Operation Manual

145) Maak voor de montage van het
sleepoog de schroefdraad zorgvuldig
schoon. Controleer of het sleepoog
volledig in de zitting is vastgedraaid
alvorens het voertuig te slepen.
146) Denk er tijdens het slepen aan dat de
ondersteuning door de rembekrachtiging
en de elektrische stuurbekrachtiging niet
beschikbaar is; er moet dus meer kracht
worden uitgeoefend op het rempedaal en
het kost meer moeite om het stuurwiel
te draaien. Gebruik voor het slepen geen
flexibele kabels en vermijd bruuske
bewegingen. Controleer of er tijdens het
slepen geen delen van de auto door de
sleepverbinding kunnen worden
beschadigd. Tijdens het slepen van de
auto moeten alle specifieke
verkeersvoorschriften in acht genomen
worden, zowel voor wat betreft de
sleepvoorziening als het gedrag op de weg.
Start de motor niet terwijl het voertuig
gesleept wordt.
147) De voorste en achterste sleepogen
mogen alleen gebruikt worden voor
noodgevallen op de weg. De auto mag
gesleept worden over korte afstanden
wanneer een speciaal hulpmiddel wordt
gebruikt in overeenstemming met de
wegenverkeerswetgeving (starre stang), en
om het voertuig op de weg te verplaatsen
in afwachting van het slepen of het
transport met een takelwagen (gebruik bij
de Trekking versies NIET het achterste
sleepoog voor het vervoer op een
takelwagen: gebruik het voorste sleepoog).
Sleepogen MOGEN NIET worden gebruikt
om voertuigen off-road (d.w.z. op het
terrein) te slepen of waar hindernissen zijn
en/of voor het slepen met kabels of andere
niet-starre hulpmiddelen. In
overeenstemming met bovengenoemde
voorwaarden, moet men voor het slepen
twee voertuigen gebruiken (een slepend en
een gesleept voertuig), die zich beide zo
veel mogelijk op één lijn bevinden.
137
BELANGRIJK
144) Draai, alvorens sleephandelingen te
verrichten, de contactsleutel naar MAR en
vervolgens naar STOP, zonder hem uit
het contactslot te nemen. Bij verwijdering
van de sleutel schakelt automatisch het
stuurslot in en kunnen de wielen niet meer
verdraaid worden.