandenspanning +0,3 bar hoger zijn dan de voorgeschreven waarde. Controleer de bandenspanning nogmaals als de banden koud zijn. Bij winterbanden moet de bandenspanning +0,2 bar worden verhoogd t.o.v. de voorgeschreven spanningswaarde voor standaardbanden. 500L versies Banden Volledige belasting Voor Achter 195/65 R15 91H 2.2 2.0 2.5 2.5 195/65 R15 91H (**) 2,4 2,4 2,8 2,9 205/55 R16 91H 2.2 2.0 2.5 2.
0.9 TwinAir Turbo Natural Power versies Banden Onbelast/gemiddelde belasting Volledige belasting Voor Achter Voor Achter 195/65 R15 91H 2.4 2.4 2.8 2.8 205/55 R16 91H 2.2 2.0 2.5 2.8 (**) 2,6 (***) 2,4 (***) 2,6 (***) 2,8 (***) 205/55 R16 91H GoodYear 2,2 (****) 2,0 (****) 2,5 (****) 2,5 (****) 2,2 2,0 2,5 2,8 205/55 R16 91H GoodYear (**) 225/45 R17 91V Noodreservewiel (*) 4.
TECHNISCHE GEGEVENS SNEEUWKETTINGEN Belangrijk 83) Opmerking Sneeuwkettingen met beperkte breedte die maximaal 9 mm buiten het bandprofiel uitsteken kunnen gemonteerd worden op 195/65 R15 91H en 205/55 R16 91H banden. Op 225/45 R17 91V banden kunnen geen sneeuwkettingen gemonteerd worden. Het gebruik van sneeuwkettingen moet aan de plaatselijke voorschriften in elk land voldoen.
AFMETINGEN De afmetingen zijn uitgedrukt in mm en hebben betrekking op een voertuig met standaard bijgeleverde banden. De hoogte heeft betrekking op een onbeladen auto. 500L versies 159 F0Y0214C A B C D E F (*) G H (*) I 4147 829 2612 706 1658/1678 (**) 1522 2018 1519 1784 (*) Afhankelijk van de velgmaat kunnen er kleine variaties in de afmetingen voorkomen. (**) Natural Power versies.
TECHNISCHE GEGEVENS 500L Trekking versies 160 F0Y0334C A B C D E F (*) G H (*) I 4270 868 2612 790 1679 1513/1522 2018 1511/1519 1800 (*) Afhankelijk van de velgmaat kunnen er kleine variaties in de afmetingen voorkomen.
500L LIVING versies 161 F0Y0335C A B C D E F (*) G H (*) I 4352 829 2612 911 1667 1513/1522 2018 1511/1519 1784 (*) Afhankelijk van de velgmaat kunnen er kleine variaties in de afmetingen voorkomen.
TECHNISCHE GEGEVENS PRESTATIES Topsnelheden na de inrijperiode van het voertuig. 500L versies Versies 0.9 TwinAir Turbo Natural Power 167 (*) / 163 (**) 0.9 TwinAir Turbo 105 pk 180 1.4 16V 95 pk 178 1.4 16V 95 HP PRO 178 1.4 16V 120 pk 189 1.4 16V 120 pk LPG 189 1.3 16V 85 pk Multijet 165 1.3 16V 85 pk Multijet PRO 165 1.3 16V 85 pk Multijet Dualogic 164 1.3 16V 95 pk Multijet 171 1.3 16V 95 pk Multijet PRO 171 1.3 16V 95 pk Multijet Dualogic 169 1.6 16V 105 pk MultiJet 181 1.
500L Trekking versies Versies km/h 0.9 TwinAir Turbo 105 pk 173 1.4 16V 95 pk 165 1.4 16V 120 pk 183 1.4 16V 120 pk LPG 183 1.3 16V 85 pk Multijet 160 1.3 16V 85 pk Multijet Dualogic 158 1.3 16V 95 pk Multijet 166 1.3 16V 95 pk Multijet Dualogic 163 1.6 16V 105 pk MultiJet 175 1.
TECHNISCHE GEGEVENS 500L LIVING versies Versies 0.9 TwinAir Turbo Natural Power 167 (*) / 163 (**) 0.9 TwinAir Turbo 105 pk 180 1.4 16V 95 pk 178 1.4 16V 120 pk 189 1.3 16V 85 pk Multijet 165 1.3 16V 85 pk Multijet Dualogic 164 1.3 16V 95 pk Multijet 171 1.3 16V 95 pk Multijet Dualogic 169 1.6 16V 105 pk MultiJet 181 1.
GEWICHTEN 500L / 500L Trekking VERSIES Gewichten (kg) 0.9 TwinAir Turbo Natural Power 0.9 TwinAir Turbo 105 pk Leeggewicht (met alle vloeistoffen, brandstoftank 90% gevuld en zonder opties): 1390 1260 / 1270 (*) Nuttig laadvermogen inclusief de bestuurder (**) 505 560 / 545 (*) – vooras: 1050 1050 – achteras: 1000 1000 – totaal: 1895 1820 / 1815 (*) – 1000 – 400 60 60 – 60 Maximum toelaatbare belastingen (***) Trekgewichten – geremde aanhanger: – ongeremde aanhanger: Max.
TECHNISCHE GEGEVENS Gewichten (kg) 1.4 16V 95 pk 1.4 16V 120 pk Leeggewicht (met alle vloeistoffen, brandstoftank 90% gevuld en zonder opties): 1245 / 1255 (*) / 1270 (**) 1290 / 1300 (*) Nuttig laadvermogen inclusief de bestuurder (***) 560 / 545 (*) / 575 (**) 560 – vooras: 1050 1050 – achteras: 1000 1000 1805 / 1800 (*) / 1845 (**) 1850 / 1860 (*) 1000 1000 400 400 Maximum toelaatbare belastingen (****) – totaal: Trekgewichten – geremde aanhanger: – ongeremde aanhanger: Max.
1.4 16V 120 pk LPG 1.3 16V 85 pk Multijet 1.3 16V 85 pk Multijet Dualogic Leeggewicht (met alle vloeistoffen, brandstoftank 90% gevuld en zonder opties): 1310 / 1320 (*) 1295 / 1305 (*) / 1320 (**) 1300 / 1310 (*) Nuttig laadvermogen inclusief de bestuurder 560 550 / 545 (*) / 575 (**) 560 / 545 (*) – vooras: 1050 1050 1050 – achteras: 1000 1000 1000 1870 / 1880 (*) 1845 / 1850 (*) / 1895 (**) 1850 / 1855 (*) 1000 1000 1000 – ongeremde aanhanger: 400 400 400 Max.
TECHNISCHE GEGEVENS Gewichten (kg) 1.3 16V 95 pk Multijet 1.
Gewichten (kg) 1.6 16V 105 pk MultiJet 1.6 16V 120 pk Multijet Euro 5 Leeggewicht (met alle vloeistoffen, brandstoftank 90% gevuld en zonder opties): 1365 / 1375 (*) / 1365 (**) 1370 / 1380 (*) Nuttig laadvermogen inclusief de bestuurder (***) 560 / 550 (*) / 575 (**) 550 – vooras: 1050 1050 – achteras: 1000 1000 1925 / 1940 (**) 1920 / 1930 (*) 1100 1100 – ongeremde aanhanger: 400 400 Max. dakbelasting: 60 60 Max.
TECHNISCHE GEGEVENS Gewichten (kg) 1.6 16V 120 pk MultiJet 1.6 16V 120 pk Multijet Trekking (*) Leeggewicht (met alle vloeistoffen, brandstoftank 90% gevuld en zonder opties): 1380 / 1390 (**) 1430 Nuttig laadvermogen inclusief de bestuurder (****) 540 / 560 (***) 505 – vooras: 1050 1050 – achteras: 1000 1000 1920 / 1930 (**) / 1940 (***) 1935 1100 1100 400 400 Maximum toelaatbare belastingen (*****) – totaal: Trekgewichten – geremde aanhanger: – ongeremde aanhanger: Max.
500L LIVING VERSIES Gewichten (kg) 0.9 TwinAir Turbo Natural Power 0.
TECHNISCHE GEGEVENS 1.4 16V 95 pk Gewichten (kg) 1.4 16V 120 pk versies met 5 zitplaatsen versies met 5 zitplaatsen versies met 7 zitplaatsen Leeggewicht (met alle vloeistoffen, brandstoftank 90% gevuld en zonder opties): 1275 1320 1360 Nuttig laadvermogen inclusief de bestuurder (*) 545 560 560 - vooras: 1050 1050 1050 – achteras: 1000 1000 1000 - totaal: 1800 1880 1920 – geremde aanhanger: 1000 1000 1000 – ongeremde aanhanger: 400 400 400 Max.
1.3 16V 85 pk Multijet Versies 1.
TECHNISCHE GEGEVENS 1.3 16V 95 pk Multijet Versies 1.
1.6 16V 105 pk MultiJet Versies 1.
TECHNISCHE GEGEVENS VULINHOUDEN Voorgeschreven brandstof en originele smeermiddelen 0.9 TwinAir Turbo 1.4 16V 95 pk 1.4 16V 120 pk 50 50 50 inclusief een reserve van (liter) 6÷8 6÷8 6÷8 Motorkoelsysteem (liter) 5.3 / 5.5 (*) 4.5 5.2 / 5.5 (**) Carterpan (liter) 2.8 2.8 2.75 Carterpan en filters (liter) 3.3 2.95 3.1 SELENIA DIGITEK P.E. (0.9 Turbo TwinAir versies) SELENIA K P.E. (1.4 16V 95 pk en 1.
Voorgeschreven brandstof en originele smeermiddelen 1.3 16V MultiJet 1.6 16V MultiJet 50 50 6÷8 6÷8 Motorkoelsysteem (liter) 5,9 6,35 Carterpan (liter) 3.0 4.3 Carterpan en filters (liter) 3.2 4.75 Versnellingsbak-/differentieelhuis (liter) 2.0 (°) 2,0 (°°) Dualogic versnellingsbak hydraulisch bedieningssysteem (liter) 0.7 – Hydraulisch remcircuit (kg) 0,5 0,5 TUTELA TOP 4/S Vloeistofreservoir ruitensproeiers/ achterruitsproeier (liter) 2.9 2.
TECHNISCHE GEGEVENS VLOEISTOFFEN EN SMEERMIDDELEN Het voertuig is voorzien van een motorolie die grondig ontwikkeld en getest is om aan de vereisten van het Geprogrammeerd Onderhoudsschema te kunnen voldoen. Constant gebruik van de voorgeschreven smeermiddelen garandeert de specificaties van brandstofverbruik en emissies. De kwaliteit van het smeermiddel is van essentieel belang voor de werking en de levensduur van de motor.
BELANGRIJK 84) Het gebruik van producten met andere dan de hierboven aangegeven specificaties kan leiden tot beschadiging van de motor die niet door de garantie wordt gedekt.
TECHNISCHE GEGEVENS Gebruik Smeermiddelen en vetten voor krachtoverbrengingen Remvloeistof 202 Kenmerken Specificatie Originele vloeistoffen en smeermiddelen SAE 75W- 85 synthetisch smeermiddel. 9.55550MX3 9.55550-MX3 TUTELA TRANSMISSION TECHNYX Contractuele Technische Referentie Nr. F010.B05 Handgeschakelde versnellingsbak en differentieel (alleen voor 1.3 16V MultiJet-versies) SAE 75W synthetisch smeermiddel. 9.55550-MZ6 of MS.
Gebruik Kenmerken Specificatie Originele vloeistoffen en smeermiddelen Toepassingen Beschermingsmiddel voor radiateurs Roodgekleurd beschermingsmiddel met antivrieswerking, op basis van geïnhibeerd monoethyleenglycol met organische formule. Overtreft CUNA NC 95616, ASTM D 3306 specificaties. 9.55523 of MS.90032 PARAFLUUP Contractuele Technische Referentie nr. F101.
TECHNISCHE GEGEVENS BRANDSTOFVERBRUIK De gegevens over het brandstofverbruik die vermeld zijn in onderstaande tabellen zijn bepaald op basis van de typegoedkeuringstests in overeenstemming met specifieke Europese Richtlijnen.
Versies Stadsverkeer Buitenwegen Gecombineerd 1.4 16V 120 pk (Euro 6) (C) 8,2 5,1 6,2 1.4 16V 120 pk (Euro 6) (D) 8,8 5,4 6,7 1.4 16V 120 pk LPG (Euro 6) 9,1 (E) / 11,7 (F) 5,6 (E) / 7,2 (F) 6,9 (E) / 8,9 (F) 1.4 16V 120 pk LPG (Euro 6) (D) 8,8 (E) / 11,4 (F) 5,4 (E) / 7,0 (F) 6,7 (E) / 8,6 (F) 1.3 16V 85 pk Multijet (Euro 5) / 1.3 16V 85 pk Multijet PRO (Euro 5) 5,0 3,7 4,2 1.3 16V 95 pk Multijet (Euro 6) / 1.3 16V 95 pk Multijet PRO (Euro 6) 4,9 3,6 4,1 1.
TECHNISCHE GEGEVENS 500L Trekking versies Versies Stadsverkeer Buitenwegen Gecombineerd 0.9 TwinAir Turbo 105 pk (Euro 6) (A) 6,0 4,6 5,1 0.9 TwinAir Turbo 105 pk (Euro 6) (A) (C) 5,8 4,5 5,0 0.9 TwinAir Turbo 105 pk (Euro 6) (A) (B) 5,8 4,3 4,9 0.9 TwinAir Turbo 105 pk (Euro 6) (A) (B) (C) 5,6 4,3 4,8 1.4 16V 95 pk (Euro 6) 8,4 5,3 6,4 1.4 16V 95 pk (Euro 6) (B) 8,2 5,0 6,2 1.4 16V 120 pk (Euro 6) 9,3 5,7 7,0 1.4 16V 120 pk (Euro 6) (C) 8,2 5,1 6,2 1.
Versies Stadsverkeer Buitenwegen Gecombineerd 1.6 16V 120 pk Multijet (Euro 5) 5,8 4,2 4,8 1.6 16V 120 pk Multijet (Euro 5) (C) 5,6 4,1 4,7 1.6 16V 120 pk Multijet (Euro 6) 4,9 4,0 4,3 1.6 16V 120 pk Multijet (Euro 6) (C) 4,7 4,0 4,3 (C) Versies voor specifieke markten met controleband 205/55 R16 GoodYear De verbruikscijfers voor de Dualogic versies hebben betrekking op de AUTO-ECO functie.
TECHNISCHE GEGEVENS 500L LIVING versies Versies Stadsverkeer Buitenwegen Gecombineerd 0.9 TwinAir Turbo Natural Power (Euro 5) (C) 7,2 (A) / 7,2 (B) 5,2 (A) / 5,2 (B) 5,9 (A) / 5,9 (B) 0.9 TwinAir Turbo Natural Power (Euro 6) (C) 7,2 (A) / 7,2 (B) 5,2 (A) / 5,1 (B) 5,9 (A) / 5,9 (B) 0.9 TwinAir Turbo 105 pk (Euro 6) (C) 5,7 4,3 4,8 0.9 TwinAir Turbo 105 pk (Euro 6) (C) (D) 5,7 4,2 4,8 1.4 16V 95 pk (Euro 6) 8,1 5,0 6,1 1.
CO2-EMISSIE De CO2 emissieniveaus in de volgende tabellen hebben betrekking op het gecombineerde verbruik. BELANGRIJK Voor sommige versies/markten worden de CO2-emissiewaarden in de volgende tabel, met gebruik van uitsluitend de band GoodYear 205/55 R16 91H, verkregen. 500L versies Versies CO2-EMISSIE VOLGENS HUIDIGE EUROPESE RICHTLIJN (g/km) 0.9 TwinAir Turbo Natural Power (Euro 5) 137 (A) / 105 (B) 0.9 TwinAir Turbo Natural Power (Euro 6) 137 (A) / 105 (B) 0.9 TwinAir Turbo 105 pk (Euro 6) 112 0.
TECHNISCHE GEGEVENS Versies CO2-EMISSIE VOLGENS HUIDIGE EUROPESE RICHTLIJN (g/km) 1.3 16V 85 pk Multijet (Euro 5) / 1.3 16V 85 pk Multijet PRO (Euro 5) 110 1.3 16V 95 pk Multijet (Euro 6) / 1.3 16V 95 pk Multijet PRO (Euro 6) 107 1.3 16V 85 pk Multijet Dualogic (Euro 5) 105 1.3 16V 95 pk Multijet Dualogic (Euro 6) 104 1.6 16V Multijet 105 pk (Euro 5) / 1.6 16V Multijet 105 pk PRO (Euro 5) 117 1.6 16V Multijet 105 pk (Euro 5) / 1.6 16V Multijet 105 pk PRO (Euro 5) (C) 114 1.
500L Trekking versies Versies CO2-EMISSIE VOLGENS HUIDIGE EUROPESE RICHTLIJN (g/km) 0.9 TwinAir Turbo 105 pk (Euro 6) 119 0.9 TwinAir Turbo 105 pk (Euro 6) (A) 116 0.9 TwinAir Turbo 105 pk (Euro 6) (B) 113 0.9 TwinAir Turbo 105 pk (Euro 6) (A) (B) 110 1.4 16V 95 pk (Euro 6) 149 1.4 16V 95 pk (Euro 6) (B) 144 1.4 16V 120 pk (Euro 6) 163 1.4 16V 120 pk (Euro 6) (A) 145 1.4 16V 120 pk (Euro 6) (B) 157 1.4 16V 120 pk LPG (Euro 6) 163 (C) / 148 (D) 1.
TECHNISCHE GEGEVENS 212 Versies CO2-EMISSIE VOLGENS HUIDIGE EUROPESE RICHTLIJN (g/km) 1.6 16V Multijet 120 pk (Euro 5) (A) 122 1.6 16V Multijet 120 pk (Euro 6) 114 1.
500L LIVING versies Versies CO2-EMISSIE VOLGENS HUIDIGE EUROPESE RICHTLIJN (g/km) 0.9 TwinAir Turbo Natural Power (Euro 5) 137 (A) / 105 (B) 0.9 TwinAir Turbo Natural Power (Euro 6) 137 (A) / 105 (B) 0.9 TwinAir Turbo 105 pk (Euro 6) 112 0.9 TwinAir Turbo 105 pk (Euro 6) (C) 111 1.4 16V 95 pk (Euro 6) 145 1.4 16V 120 pk (Euro 6) 159 (D) / 163 (E) 1.4 16V 120 pk (Euro 6) (D) 145 1.4 16V 120 pk (Euro 6) (C) 155 (D) / 158 (E) 1.3 16V 85 pk Multijet (Euro 5) 110 1.
TECHNISCHE GEGEVENS 214 RICHTLIJNEN VOOR DE BEHANDELING VAN HET VOERTUIG AAN HET EINDE VAN DE LEVENSDUUR Al jaren zet FCA zich volledig in voor de bescherming van het milieu via de continue verbetering van de productieprocessen en de realisatie van producten die steeds "eco-compatibeler" zijn.
MULTIMEDIA In dit hoofdstuk zijn de belangrijkste functies beschreven van de infotainmentsystemen voor de Uconnect™ 5" Radio, of Uconnect™ 5" Radio Nav die op het voertuig kunnen worden geïnstalleerd. TIPS, BEDIENING EN ALGEMENE INFORMATIE ...................................216 UCONNECT 5" RADIO LIVE / UCONNECT 5" RADIO NAV LIVE ....
MULTIMEDIA TIPS, BEDIENING EN ALGEMENE INFORMATIE VERKEERSVEILIGHEID 167) 168) Zorg ervoor dat u weet hoe de verschillende systeemfuncties gebruikt moeten worden voordat u gaat rijden. Lees de gebruiksaanwijzingen van het systeem zorgvuldig door voordat u gaat rijden. ONTVANGSTOMSTANDIGHEDEN Tijdens het rijden veranderen de ontvangstomstandigheden voortdurend. De ontvangst kan gestoord worden door de aanwezigheid van bergen, gebouwen of bruggen, vooral wanneer u ver verwijderd bent van de zender.
Na 3 mislukte invoerpogingen, verschijnt op het display "Code verkeerd. Radio geblokkeerd. 30 minuten wachten a.u.b.". Als dit opschrift is verdwenen, kan de code opnieuw worden ingevoerd. Paspoort autoradio Dit document is het eigendomsbewijs van het systeem. In het paspoort van de autoradio staan het model, het serienummer en de geheime code aangegeven.
MULTIMEDIA Uconnect 5" Radio LIVE / Uconnect 5" Radio Nav LIVE .
Overzichtstabel bedieningselementen frontpaneel Toets Functies Modus Inschakeling/uitschakeling Toets kort indrukken Volumeregeling Knop naar links/rechts draaien Volume in-/uitschakelen (Mute/Pauze) Toets kort indrukken CD uitwerpen Toets kort indrukken CD-sleuf – Display aan/uit Toets kort indrukken Selectie afsluiten/naar vorige scherm terugkeren Toets kort indrukken Lijst doorbladeren of op een radiostation afstemmen Knop naar links/rechts draaien Op display weergegeven optie bevestig
MULTIMEDIA BEDIENINGSTOETSEN OP STUURWIEL De bedieningstoetsen voor de belangrijkste functies van het systeem bevinden zich op het stuurwiel,fig. 163 om het systeem gemakkelijker te kunnen bedienen. De inschakeling van de gekozen functie is in sommige gevallen afhankelijk van hoelang de knop wordt ingedrukt (kort indrukken of ingedrukt houden) zoals in onderstaande tabel is aangegeven.
Overzichtstabel bedieningstoetsen op stuurwiel Toets Bediening (drukken/draaien) ❒ Een tweede inkomend gesprek aannemen en het lopende gesprek in de wacht zetten ❒ Spraakherkenning inschakelen voor de Telefoonfunctie ❒ Spraakbericht onderbreken om nieuwe spraakopdracht te kunnen geven ❒ Spraakherkenning onderbreken ❒ Inkomend gesprek weigeren/lopend gesprek beëindigen In het midden van het linker wieltje drukken: ❒ uitschakelen/opnieuw inschakelen van de microfoon tijdens een telefoongesprek ❒ inschakelen/
MULTIMEDIA "TOUCHSCREEN" FUNCTIE Het systeem maakt gebruik van de "touchscreen" functie; druk, om van de verschillende functies gebruik te maken, op de weergegeven "grafische toetsen". Bevestiging van een selectien: druk op de knop "OK". Terugkeren naar het vorige scherm: (Wissen) of, druk op de toets afhankelijk van het ingeschakelde /Gereed. scherm, ONDERSTEUNING USB/iPod/AUX Het voertuig heeft een USB/AUXaansluiting op de tunnelconsole.
❒ als de "Media" bron actief is, druk dan op de toets "Bron"; ❒ selecteer de Bluetooth® Mediabron; ❒ druk op de toets "Toestel toev."; ❒ zoek Uconnect™ op het Bluetooth® audioapparaat (tijdens de koppelingsfase verschijnt op het scherm de voortgang van het proces); ❒ voer, als het audioapparaat hierom vraagt, de PIN-code in die wordt getoond op het display van het systeem of bevestig de op het apparaat getoonde PIN; ❒ als de koppelingsprocedure met succes is afgesloten, wordt een scherm getoond.
MULTIMEDIA 224 ❒ als de koppelingsprocedure met succes is voltooid, wordt een scherm getoond: als "Ja" op de vraag wordt geselecteerd, wordt de mobiele telefoon als favoriet gekoppeld (de mobiele telefoon heeft voorrang op alle andere mobiele telefoons die later worden gekoppeld). Als geen andere apparaten worden gekoppeld, zal het systeem het eerst gekoppelde apparaat als favoriet beschouwen.
LIVE Uconnect™ SERVICES (waar aanwezig) Door op de toets MORE/APPS te drukke wordt het menu geopend met alle applicatiefuncties van het systeem, zoals: tijdsweergave, eco:Drive™functiegegevens, Trip Computer, Instellingen, Kompas (alleen Uconnect™ 5" Radio Nav LIVE), Uconnect™ LIVE-applicaties.
MULTIMEDIA De update omvat het downloaden van de nieuwe softwareversie voor het beheer van de Uconnect™ LIVE Services. De update wordt verricht via de gegevensverbinding van de verbonden smartphone: de bestuurder wordt geïnformeerd over de grootte van de gegevensstroom.
Zodra voldoende gegevens beschikbaar zijn, nemen de indexen op basis van de beoordeling 5 kleuren aan: donkergroen (zeer goed), lichtgroen, geel, oranje en rood (zeer slecht). "Current route index" (Index van de huidige route) verwijst naar de gehele waarde die in realtime is berekend op grond van het gemiddelde van de beschreven indexen. Deze index geeft de eco-vriendelijkheid van de rijstijl weer: van 0 (laag) tot 100 (hoog).
MULTIMEDIA Wanneer er langere tijd geen eco:Drive™-gegevens naar de USB-geheugenstick worden verzonden, kan het interne geheugen van het systeem Uconnect™ verzadigd raken: volg in dat geval de aanbevelingen in de berichten op het display. my:Car Met my:Car kunt u de "gezondheidstoestand" van uw voertuig bewaken. De applicatie my:Car kan storingen in realtime detecteren en de bestuurder informeren over de vervaldatum van het onderhoudsinterval.
❒ voer de straatnaam in. Tijdens het typen worden straten met vergelijkbare namen in de lijst weergegeven. Zodra de juiste straatnaam in de lijst verschijnt, tikt u op de naam om de bestemming te selecteren. ❒ Voer het huisnummer in en tik op "Gereed" . ❒ De locatie wordt weergegeven op de kaart. Tik op "Selecteer" om door te gaan of op "Terug" om een ander adres in te voeren.
MULTIMEDIA 230 Verwijder het USB-apparaat en sluit het aan op de computer. De nieuwe kaart kan nu gedownload worden naar het USB-apparaat. ❒ selecteer "Apparaat verbinden", selecteer vervolgens "Sluiten". Er kan nu een kaart gedownload worden naar het USB-apparaat. TomTom HOME installatie De kaart downloaden Ga als volgt te werk om TomTom HOME te installeren en een MyTomTom account aan te maken: ❒ download en installeer de toepassing TomTom HOME op de computer. Ga op de computer naar www.tomtom.
OPMERKING Verwijder het USBapparaat niet en schakel de elektrische voeding van het systeem niet uit voordat de update voltooid is. Het systeem kan niet gebruikt worden tot de update correct voltooid is. Als het updaten van het systeem wordt onderbroken, het updaten opnieuw starten. Zodra de kaart geüpdatet is, verschijnt er een speciaal bericht op het display: selecteer "Sluiten". De nieuwe kaart is nu op het systeem beschikbaar.
WAARSCHUWINGEN EN AANBEVELINGEN BELANGRIJK INTERIEURUITRUSTING ❒ Rijd nooit met open dashboardkastje: bij een ongeval kunnen de inzittenden voorin hierdoor verwond raken. ❒ De aansteker wordt zeer heet. Wees voorzichtig en zorg dat hij niet wordt gebruikt door kinderen: brandgevaar en/of gevaar voor brandwonden. IMPERIAAL/SKIDRAGER ❒ Controleer na een korte rit of de schroeven van de bevestigingspunten nog goed zijn vastgedraaid.
BELANGRIJK IMPERIAAL/SKIDRAGER ❒ De wettelijke voorschriften betreffende de maximale afmetingen moeten altijd in acht worden genomen. INBOUWVOORBEREIDING LAVAZZA 500 ESPRESSO EXPERIENCE ❒ Gebruik het accessoire alleen bij draaiende motor, om de acculading te beschermen. Indien verschillende apparaten die een grote hoeveelheid stroom verbruiken (bijv. inschakeling van de airconditioning of de achterruitverwarming) tegelijkertijd gebruikt worden, kan het accessoire mogelijk niet werken.
ALFABETISCH REGISTER ALFABETISCH REGISTER 3e remlicht (lamp vervangen) ......... Aanhangers trekken...................... Aanvullend veiligheidssysteem (SRS) - Airbags ............................ ABS (systeem) ............................... Accu (opladen) ............................... Achterbank .................................... Achterruitwisser/-sproeier .............. Achterstoelen derde rij ................... Achteruitkijkspiegels....................... Achteruitrijcamera .......................
Lampjes en meldingen .................. Niveaus controleren ...................... Parkeersensoren........................... 152 107 Plafondverlichting........................... 25 Portieren ........................................ 28 Prestaties (topsnelheid) .................. 184 Setup-menu................................... Slepen van het voertuig.................. Snelheidsbegrenzer........................ Stadslichten/dagrijlichten (DRL) (lamp vervangen)..........................
FCA Italy S.p.A. - MOPAR - Technical Services - Service Engineering Largo Senatore G. Agnelli, 3 - 10040 Volvera - Torino (Italia) Druknummer 603.99.
COP 500L LUM NL_COP 500X LUM NL 18/11/14 10:05 Pagina 2 WAAROM KIEZEN VOOR ORIGINELE ONDERDELEN Dit Instructieboek is bedoeld om de bedrijfsomstandigheden van het voertuig te verduidelijken. Voor de enthousiaste gebruiker die de inzichten, curiositeiten en gedetailleerde informatie over de eigenschappen en functies van het voertuig wil weten, biedt Fiat de gelegenheid om een speciaal gedeelte te raadplegen dat beschikbaar is in elektronisch formaat.
COP 500L LUM NL_COP 500X LUM NL 18/11/14 10:05 Pagina 1 F I A T 5 0 0 L NEDERLANDS De gegevens in deze publicatie zijn uitsluitend indicatief bedoeld. Fiat Chrysler Automobiles behoudt zich het recht voor op elk moment de in deze publicatie beschreven modellen om technische of commerciële redenen te wijzigen. Wendt u voor nadere informatie tot het Fiat Servicenetwerk. Gedrukt op milieuvriendelijk chloorvrij papier.