Operation Manual

A: linker voorruit openen/sluiten.
"Continue automatische" werking
tijdens openen/sluiten en
knelbeveiliging ingeschakeld.
B: rechter voorruit openen/sluiten.
"Continue automatische" werking
tijdens openen/sluiten en
knelbeveiliging ingeschakeld.
C: inschakeling/uitschakeling
ruitbediening achterportieren.
D: linker achterruit openen/sluiten
(voor bepaalde versies/markten).
"Continue automatische" werking
tijdens openen/sluiten en
knelbeveiliging ingeschakeld.
E: rechter achterruit openen/sluiten
(voor bepaalde versies/markten).
"Continue automatische" werking
tijdens openen/sluiten en
knelbeveiliging ingeschakeld.
Ruit openen
Druk op de toetsen om de gewenste
ruit te openen. Wanneer een van de
twee toetsen kort wordt ingedrukt,
beweegt de ruit in "stappen"; als de
toets ingedrukt wordt gehouden, wordt
de "continue automatische" werking
geactiveerd. Als er opnieuw op de toets
wordt gedrukt, stopt de ruit in de
gewenste stand.
Ruit sluiten
Trek de toetsen omhoog om de
gewenste ruit te sluiten. Bij het sluiten
van de ruit wordt dezelfde
werkingslogica als bij het openen
gebruikt.
Knelbeveiliging
(voor bepaalde versies/markten)
Dit veiligheidssysteem detecteert de
aanwezigheid van een obstakel tijdens
het sluiten van de ruit en grijpt in door
de slag van de ruit te stoppen en,
afhankelijk van de positie van de ruit,
om te keren. De knelbeveiliging is zowel
tijdens de handmatige als de
automatische bediening van de ruit
actief.
INITIALISATIE
ELEKTRISCHE
RUITBEDIENING
Als de stroomtoevoer tijdens de
beweging van de ruit is onderbroken,
moet de automatische werking van de
elektrische ruit opnieuw geïnitialiseerd
worden. De initialisatieprocedure moet
met gesloten portieren en voor elk
portier uitgevoerd worden, zoals
hieronder beschreven:
sluit de te initialiseren ruit volledig met
behulp van de handmatige bediening;
houd, nadat de ruit de eindaanslag
heeft bereikt, de knop "naar boven"
minstens 1 seconde ingedrukt.
BELANGRIJK
25) Oneigenlijk gebruik van de elektrische
ruitbediening kan gevaarlijk zijn. Controleer
voor en tijdens het bedienen altijd of de
passagiers niet kunnen worden verwond
door de bewegende ruiten of door
voorwerpen die door de ruit worden
meegesleept of geraakt. Verwijder altijd de
sleutel uit het contactslot als de auto
wordt verlaten om te voorkomen
dat onverwachtse bediening van de
elektrische ruiten gevaar oplevert voor de
achtergebleven passagiers.
31