Operation Manual

Controlelampje Wat het betekent
CONTINU BRANDEND: MOTOROLIEDRUK TE LAAG
Het lampje gaat continu branden, bij sommige versies verschijnen ook een bericht en een symbool op het
display wanneer het systeem een te lage motoroliedruk detecteert.
28)
KNIPPEREN: VERSLECHTERDE MOTOROLIE (alleen dieselversies met DPF)
Het lampje gaat knipperend branden en bij sommige versies wordt een bericht weergegeven. Afhankelijk
van de versie, kan het lampje als volgt knipperen: gedurende 1 minuut elke twee uur of met cycli van 3
minuten met intervallen van gedoofd lampje gedurende 5 seconden, totdat de olie wordt ververst.
Na de eerste melding zal, bij elke start van de motor, het lampje blijven knipperen zoals hiervoor
beschreven totdat de olie wordt ververst. Bij sommige versies verschijnt een speciaal bericht op het display.
Het knipperen van het lampje moet niet als een storing worden beschouwd, maar wil de bestuurder erop
wijzen dat de motorolie moet worden ververst na een normaal gebruik van de auto.
De verslechtering van de motorolie wordt versneld door overwegend stadsgebruik van de auto, waardoor
het DPF-regeneratieproces vaker moet worden uitgevoerd, en ook door gebruik van het voertuig voor korte
ritten, waardoor de motor niet op bedrijfstemperatuur kan komen, herhaald onderbreken van het
regeneratieproces, hetgeen wordt aangegeven door het branden van het lampje
. 29)
BELANGRIJK
28) Als het waarschuwingslampje gaat branden wanneer de auto rijdt, moet de motor onmiddellijk afgezet worden en contact opgenomen
worden met het Fiat Servicenetwerk.
29) Als het lampje gaat branden, moet de verslechterde motorolie zo spoedig mogelijk, en in elk geval binnen 500 km nadat het lampje voor
het eerst gaat branden, ververst worden. Veronachtzaming van bovenstaande aanwijzingen kan leiden tot ernstige schade aan de motor
en de garantie doen vervallen. Vergeet niet dat het branden van dit lampje niets te maken heeft met het oliepeil in de motor. Voeg dus
absoluut geen motorolie toe als het lampje begint te knipperen.
52
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL