Operation Manual

REGELING STOP/
START-SYSTEEM
De automatische dual-zone
klimaatregeling regelt het Start/Stop-
systeem (motor wordt afgezet wanneer
de voertuigsnelheid 0 km/h is) om
een passend comfort in het interieur te
garanderen.
BELANGRIJK Onder bijzonder extreme
klimaatomstandigheden wordt
aanbevolen het gebruik van het
Stop/Start-systeem te beperken om te
voorkomen dat de compressor continu
wordt in- en uitgeschakeld, waardoor
de ramen snel beslaan en
vochtophoping plaatsvindt, met een
onaangename geur in het interieur als
gevolg.
BELANGRIJK Wanneer het Stop/Start-
systeem is ingeschakeld (motor uit en
voertuig stilstaand), wordt de
automatische recirculatiefunctie met
lucht van buitenaf uitgeschakeld om de
kans op beslagen ruiten te verminderen
(aangezien de compressor is
uitgeschakeld).
BELANGRIJK
19) Het wordt afgeraden de interne
luchtrecirculatie in te schakelen bij lage
buitentemperaturen, aangezien de ruiten
sneller kunnen beslaan.
BELANGRIJK
5) De klimaatregeling detecteert de
temperatuur in het interieur met behulp van
een sensor van de gemiddelde
stralingstemperatuur (TMR) die in de
achteruitkijkspiegel is gemonteerd en door
een speciaal dekseltje wordt beschermd.
Als het zichtveld van deze sensor
belemmerd wordt door een voorwerp, dan
kan de klimaatregeling minder efficiƫnt
gaan werken.
BELANGRIJK
2) Het systeem gebruikt het koelmiddel
R134a dat het milieu niet verontreinigt als
het per ongeluk weglekt. Gebruik onder
geen enkele omstandigheid R12 vloeistof,
die niet compatibel is met de
componenten van het systeem.
BUITENVERLICHTING
De buitenverlichting werkt uitsluitend als
de contactsleutel in de stand MAR
staat.
DAGRIJLICHTEN (DRL)
Dagrijlichten
(voor bepaalde versies/markten)
20) 21)
Met de sleutel in de stand MAR en
schakelaar A fig. 25 naar stand O
gedraaid, gaan de dagrijlichten
automatisch branden; de overige
lichten en de interieurverlichting blijven
uit.
25
F0Y0048C
21