Operation Manual

125
ELEKTRONISCHE
REGELEENHEDEN
Bij een normaal gebruik van de auto
zijn speciale voorzorgsmaatregelen
niet nodig.
Het is echter nodig de volgende
aanwijzingen nauwkeurig op te volgen
bij werkzaamheden aan de elektrische
installatie of bij een noodstart:
– Koppel de accu nooit los van de
elektrische installatie bij een draaiende
motor.
– Koppel de accuklemmen los al-
vorens de accu met een acculader op
te laden.
– Gebruik nooit een acculader voor
het starten van de motor, maar ge-
bruik een hulpaccu.
– Let op een goede aansluiting tus-
sen de accu en de elektrische installa-
tie, zowel wat betreft de juiste aan-
sluitwijze als de juiste verbinding tus-
sen de polen en de kabeluiteinden.
– Neem de stekkers van de regel-
eenheden nooit los en sluit ze nooit
aan als de contactsleutel in stand
MAR staat.
– Controleer de polariteit niet door
middel van vonken.
– Neem de stekkers van de regel-
eenheden los voor het uitvoeren van
laswerkzaamheden aan de carrosserie.
Verwijder de regeleenheden als de
temperatuur boven de 80°C stijgt (bij-
zondere werkzaamheden aan de car-
rosserie, enz.).
BELANGRIJK Een niet correcte
installatie van een radio en/of diefstal-
alarm kan tot storingen in de elektro-
nische regeleenheden leiden.
BOUGIES
Schone en goede bougies met de
juiste warmtegraad zijn van doorslag-
gevend belang voor een goede wer-
king van de motor en een lage uit-
stoot van schadelijke stoffen van de
motor.
De informatie die de bougie fig. 21
levert aan een deskundige is een be-
langrijke bron voor het opsporen van
de storing, ook als deze niet door de
ontsteking wordt veroorzaakt.
Het is daarom belangrijk dat bij sto-
ringen in de motorwerking de bougies
worden gecontroleerd door een Fiat-
dealer.
Modificaties of repara-
ties aan de elektrische in-
stallatie die niet correct
worden uitgevoerd en waarbij
geen rekening wordt gehouden
met de technische specificaties
van het systeem, kunnen storin-
gen in de werking en zelfs brand-
gevaar veroorzaken.
fig. 21
P3P00273